Tekst KAP Marlous de Ridder
Foto SGT Hille Hillinga (boven)
Interview Commandant Landstrijdkrachten
Met het extra geld dat Defensie krijgt, lijkt de weg omhoog gevonden. Ook de Koninklijke Landmacht wordt versterkt. Maar de pijn van de vorige bezuinigingen is nog goed voelbaar. Oefeningen worden geschrapt, reservisten minder opgeroepen en dienstreizen geminimaliseerd. Een bittere pil voor Commandant Landstrijdkrachten, luitenant-generaal Mart de Kruif. Toch is er licht aan het einde van de tunnel meent de landmachtbaas. “Nederland heeft de krijgsmacht harder nodig dan ooit.”
Om maar met een positieve ontwikkeling te beginnen. Nederland krijgt weer tanks dankzij verregaande samenwerking met Duitsland. Hoe uniek is deze constructie?
“De samenwerking is vooral grensverleggend. Niet eerder ging integratie tussen 2 landen zo ver. De bemanningen treden straks gemixt op. Overigens is het een win-win situatie. Wij leveren 100 man personeel en dragen onze overgebleven 16 Leopards over, die krijgen in de fabriek een update naar de modernste maatstaven. Voor die prijs krijgen we feitelijk een bataljon met 44 tanks terug. Dankzij het herinvoeren van de tankcapaciteit behouden we kennis van full spectrum operaties en kunnen we op iedere dreiging gepast reageren.”
Ziet u de terugkeer van de tanks als een persoonlijke overwinning? U bent immers in Duitsland onderscheiden voor uw inzet tot meer samenwerking.
“Dat is echt te veel eer. De minister en de Commandant der Strijdkrachten hebben hierin een cruciale rol gespeeld. Daarnaast maken mijn stafofficieren, die al op alle niveaus binnen de Duitse krijgsmacht aanwezig zijn, dit mogelijk. En niet te vergeten de jarenlange samenwerking binnen het Duits-Nederlandse Legerkorps, 1 GNC is absoluut de katalysator in dit proces. Wat we nu met de tanks doen, kan alleen als er tussen beide landen vertrouwen is. Blind vertrouwen. We komen elkaar tijdens operaties tegen en vechten schouder aan schouder als het moet. As we speak rijden in Mazar-e-Sharif Duitse voertuigen met Nederlandse force protection. Het is niet alleen het uitwisselen van materieel, dat is de ‘makkelijke’ variant. Het gebruikmaken van elkaars expertise en ervaring maakt beide landstrijdkrachten zonder twijfel sterker.”
Samenwerken is dus het toverwoord. Ook voor 2016 ligt de focus op het verdiepen van de relaties met de internationale partners. Hoe ver kunnen we nog gaan?
“We zijn nog maar net begonnen! Ik denk bijvoorbeeld aan samenwerking binnen de luchtverdediging. Amerika is erbij gebaat een sterke Europese partner te hebben. Nederland en Duitsland hebben als enige het Patriot-systeem. Nu de Patriots terug zijn uit Turkije, kan daar serieus naar worden gekeken. Ook de samenwerking tussen 13 Lichte Brigade en Frankrijk krijgt vorm. Het vergt aftasten, er is goedkeuring nodig van de politiek. Maar vast staat dat we het niet alleen kunnen.”
Een groot deel van het extra geld gaat naar de versterking van de personele gereedheid. Kunt u hier concrete voorbeelden van noemen?
“Op personeelsgebied zijn er een aantal belangrijke ontwikkelingen. We investeren in cyber. Elke dag worden onze netwerken aangevallen. Deze dreiging zie je niet, maar is er wel degelijk. Om invulling te geven aan het groeiende takenpakket krijgen de EOD en JISTARC meer mensen. Door het versterken van het opleidings- en trainingsveld worden de eenheden iets ontlast in hun opleidingsinspanningen. Bovendien gaat de gereedstelling van 24 naar 27 maanden. Op veel fronten zien we dus een kwaliteitsslag.” <<Zie kaders voor alle maatregelen>>
U vergelijkt de landmacht regelmatig met een motor die vastloopt. De smeerolie is op. Komen we met het extra geld uit het rood?
“Nog niet, maar we gaan de goede kant uit. Mijn grootste zorg is het dichten van het gat tussen de bedrijfsvoering en de ambitie. Dit jaar is er door externe factoren veel meer van ons gevraagd dan opgedragen, zoals het formeren van een VJTF (flitsmacht, red) en de daaruit voortvloeiende oefening Noble Jump in Polen. Dat drukt behoorlijk op het budget. Daarnaast komt een deel van het probleem voort uit een andere wijze van boekhouden. Zodoende overschrijd ik alleen al in 2015 het personeelsbudget met 20 miljoen. Met generaal Middendorp hebben we dit probleem voor nu opgelost en we blijven zoeken naar nieuwe oplossingen.”
De situatie is zo penibel dat u minder reservisten mag oproepen en een bataljonsoefening op Guz Altmark moet cancelen.
