Tekst BGEN Gijs van Keulen, KAP Marlous de Ridder (samenstelling)
Foto SGT Sjoerd Hilckmann, SGT Hille Hillinga
Kansen en uitdagingen van eenheid op wielen
Een organieke gemotoriseerde eenheid, inzetbaar in het gehele geweldspectrum en goed passend in de range van capaciteiten van special forces en luchtmobiel tot gemechaniseerd. De koers van 13 Lichte Brigade uit Oirschot is duidelijk. Maar wat betekent de transformatie voor het optreden van de brigade? Commandant 13 Lichte Brigade, brigadegeneraal Gijs van Keulen, over de kansen en uitdagingen van een eenheid op wielen.
Het idee om wielvoertuigen organiek in te bedden binnen de landmacht is niet alleen het gevolg van de bezuinigingen. Al eerder werd gesproken om het ‘gat’ tussen 11 Luchtmobiele Brigade en de gemechaniseerde eenheden op te vullen. Een gemotoriseerde eenheid is, als het gaat om snelheid, veelzijdigheid en aanpassingsvermogen, namelijk een essentiële aanvulling op de bestaande capaciteiten. Daarnaast zijn de exploitatiekosten van een gemotoriseerde brigade significant lager dan die van een gemechaniseerde. Bovendien kon met de omvorming van 13 Gemechaniseerde Brigade de opheffing van 45 Pantserinfanteriebataljon en de sluiting van de kazerne in Assen worden voorkomen.
Proefondervindelijk
Met de opdracht van Commandant Landstrijdkrachten om een organisatie te ontwikkelen met de beschikbare wielcapaciteit van de landmacht, gaat Van Keulen aan de slag. Dit betekent putten uit het huidige bestand Bushmasters, Mercedes-Benz 280 CDI’s, Fenneks, aangevuld met de nieuwe Boxer. Ook moet er een Functioneel Concept Gemotoriseerd Optreden (FC MOT) komen. Hierin staat de unieke rol en de ambitie van de lichte brigade beschreven. Belangrijk om richting te geven aan de complexe reorganisatie. En van belang als het gaat om doorontwikkeling, de behoeftestelling van nieuw materieel en voor veranderingen in organisatie, doctrine, tactieken en procedures.
Van Keulen: “We merken nu proefondervindelijk wat wel en niet werkt. De ‘pilotcompagnie’ van 17 Pantserinfanteriebataljon heeft daarin een belangrijke rol gehad. We hebben in de praktijk beoefend wat op papier is bedacht en dat heeft nuttige informatie opgeleverd. Zo zijn er op materieelgebied een aantal praktische aanpassingen nodig. Variërend van het donker verven van de binnenzijde van een luik en het voorkomen van zwiepende antennes in het gezicht van de boordschutter tot een achteruitrijcamera in de Bushmaster. Net als dat long range communicatiemiddelen onontbeerlijk zijn om dispersed (over grote afstanden en dieptes, red.) te kunnen opereren. We stellen nu prioriteiten naar haalbaarheid.”
Ervaring Fransen
Bij het ‘bouwen’ van de organisatie heeft de generaal onder meer gekeken naar de ervaringen van NAVO-partners als Frankrijk en België. Van Keulen: “De inzet van de Fransen tijdens operatie SERVAL in Mali bevestigen onze ideeën over de bewapening van de voertuigen. Deze landen hebben daarnaast veel ervaring met Afrika, ons focusgebied. We zullen in de toekomst dus meer met hen optrekken.” Het gebruik van documenten van internationale partners is echter maar voor een deel mogelijk, omdat de organisaties niet gelijk zijn. “We begeven ons op het gebied van tactieken en doctrine dus deels op onontgonnen terrein”, aldus Van Keulen.
Rol Bushmaster
Als voorbeeld noemt Van Keulen de (nieuwe) rol van de Bushmaster als infantry manoeuvre vehicle. “De inzet van dit voertuig was tot nu toe vrijwel altijd ad hoc. We deden het ‘erbij’ of ‘in plaats van’. Dit valt te verklaren, aangezien het optreden met de Bushmaster geen vast onderdeel van de operationele gereedstelling vormde. Pas tijdens het opwerken voor missies gingen we ermee aan de slag. De Bushmaster is binnen een lichte brigade meer dan alleen een transportmiddel, en zal ook op een flank vanuit een opstelling vuur uitbrengen ter ondersteuning van de uitgestegen infanteristen.”
Toegerust met een zware .50 en vrijwel altijd in combinatie met een peloton zware wapens met granaatwerpers en antitankwapens. Indien nodig krijgt de Bushmaster ondersteuning van een snipergroep. “Juist in de gesynchroniseerde inzet van de mix van middelen van de gevechtscompagnie zit de kracht.” Ook ziet Van Keulen mogelijkheden om met de compagnie te manoeuvreren. “Het is volstrekt helder dat rijdend vuren met een gestabiliseerd kanon, zoals de CV90’s en Leopards kunnen, met de huidige middelen niet kan. Dit wil echter niet zeggen dat manoeuvreren onmogelijk is.”
Soorten missies
“Het is al lang niet meer zo dat brigades afzonderlijk en met uitsluitend eigen middelen op missie gaan. Bij elke inzet wordt gekeken waaraan behoefte is. Wie is de tegenstander? In welk terrein treden we op? Wat is het mandaat? In mijn ogen is het samengesteld optreden met tanks, CV90’s, grondgebonden vuursteun, close air support en gevechtshelikopters noodzakelijk om met succes full spectrum het gevecht te voeren. Moeten we ook als lichte brigade voldoende escalatiedominantie hebben? Ja. Extra vuurkracht in de vorm van een direct firing platform sluit ik in de toekomst daarom niet uit.”