Harde conclusie
De afgelopen weken hebben voor mij vooral in het teken gestaan van ‘reflectie’. Dat is een mooi woord voor goed en diep zelf nadenken over ons vak. Met name waar het gaat om onze core business: operaties. Dat is hard nodig. De wereld om ons heen is immers aan het veranderen en wordt er zeker niet veiliger op. De dreigingen zijn inmiddels divers en acuut. Ze variëren van cyberoperaties tot grootschalig offensief optreden. Stilzitten is geen optie. We moeten daar op inspelen. Allereerst door in de spiegel kijken en onszelf een paar kritische vragen te stellen. Bijvoorbeeld: een conflict stabiliseren kunnen we inmiddels, maar kunnen we ook nog vechten met een brigade?
Die vraag stond dan ook niet voor niets centraal tijdens het Operational Seminar (OPSEM) van dit jaar, waar het niveau kolonel en brigadegeneraal van de KL werd bijgeschoold in operationeel denken. Maar deze vraag is momenteel ook een actueel thema in de hoofdkwartieren van al onze bondgenoten, evenals bij de Europese Unie en de NAVO. Mijn conclusie na al deze weken van denken, praten en testen is: we (de EU en de NAVO, onze bondgenoten én wij) zijn het vechten op het hogere niveau verleerd. Dat is een harde conclusie waar we het niet bij kunnen laten. We zullen dit dan ook op moeten pakken. Maar dat begint met een analyse. Waar liggen de problemen? In grote lijnen zijn dat er drie.
Ten eerste hebben we te weinig middelen. Dat is over de gehele linie het geval en dit probleem beslaat in feite de gehele krijgsmacht, maar voor het CLAS manifesteert het zich vooral bij de combat support en combat service support. De logistiek is bijvoorbeeld zo mager dat de bevoorrading van een beweeglijk vechtende brigade echt een probleem is. Bovendien kunnen we daardoor verliezen of tegenslagen niet meer opvangen. Het conflict in Oekraïne toont aan dat we een dringend tekort hebben aan grondgebonden vuursteun. Daarnaast is er ook een schaarste aan genie, de geneeskundige keten is bij lange na niet voldragen en onze command & control is onvoldoende mobiel en robuust. Zelfs sommige manoeuvre-eenheden beschikken over onvoldoende vuurkracht. Kortom, we hebben op dit front nogal wat uitdagingen. Het goede nieuws is dat de politiek dit begint te beseffen en over de brug komt. Dat gaat weliswaar langzaam, maar de beweging is wel goed. En hard nodig bovendien.
Ten tweede is veel kennis van het vechten en opereren op dit niveau weggezakt. Door de nadruk op missies zijn we de afgelopen jaren een aantal taken een beetje uit het oog verloren. Dat is logisch, maar gezien de ontwikkelingen moet die focus wel snel terug. Natuurlijk betekent dat niet een teruggang in de tijd. Zo gemakkelijk komen we er niet van af. We zullen nieuwe doctrines moeten ontwikkelen, die passen bij de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van deze tijd. Juist daarom ben ik heel dankbaar dat we, samen met Duitsland, een legerkorps hebben waar de kennis van het operationele niveau is geborgd. Daar kan ons denken verder worden gebracht en daardoor kan deze staf als trekker optreden in dit traject. Maar inmiddels zijn ook de brigadehoofdkwartieren hard aan de slag om de achterstand in te lopen. Zij zijn immers de onmisbare schakel in het ‘gevecht van verbonden wapens’ in een joint, combined en interagency omgeving. Zonder deze hoofdkwartieren gaat het zeker niet werken.
Ten slotte is er nog onze state of mind. Hoewel ik niets te klagen heb over de moed, toewijding en veerkracht op het individuele niveau, schort het hieraan op het hogere niveau. In de missies van de afgelopen decennia opereerden we vaak relatief statisch vanaf grote kampementen. Uit tactische overwegingen werd veelal omzichtig opgetreden en werden soms zelfs opzettelijk risico’s vermeden, omdat we op het niveau van de task force konden kiezen welk gevecht we wel en welke we vooral niet aan moesten gaan. In grootschalige gevechtsoperaties heb je die luxe niet. Die win je alleen door op hoog niveau risico’s te nemen, tegenstanders uit te manoeuvreren, verrassend op te treden en (vooral) de wil om te winnen. In Irak en Afghanistan hebben we aangetoond dat we op het technische en tactische niveau zo'n uitdaging aankunnen. Nu is het hoog tijd die kwaliteit terug te brengen op het operationele niveau. Want dat kan wel eens snel nodig zijn.
Luitenant-generaal Mart de Kruif
Commandant Landstrijdkrachten