Bewindslieden voortvarend uit de startblokken om Defensie sterker en slimmer te maken
De eerste honderd dagen zitten erop voor de nieuwe minister en staatssecretaris van Defensie. Ze konden meteen flink aan de bak. “Het is echt nodig. We hebben geen tijd te verliezen.”
Tekst: kapitein Arjen de Boer | Foto's: Phil Nijhuis en uit archief Mediacentrum Defensie (MCD)
De één is een politicus in hart en nieren. De ander is zowat militair gedoopt. Twee verschillende werelden, maar samen staan ze sinds enkele maanden aan het roer van Defensie. Minister Ruben Brekelmans (38) en staatssecretaris Gijs Tuinman (44) moeten nu de monsterklus klaren om de krijgsmacht sterker en gevechtsklaar te maken. Belangrijk daarbij is de focus op Hoofdtaak 1: de verdediging van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten.
Gaandeweg hebben ze al veel van elkaar kunnen leren. Tuinman de (internationale) politieke skills van Brekelmans, en omgekeerd kreeg de minister militaire inzichten mee van de oud-commando. Best handig in deze hectische tijden met een oorlog in Europa en een wereldwijd verslechterde veiligheidssituatie. “We hebben het stokje rennend overgenomen”, zei Brekelmans afgelopen juli tijdens een eerste kennismaking met defensiecollega’s. Hoog tijd om na honderd dagen te checken hoe de bewindslieden nu in ‘de wedstrijd’ zitten.
Kijkend naar de defensieplannen en alle aangekondigde investeringen bent u inmiddels aan het sprinten. Hoe is dat voor u?
Brekelmans: “Het is echt nodig. De veiligheidsdreigingen zijn acuut en reëel. Daarom maken we direct de vertaalslag van de Defensienota naar concrete investeringen in materieel en mensen. Ook als het gaat om steun aan Oekraïne. Dus niet alleen plannen op papier, maar ook daden. We hebben gewoon geen tijd te verliezen.”
Tuinman: “De snelheid waarmee we als Defensie moeten veranderen, is niet omdat we dat zelf willen, maar omdat de situatie in de wereld dat van ons vraagt. Hoe sneller we de organisatie op orde hebben, hoe groter de afschrikking die er vanuit gaat.”
U heeft veel werkbezoeken afgelegd om de organisatie te leren kennen. Wat is u opgevallen?
Brekelmans: “In de buitenwereld moet ik regelmatig uitleggen welke dreiging op ons afkomt en hoe serieus we dat moeten nemen. Bij een werkbezoek hoeft dat niet. Collega’s zijn bevlogen en trots, dat geeft energie.”
Tuinman: “Tijdens mijn militaire loopbaan zat ik vooral in de tip of the spear, bij de operationele eenheden die aan de voorkant van het gevecht zitten. Mijn werkbezoeken zijn nu vooral aan de achterkant, bij de logistieke en ondersteunende eenheden. Wat eigenlijk de nieuwe voorkant is, want we moeten het gevecht kunnen volhouden. De drive die je overal ziet, zie ik net zo hard terug bij al die logistieke ondersteunende eenheden. Dat geeft vertrouwen.”
Onze collega’s voelen de urgentie. Geldt dat ook voor de buitenwacht?
Tuinman: “Tijdens mijn overleggen met provinciale overheden zeg ik altijd dat Defensie beschermt wat ons dierbaar is. Daar hebben we meer tanks, vliegtuigen, cybercapaciteiten voor nodig en meer ruimte om te oefenen. Dierbaar betekent ook dat we onze manier van leven willen beschermen.
De minister en ik zijn allebei vader. Als we deze wereld willen doorgeven aan onze kinderen vergt dat een inspanning. Van iedereen. Daarom wil ik samen vaststellen dat er daadwerkelijk wat moet gebeuren om bijvoorbeeld meer oefenruimte voor Defensie te vinden. Tegelijkertijd luister ik goed wat de zorgpunten in de regio zijn. Maar gezien de veiligheidssituatie kan het dus betekenen dat er iets in je achtertuin gaat gebeuren. Daar moeten we kraakhelder in zijn.”
Het is druk op de wapenmarkt. Veel landen bestellen, terwijl productiecapaciteit schaars is. Hoe zorgt u dat Nederland niet achteraan in de rij staat?
Brekelmans: “Volgens mij is internationale coördinatie belangrijk. Zowel binnen de NAVO als de EU. In de vraagbundeling valt volgens mij nog winst te behalen. Want we zijn allemaal op zoek naar dezelfde wapensystemen. We moeten oppassen dat we elkaar niet weg concurreren. Als we de vraag van meerdere Europese landen bij elkaar brengen, zijn er misschien meer mogelijkheden om snel de juiste spullen te kopen. Daarbij is de samenwerking tussen Defensie en het Nederlandse bedrijfsleven onmisbaar. Zo kunnen we ook laten zien wat onze eigen defensie-industrie te bieden heeft.”
Ondertussen leveren we wapens en munitie aan Oekraïne. Tegelijkertijd moeten wij ook sterker worden. Hoe bewaart u die balans?
Brekelmans: “In de eerste fase van de steun aan Oekraïne keken we naar wat we konden missen. Denk bijvoorbeeld aan de F-16’s en Pantserhouwitzers. Daarbij maak je steeds de afweging wat het betekent voor onze eigen gereedheid. Dat konden we opvangen, maar dat wordt steeds moeilijker. Dus verschuift het zwaartepunt meer naar extra productie die de industrie kan leveren. Dus zoals het actieplan drones wat we onlangs hebben aangekondigd. Dat zijn geen middelen die wij in onze magazijnen hebben liggen. Dat zijn drones die de industrie ontwikkelt, in veel gevallen samen met Oekraïne. Zo maken wij meteen ook onze krijgsmacht sterker.”
Tuinman: “Er is ook een win-win-effect. Door onze samenwerking met Oekraïne leren we continu op het gebied van innovatie. Alle data die terugkomt van het front, is uniek en daarmee maken we onze systemen ook slimmer en beter. Doen we dat niet, dan zouden wij niet goed begrijpen hoe het toekomstige gevecht gaat.”
In mijn omgeving hoor ik weleens zorgen over de toekomst; komt er een oorlog? Hoe kijkt u daar naar?
Brekelmans: “Alles wat wij nu doen, is erop gericht om dat niet te laten gebeuren. Investeringen zijn bedoeld om oorlog en agressie te voorkomen. We willen laten zien dat we een weerbare samenleving zijn met een sterke krijgsmacht. Daarmee ontmoedigen we Rusland en voorkomen dat ze een vinger naar ons uitsteken.”
Tuinman: “Ik heb veel van mijn jongere tijd in oorlogsgebieden gewerkt. Wat ik weet, is dat echt elke inspanning het waard is om niet in zo’n situatie te komen. Ik ben ervan overtuigd dat we nu de juiste koers varen. Maar soms zit ik met hoofdpijn in de auto naar huis. Want hoe bewaar je een goede balans tussen bewustwording, het kweken van weerbaarheid, zonder in een angstbeeld te vervallen. Maar wat we nu doen, is wel hard nodig. Het is een lastige kwestie, maar toch denk ik dan vaak: ‘deze week hebben we weer gedaan wat noodzakelijk is om te voorkomen wat niemand wil meemaken’.”