Tekst André Twigt
Foto CZMCARIB
CARMIL moet voor vol worden aangezien
Om het Caribisch deel van het Koninkrijk in de toekomst beter tegen mogelijke vijandelijkheden te beschermen, moet de territoriale verdediging op de eilanden worden verbeterd. Dat betekent werk aan de winkel voor de Caribische Militairen (CARMIL). Deze groep van dik 200 man moet worden doorontwikkeld tot een lichte infanterie-eenheid op compagniesniveau. Om dat te bereiken, gaat er operationeel veel veranderen.
Eerste onderwerp: naamgeving
Het eerste onderwerp is de naamgeving. Nu nog is de CARMIL een verzamelnaam van de Curaçaose en Arubaanse Militie. Dat laatste woord verwijst naar de oude situatie met dienstplichtigen en duidt op een paramilitaire organisatie en dat is niet meer van deze tijd. “De Caribische militair moet voor vol worden aangezien; daarvoor gaat de aanduiding militie verdwijnen”, aldus kapitein (KL) Simon. Als secretaris van de Werkgroep CARMIL houdt hij de vinger aan de pols van het Project Professionalisering CARMIL. In de volksmond spreekt men, net als in dit artikel, inmiddels over ‘militairen’.

Samen met Nederlandse militair
Aan het enthousiasme van de CARMIL zal het welslagen van de komende professionaliseringsslag niet liggen. “Een recente enquête door het Marine Training Command in Doorn wees uit dat de mannen gretig en gemotiveerd zijn om naar een hoger niveau te worden getild”, vertelt Simon. Het ambitiedocument voor het project voorziet volgens hem in een militair die inzetbaar is voor alle hoofdtaken.
Dat zijn gevechtstaken als lichte infanterist, humanitaire steunverlening, ceremoniële taken en de bewaking en beveiliging van vitale objecten. Daarbij nauw samenwerkend met de Nederlandse militair. “Ook die heeft een rol bij de verdediging van de overzeese Koninkrijksdelen. Zo is op Curaçao de Compagnie in de West van de landmacht gestationeerd en op Aruba het 32e Raiding Squadron van het Korps Mariniers.”

Geen gezonde leeftijdsopbouw
Om de verdere professionalisering gestalte geven, wordt er gewerkt over 4 sporen. Die voorzien volgens Simon in: het verhogen van de inzetgereedheid; herziening van de rechtspositie; modernisering en verbetering van kleding, uitrusting, individuele en groepswapens, bijbehorende optieken, verbindingssystemen en wagenpark. Het vierde en laatste spoor bestaat uit het bieden van loopbaanperspectief. Nu nog geldt dat Caribische Militairen bij het bereiken van de leeftijd van 30 jaar de dienst moeten verlaten. Hierdoor is er nu geen sprake van een gezonde leeftijdsopbouw binnen de rangen. “Een adjudant van 26 is niet bepaald een voorbeeld van wenselijke opbouw in ervaring en rangen”, aldus Simon. Het gaat 5 tot 7 jaar duren om de CARMIL volgens de juiste leeftijdsopbouw volledig gevuld te krijgen. Ook moeten er allerlei randvoorwaarden, waaronder toe te kennen vakantiedagen en toepassing tuchtrecht worden herzien en aangepast. Wat rangen betreft blijft majoor de hoogste rang binnen de CARMIL.

Meer kruisbestuiving
Om meer perspectief te bereiken, dient de CARMIL niet alleen als zelfstandige eenheid, maar ook binnen het Commandement der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) te worden ingezet. CZMCARIB is als regionaal bevelhebber verantwoordelijk voor opleiding, gereedstelling en inzet. “Om dat te bereiken, willen we meer kruisbestuiving. Zo moet een CARMIL-monteur ervaring kunnen opdoen bij andere eenheden van het Defensiebedrijf in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo ook officieren die een staffunctie vervullen.”
Op die manier ontstaat er volgens Simon een meer divers beeld binnen CZMCARIB, wat beter overeenkomt met de samenstelling van de bevolking op de eilanden. En hij voegt eraan toe: “Een tweede loopbaanperspectief moet er komen richting overheidsdiensten als het gevangeniswezen, douane en politie.”

Meer gevechtsoverdracht
Om een hogere operationele standaard te bereiken, is per 1 maart het aantal CARMIL-eenheden die wachtdiensten bij met name kazernes op Curaçao en Aruba uitvoeren, teruggebracht tot 1 peloton. Door die maatregel hebben 2 pelotons meer zogenoemde ‘gevechtsoverdracht’ en kunnen zij in een doorlopende lijn trainen. “Het overgebleven peloton gaat anderhalf jaar lang met vrijwilligers wachtdiensten draaien. Tegen die tijd heeft de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie naar verwachting alle taken overgenomen.”

Qua cultuur van elkaar leren
Nog even terug naar de eerder genoemde rechtspositie. Simon vertelt dat die een fikse revisie verdient. “Alle Caribische Militairen zijn aangenomen op basis van een verordening uit de jaren 60. Inmiddels is wel officieel vastgesteld dat het om beroepsmilitairen gaat. De verordening die dat vastlegt treedt 1 januari 2026 in werking.”
Om in de nabije, meer gezamenlijke, toekomst beter met elkaar om te kunnen gaan, en qua cultuur van elkaar te leren, heeft de firma Deloitte onderzoek gedaan naar de Curaçaose, Arubaanse en de Nederlandse cultuur. “Soms wordt onderschat hoe anders de Caribische cultuur is”, aldus Simon. “Het is een wereld van verschil. Zegt een Nederlander vaak wat ‘ie wil en denkt, hier zijn mensen terughoudender en is vooral respect heel belangrijk. Alle uitkomsten van het onderzoek nemen we mee in ons actieplan.”