Tekst KAP Jaap Wolting
Foto Heidie Mulder-Stoffer
45 Painfbat prept voor missies
Uitgerekend het bataljon dat enkele jaren geleden opgeheven dreigde te worden door de bezuinigingen is een van de weinige gevechtseenheden die zich momenteel wél maximaal voorbereidt op operationele inzet. Eenheden van 45 Pantserinfanteriebataljon Regiment Infanterie Oranje Gelderland trainen voor uitzendingen naar Litouwen en Afghanistan.
“De Charlie-compagnie staat gepland voor de enhanced Forward Presence van de NAVO, de Alfa-compagnie voor missie Resolute Support”, aldus bataljonscommandant luitenant-kolonel Remco van Ingen. “Omdat de club die naar de Baltische staat gaat een teamsamenstelling is, voegen we daar naast pantserinfanterie ook antitank, GNK en genie aan toe.”
Puist werk
Alles bij elkaar opgeteld kom je dan voor beide missies samen uit op meer dan 200 mannen en vrouwen. Al die militairen moeten opwerken om aan de vakinhoudelijke eisen te voldoen; alles afgevinkt hebben voor ze mogen afreizen voor hun tour of duty. Waar dat voor de coronacrisis al tot een enorme puist werk leidde, is dat nu helemaal een ingewikkelde puzzel geworden voor het bataljon.
Sober karakter
“Vooral in de planning zorgt het voor creatief omdenken”, verklaart Van Ingen droogjes. “Zolang je de doelstellingen maar haalt. Bepaalde zaken pas je aan, andere elementen krijgen een soberder karakter zoals de scenario’s met gewonden en geneeskundige afhandeling. Ga je met een peloton naar het ISK, sta je niet met 10 man op de baan maar met 5. Train je met de organieke voertuigen (CV90-infanteriegevechtsvoertuig, red.) bekijk je of het echt noodzakelijk is dat al het personeel in die pantserbak zit. En moet je bepaalde zaken doen, terwijl je weet dat de commandant en de boordschutter naast elkaar in een toren zitten, bekijk dan of je in elk geval het aantal herhalingen naar beneden kunt bijstellen. We gaan dus heel bewust om met de risico’s en houden slechts het hoognodige over. Door een uitdagende oefening bij het Gefechtsübungszentrum Altmark in Duitsland is dus bijvoorbeeld rigoureus een streep gezet. Ja, tuurlijk was dat een domper.”
Johannes Postkazerne nagenoeg uitgestorven
Waar het normaliter op een doordeweekse dag bruist van het leven op de JPK, is het kazerneterrein nu nagenoeg uitgestorven. Je moet echt weten waar de activiteiten plaatsvinden. Bij menig eenheid is het nu aanmerkelijk rustiger dan bij het 45e. Veel personeel zit dan ook verplicht thuis. Ook in het KEK-gebouw zijn de richtlijnen aangepast. De eetzaal is weliswaar open, maar na de maaltijd even blijven hangen voor een bakkie is niet de bedoeling.
Onbekende situaties
Van Ingen geeft aan dat zijn bataljon niet nu al de perfecte oplossing heeft voor beide opwerktrajecten. “Heel simpel: wat het meest urgent is, plannen we eerst.” Het is dan ook een proces dat continu door loopt, met aan het eind verschillende vertrekdata. Eerst gaat de C-cie in juli naar Rukla, pas in oktober vliegt de A-cie naar Mazar-e-Sharif. “De nieuwe omstandigheden zorgen in ieder geval wel voor veel vindingrijkheid bij een hoop lui”, vervolgt de overste tevreden. “Militairen wennen dan over het algemeen ook rap aan onbekende situaties. Dus het aangepaste battle rythm, de nieuwe manier van overleggen, een modus vinden waardoor signalen vanuit de eenheid nóg sneller hun weg omhoog vinden: elke dag leren we weer iets bij. Het enige wat nog steeds erg lastig is, is dat we allemaal toch de natuurlijke neiging hebben om samen te klitten. Daar moeten we elkaar echt op aanspreken.”
De juiste manier
Dat de coronacrisis veel vragen oproept bij het personeel is de pantserinfanterist niet ontgaan. “Zeker toen we weer gingen opstarten”, aldus Van Ingen. “Mag ik m’n kinderen wel naar de opvang brengen? Waarom kunnen wij niet getest worden op COVID-19? En met hoeveel man kunnen we op 1 kamer slapen? Als kader hebben we geprobeerd daar zo goed mogelijk antwoord op te geven, maar we moesten uiteraard wel gewoon verder. Weet je, uiteindelijk hebben we gewoon een heel bijzonder beroep. Praktisch maken we nu in vredestijd die standaard slogan al waar: ‘doorgaan waar anderen stoppen’. Net als alle andere Nederlanders proberen we daar wel de juiste manier voor te vinden. Ook wij zijn erachter gekomen dat niet alles meer vanzelfsprekend is.”