Ondersteuningscommando nog niet klaar voor hoofdtaak 1
Ondersteuning speelt een niet mis te verstane rol in de voorbereiding van Defensie op hoofdtaak 1; de bescherming van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten. Maar het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) is na jaren van bezuinigen nog niet klaar voor die taak.
Tekst: Coen Heil, kapitein Jessica Bode | Foto: korporaal-1 Barend Westerveld, archief Mediacentrum Defensie
“Maar waar ik wel blij mee ben, is dat we op volwaardige wijze zijn meegenomen in de Defensienota van het kabinet”, reageert DOSCO-commandant luitenant-generaal Jan-Willem Maas tevreden. “Dat houdt in dat er voor de logistieke ondersteuning extra geld is gereserveerd.” Waarmee hij onder meer doelt op strategisch transport van materieel en medische verzorging. “We zijn in een situatie beland, waarin we rekening moeten houden met een conflict dat jou uitkiest in plaats van andersom”, doelt hij op de Russische dreiging.
Wat doet het DOSCO?
Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) is verantwoordelijk voor de operationele ondersteuning van de gehele krijgsmacht op logistiek, medisch en facilitair gebied. Van opleiding, het beheer van vastgoed, de fysieke en mentale gezondheidszorg van militairen tot werving, beveiliging en bewaking van vliegbases en kazernes, het vervoer van mens en materieel en de catering op defensielocaties tijdens oefeningen en bij inzet in Nederland.
Onzichtbaar
De generaal zit deze week precies een jaar op functie. Het viel hem de afgelopen maanden op hoe onzichtbaar het DOSCO eigenlijk is. “Ik heb in augustus bijna alle bedrijven bezocht om te zien welke onderdelen er allemaal zijn. Er waren er bij waarvan ik het bestaan niet afwist, zoals de bloedbank. Ik wist ook niet dat we over vierhonderd eigen treinstellen beschikken", blikt Maas terug, tijdens een werkbezoek aan het Centraal Militair Hospitaal (CMH) en het Calamiteitenhospitaal in Utrecht. “Er vindt veel goed werk plaats, maar het is dus lang niet altijd zichtbaar. Het maakt ook niet uit op welke locatie je komt, maar je komt altijd wel in aanraking met onderdelen van ons commando. Dat besefte ik voorheen nooit.”
Ruimte voor verbetering
Generaal Maas was het voorbije jaar getuige van de transitie richting hoofdtaak 1, die ook gevolgen heeft voor zijn eigen eenheid. “Ik denk dat we in het verleden voornamelijk vraaggestuurd werkten. Alles was efficiënt ingericht binnen één organisatiedeel, terwijl we nu meer moeten nadenken over de vraag wat we vanuit onze expertises moeten gereedstellen aan andere, Operationele Commando’s zoals de landmacht of de luchtmacht." Daarbij is ruimte voor verbetering: “Soms denk ik dat we het tempo kunnen verhogen door minder te kijken naar elkaars verschillen en meer naar de overeenkomsten."
Dienstverlener
Als voorbeeld noemt hij het commando dat verantwoordelijk is voor materieel en IT (Commit) en zijn eigen club. “We zijn allebei dienstverleners en ondersteuners van de krijgsmacht… maar de brandstof, munitie en kleding die Commit verstrekt, worden door onze vracht- en vervoersmiddelen bij de eenheden gebracht. Daarom moeten we kijken hoe we zaken dichter bij elkaar kunnen brengen: minder competitie en meer samenwerking.”
Meer samenwerking
Bij het commando rijst tegenwoordig wel steeds vaker de realistische vraag: hoe gaan we een crisis of conflict te lijf? “Dat is best gecompliceerd”, antwoordt Maas desgevraagd. Toewerken naar een operationele krijgsmacht heeft tot gevolg dat het ondersteuningscommando meer het initiatief moeten nemen.
“Hoeveel containers denken we bijvoorbeeld nodig te hebben als een brigade van de landmacht of een squadron F-35’s wordt ingezet? We moeten onze middelen efficiënt inzetten en nadenken met welke stakeholders en civiele partners we kunnen samenwerken. Zoals met ProRail, dat onze eigen spoorwagons met voertuigen en containers naar de juiste locatie vervoert”, stipt de generaal een concreet voorbeeld aan.“
Personeel uitwisselen
Als ander voorbeeld noemt Maas het CMH, de spil in de verzorging van militairen en gewonden: “Dit ziekenhuis heeft samenwerkingsverbanden met civiele hospitalen en wisselt regelmatig personeel uit.” En mocht Nederland in een crisis en conflict belanden, kan er eveneens een beroep worden gedaan op het Calamiteitenhospitaal, dat grenst aan het CMH.
“Dit is een unieke buffer waar mensen na een ramp kunnen worden behandeld. Daarnaast levert de samenwerking met veertien ziekenhuizen in ons land nog eens 350 extra bedden op. Dat is uiteindelijk niet voldoende, maar het zorgt wel voor ademruimte.”
Daarom is het voor Maas essentieel om de capaciteit verder uit te breiden. “Niet alleen door onze huidige samenwerkingen met ziekenhuizen te versterken, maar ook door nieuwe samenwerkingen aan te gaan met andere zorginstellingen. Zo kunnen we sneller inspelen op acute zorgbehoeften in tijden van crisis of een grote ramp.”