Tekst Ritmeester Saminna van den Bulk
Foto sergeant-majoor Hille Hillinga, adjudant Rob Westenberg, adjudant Ingrid Dijkhuis
Militairen strijden mee tegen corona
Weer staan ze aan het front in Nederland. Van Amsterdam tot Veendam: honderden militairen springen bij in zorgcentra, in de strijd tegen het coronavirus. Twee militairen vertellen over hun inzet.
Eind 2020 klonk een noodkreet. Zorgcentra kampten met hoog ziekteverzuim en een hoge werkdruk door de uitbraak van COVID-19, het virus dat ons land nu al bijna een jaar in zijn greep houdt. Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zet Defensie militairen in om de nood te lenigen.
“Defensie kan niet zomaar een complete corona-afdeling uit de grond stampen”, zei Defensieminister Ank Bijleveld hier eerder over. “Daarvoor hebben we gewoon niet genoeg medisch geschoolde militairen, gespecialiseerd in infectieziekten. Wel springen we bij om het nu al overbelaste zorgpersoneel te helpen. Met ‘handjes’, maar bijvoorbeeld ook logistieke ondersteuning.”
Een heftige klus, blijkt uit de verhalen van Bas en Ingrid. De één wordt ingezet in een revalidatiecentrum te Enschede. De ander is detachementscommandant van de zorginzet in een verpleeghuis in Groningen.
'Je probeert naast zorg ook troost te bieden'
Korporaal Bas (26), Geneeskundig Verzorger Individuele Gezondheidszorg (VIG), wordt ingezet op de cohortafdeling op locatie De Brink van zorgorganisatie Liberein in Enschede. Hij is werkzaam bij de Geneeskundige Compagnie van de 11 Luchtmobiele Brigade. Bas maakt deel uit van een samengesteld team, met militairen van 400 GNK en 11 Luchtmobiel, onder het bevel van 43Geneeskundige Compagnie.
“De notice to move kwam op 31 december, om 07.00 uur ’s ochtends. Op nieuwjaarsdag werd ik in Enschede verwacht. Schakelen? Nee, ik ben het wel gewend. Ik heb net de opleiding tot VIG’er afgerond. In de vorige coronagolf heb ik tijdens mijn stage ook op COVID-afdelingen gewerkt. Ik wist wat ik kon verwachten en was ook blij dat de oproep kwam: ik wil graag helpen in deze crisis.
We gingen na aankomst meteen aan de slag op de cohortafdeling. Hier zijn mensen opgenomen die COVID hebben, uit de thuissituatie of het ziekenhuis komen, maar het zelfstandig niet redden. Het proces op het revalidatiecentrum, omgetoverd tot COVID-unit, liep bij aankomst al heel gestructureerd. Er zijn hier allemaal harde werkers, maar er was wel behoefte aan steun. Met zijn tienen draaien we mee in hun team.
Ik help patiënten met het opstarten van hun dag. Fris ze op, breng hen naar het ontbijt. Ook doen we controlerondes en reiken medicatie aan. ’s Nachts monitoren we of mensen stabiel blijven. Afhankelijk van de situatie spelen we in op de behoefte. Je merkt dat patiënten veel slapen: door het virus zijn ze ontzettend moe.
Sommige patiënten zijn terminaal. Dat hoort bij het werk. Wat ik wel heftig vind, is dat de cliënten geen familie mogen ontvangen, behalve wanneer ze in de laatste fase van hun leven zitten. Mensen staan er dus grotendeels alleen voor. Zo werd er van de week een cliënt opgenomen wiens man een paar dagen eerder aan COVID was overleden. Dat is niet makkelijk. Je probeert dan naast zorg ook troost te bieden.
Zoals het nu lijkt, geven wij steun tot 20 januari. Ik zit momenteel in het traject om Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV’er) te worden. Ik wacht tot ik naar de Koninklijke Militaire School kan; tot die tijd hoop ik dat ik word ingezet voor COVID-hulp. De nood is hoog en ik ben echt blij dat ik mijn steentje kan bijdragen.”
'Het personeel zat met de handen in het haar'
Militair verpleegkundige adjudant Ingrid Dijkhuis (49) is detachementscommandant van de COVID-inzet bij de Veldspaat in Groningen. Samen met zeventien militairen van 43 Geneeskundige Compagnie staat zij het personeel van het verzorgingstehuis bij in de zorg voor dementerende bejaarde bewoners. 31 december gingen zij van start.
“Het zijn lange dagen, maar we doen het graag. In het begin was vooral het aanpassen aan de nieuwe situatie. De Veldspaat kampte met veel ziekte onder het personeel, maar ook onder de bewoners. Bijna de helft van de toen 85 bewoners was besmet met het coronavirus. Daar komt nog bij dat er in het verzorgingstehuis dementerende ouderen wonen. Anderhalve meter, daar snappen zij niets van. In die zin was de complete toren ‘besmet’.
We brachten eerst in kaart waar de nood het hoogst was. Het ‘belevingsgerichte’ verplegen op De Veldspaat moest plaatsmaken voor een aanpak zoals die in het ziekenhuis gebeurt. Dat betekent: veel structuur aanbrengen. Dat kunnen wij goed als militairen. Om 07.00 uur de bewoners wakker maken, medicatie uitzetten en delen en de alarmscores doen, zoals het checken van de hartslag, zuurstofgehalte in het bloed, temperatuur, bloeddruk en de ademhalingsfrequentie. En dat drie keer per dag, met regelmatig overleg met de dienstdoende arts. Er kwamen strikte protocollen. Ook het in- en uitsluizen van personeel moest op de schop. Onze HPG’er Van Riel (specialist Hygiëne en Preventieve Gezondheidszorg, red.) zette dit op; vier militairen van 43 Herstel Compagnie instrueerden vier dagen lang alle werknemers.
Het personeel zat met de handen in het haar en is daarom enorm blij met onze steun. De wil is er ook écht bij het personeel in De Veldspaat. Bedoeling is dat we hier tot en met 19 januari blijven. We helpen in de zorg, springen bij waar het kan. Daarnaast ligt de focus nu op advisering aan de directie en coaching van de zorgmedewerkers, zodat het personeel de processen straks over kan nemen als wij weg zijn.
Ja, we werken allemaal keihard, maar het is ook prachtig en zinvol werk. Pionieren. Iets opbouwen. Luisteren wat er speelt, het probleem concreet maken en aan de slag gaan: je ziet dat het werkt. Het geeft enorm veel voldoening, dat zie ik bij het hele team. Iedereen helpt elkaar, niemand doet moeilijk. Maar ik merk als detachementscommandant ook dat deze inzet heel wat van onze mensen vraagt. Een aantal leden van ons militaire team zijn helaas ook besmet geraakt de afgelopen dagen. Het virus slaat hard toe: op sommige afdelingen zijn van de tien bewoners nog maar zes mensen over. Ik heb collega-‘helpers’ bij me die net van de Algemene Militaire Opleiding komen en hier voor het eerst een overleden persoon zien. We houden de vinger aan de pols. Elke dag na de dienst wachten we op elkaar. Hebben we lekker gewerkt? Is er nog iets waar je mee zit? Iedereen wordt de mond gegund. We zijn echt een team met één taak: helpen waar we kunnen.”