Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 03-04 | 2015
Als driedubbele underdog tegen de Duitsers
Meivlieger Hans Hellendoorn is in meidagen waarnemer Fokker C.V
Een toestel ontworpen net na de Eerste Wereldoorlog dat het gevecht moest aangaan met jagers van ruim een decennium later. Zo oneerlijk was de strijd van de Fokker C.V tegen de Luftwaffe in de meidagen van 1940. De lichte verkenner die voor het eerst vloog in 1924, had bij de militaire luchtvaart al lang vervangen moeten zijn. Toch trokken de Meivliegers er mee ten strijde. Onder hen waarnemer Hans Hellendoorn.
Een dubbele houten vleugel en een gelaste stalen buisromp bekleed met linnen. Zo zien de meeste vliegtuigen er in de Eerste Wereldoorlog uit. Zo ook de Fokker C.V uit 1924, overigens één van de succesvolste ontwerpen van Fokker. De dubbeldekker, inzetbaar als verkenner en tweepersoonsjager, komt in flinke aantallen in dienst bij de Luchtvaartafdeeling. Het is geliefd, robuust, maar verre van vernieuwend.
WC-rol
Hans Hellendoorn (25-12-1918) is nog 18 als hij tijdens zijn dienstplicht overstapt van de infanterie naar de opleiding reserveofficier waarnemer op Soesterberg. “Meteo-morseseinen, fotografie met grote camera’s, schieten, bommen richten, kaartlezen en natuurlijk vliegen. Ik leerde het daar allemaal. Het was een geweldige tijd. De 1e paar dagen werd ik wel ‘kotsgedraaid’ door de vlieger, maar krijgertje spelen in de wolken was adembenemend, met luchten zó intens blauw. Het ging ook wel eens mis: collega’s met vleugels in de bomen of met landingsgestellen in het prikkeldraad omdat ze niet zagen waar het vliegveld precies begon. Ik was artilleriewaarnemer, opgeleid om vuurleiding te geven vanuit de lucht. Je communiceerde met de grondtroepen door lappen uit je vliegtuig te gooien. Lukte dat niet, dan schoot je met een soort pistooltje iets van een wc-rol, waarop een boodschap was geklad, naar beneden. Je was hartstikke druk daar achter in die cockpit. De vlieger zat natuurlijk, maar als waarnemer stond je meestal rechtop, je parachute onder je derrière. We vonden het allemaal mooi, maar ik had wel besloten dit niet mijn hele leven te doen.”
Bommen
Na zijn dienstplicht wordt Hellendoorn in april 1939 gemobiliseerd en komt op Gilze-Rijen terecht. “Het was spannend en na de Duitse inval in Polen nog meer.” Als Hitler in april ’40 Denemarken en Noorwegen binnenvalt, verhuist Hellendoorn naar het ‘geheime’ vliegpark Ruigenhoek, ten noorden van Noordwijkerhout. 10 C.V’en staan daar verscholen in een bosrand grenzend aan een geconfisqueerd weiland. “Goed gecamoufleerd – dat hadden we wel geleerd – en de Duitsers hebben ons niet kunnen vinden.”
Want op 10 mei is het mis. “De vliegtuigen die we al weken hoorden overkomen, waren boven zee omgedraaid en vielen Nederland in de rug aan. Wij kregen de opdracht om met 5 C.V’en de omgeving te verkennen en op vliegveld Valkenburg te kijken. Daar zag ik Junkers 52 transportvliegtuigen en mensen op de grond. Om de beurt hebben we bommen afgeworpen. Tijd voor richten was er niet. Ik weet eigenlijk niet eens of we wel een richter aan boord hadden. Ik keek omlaag en denk dat we alle 4 bommen in 1 keer hebben afgegooid.”
Smerige streek
In de volgende runs gebruiken de C.V’en mitrailleurs. “Zelf werden we ook beschoten. Ik herinner me dat ik tegen de vlieger ‘schreeuwde’ dat ik de linnen bespanning zag. ‘Moeten we niet wat hoger?!’ Maar al te hoog durfde je niet, want dan was je prooi voor de Duitse jagers.
Je was tijdens zo’n vlucht aldoor bezig en had geen tijd iets te voelen. Nou ja toch, vooral boosheid. Dat voelde je wél. Heel slim hoe de Duitsers dachten Den Haag te veroveren door 3 omliggende vliegvelden in te nemen. Militair gezien een voortreffelijke opzet, maar volgens ons een smerige streek. We voelden ons verraden. Daarom wilden we er tegenaan gaan. En door die vertraging kon het koningshuis ontsnappen en is Den Haag niet gevallen.”
Gevechten op de grond
In de meidagen maken de toestellen vanaf Ruigenhoek zo’n 30 vluchten herinnert Hellendoorn zich. “We zaten vol vertrouwen in de C.V; een steady stalen frame met brandstoftanks van natuurlijk rubber. Bij een kogelgat trok het materiaal weer samen.” Op 12 mei vliegt Hellendoorn met nog 3 C.V’en en 3 Fokker D.XXI’s ’s ochtends vroeg eerst naar Delft en dan Waalhaven, het vliegveld van Rotterdam. “In de haven zag ik een passagiersschip in brand staan. We moesten eigenlijk naar de Maasbruggen om te bombarderen, maar er waren teveel Duitsers. Dan door naar Ockenburg bij Den Haag om te bombarderen. Er waren gevechten op de grond en ik kon geen goed onderscheid maken tussen Nederlandse en Duitse troepen.” Daarom keren ze allen terug naar Ruigenhoek waar ze veilig landen.
Niet over bakkeleien
“Ik heb 2 lullige vluchtjes gemaakt”, vat een zeer bescheiden Hellendoorn zijn inzet samen. “Grondpersoneel heeft ontzettend veel gedaan om ons te kunnen laten vliegen”, benadrukt hij. “We hebben 1 sergeant-vlieger verloren bij een opdracht naar de Grebbeberg, maar verder niemand van onze verkenningsgroep. Van mijn opleidingsjaar 1937 zijn er 5 omgekomen. De C.V deed het goed. We waren er vertrouwd mee. Het was jouw toestel en daarmee moest je het doen. Niet verder over bakkeleien.”
Slechts één C.V is bewaard gebleven in Nederland. Deze ‘634’ bevindt zich in de collectie van de Aviodrome op vliegveld Lelystad.
Tekst: Arno Marchand
Foto’s: uit collectie Herman John Vermeulen en archief Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Video: Peter Visser
Regie: Ibrahim Selman
Montage: Pieter Hilbers