“Dat zijn ontzettend pijnlijke maatregelen. Dit kun je één keer doen, maar geen 2 jaar achtereen. Laat dat duidelijk zijn. Dat zou ons als organisatie ongeloofwaardig maken. Het druist ook in tegen het beleid van de minister om juist meer beroep te doen op reservisten. We hebben écht alle opties overwogen. Zelfs om een tijdelijk verbod op dienstreizen af te kondigen. Aan welke knop je ook draait, helaas zijn er altijd verliezers.”
Er is de afgelopen maanden veel geroepen over het munitietekort. Op uw Facebook reageerde u geërgerd op de ‘pang-pang’ grappen. “Militair zijn is geen spelletje”, stelde u.
“Ja, ik vind dat militairen een apart beroep hebben. Als de politiek besluit ons in te zetten, staan er grote belangen op het spel. Militairen kunnen in levensbedreigende situaties komen. Dat is serieus werk. Grappen daarover moeten met terughoudendheid worden gemaakt.”
Hoe nijpend is die situatie op dit moment?
“Voor bepaalde wapens is het tekort nu even nijpend. Deels komt dit doordat we voorraden onvoorzien opzij moesten zetten voor de VJTF en door het intensieve gebruik van bepaalde soorten munitie. Maar ook spelen factoren als lange levertijden mee. De problematiek is niet erger dan vorig jaar. Militairen die we op missie sturen, gaan altijd voldoende voorbereid op pad. Daar valt absoluut niet aan te tornen.”
In Oirschot ondervindt het personeel dagelijks de gevolgen van het ontbreken van materieel. Wat gaat u daaraan doen?
“De omvorming van 13 Lichte Brigade is een hoofdpijndossier. Als je mij vraagt waar ik wakker van lig, is het dáárvan. De CV90’s zijn ingeleverd, maar de beloofde voertuigen zijn niet bij elke compagnie ingestroomd. De verlenging van de missie in Mali speelt ons in zoverre parten, omdat daar de MB-280 CDI rondrijdt. Daarbij gaat het uitleveren van de Bushmaster trager dan verwacht. De omvorming gaat door, maar alleen door 2 drastische veranderingen aan te brengen: 42 Pantserinfanteriebataljon laten we 1 jaar te voet optreden. We onderzoeken verder of we de samenstelling van de voertuigen kunnen aanpassen.”
Als u dit had kunnen voorzien, had u de omvorming dan ook doorgezet?
“Ja, 100 procent. Het toevoegen van gemotoriseerde capaciteit is een strategische keuze. Veelzijdigheid is een vereiste voor het adaptief vermogen van de landmacht. Door 13 Lichte Brigade om te vormen, hebben we een mix aan middelen in eigen huis. Naargelang het soort operatie kiezen we uit een toolbox: SOF, air assault, gemotoriseerd en gemechaniseerd. Bovendien lijkt het erop dat Afrika een toekomstig operatietoneel zal zijn. Daar kunnen we met ‘wiel’ perfect uit de voeten.”
Een andere strategische keuze is die van een mogelijk Ranger-bataljon binnen de KL.
“Het belang van Special Operations Forces (SOF) neemt toe. We willen daarom ‘massa’ toevoegen aan SOF. Rangers zijn van meerwaarde in diverse operaties, bijvoorbeeld tijdens een Non-combatant Evacuation Operation (NEO), het bevrijden van landgenoten in crisisgebieden. Aan eenheden die met SOF optreden, stellen we vanzelfsprekend hoge mentale en fysieke eisen. Een compagnie, gevuld met personeel uit 12 Infanteriebataljon, gaat nu eerst een pilot draaien. Het concept behoeft namelijk nog wel studie en evaluatie.”
Het verhogen van het voortzettingsvermogen is hard nodig, omdat de meeste interventies nog steeds op land gebeuren. Is dat besef er voldoende?
“Ik zie een kentering. Nederland heeft de krijgsmacht harder nodig dan ooit, dat besef groeit. De wereld wordt er niet veiliger op. Soms komt de dreiging heel dichtbij, neem de aanslagen op Charlie Hebdo in Parijs. Ook in ons land kan iemand zomaar in het wilde weg gaan schieten. Bij zo’n terroristische daad moet er snel veel militair vermogen worden ingezet voor de nationale veiligheid. Als de politiek dat van ons verlangt, moet de landmacht er klaar voor zijn.”
U bent nog een half jaar Commandant Landstrijdkrachten. Is het nog wel leuk?
“Jazeker! Maar soms voelt mijn werk alsof ik een mud run aan het doen ben. Steeds is er weer een nieuw obstakel. We overwinnen dat als team, dat zit in onze genen. We hebben nog geen vaste grond onder de voeten, maar ik zie de finish. Ik ben een realist die beseft dat wij écht nog even moeten doorploeteren. De belangrijkste hindernis op korte termijn ligt bij een akkoord over de arbeidsvoorwaarden. Het plezier in het werk is er nog iedere dag. Ik word er gewoon stil van als ik zie wat eenheden voor elkaar boksen. Het maakt me ook ontzettend trots. De investeringen bieden hoop. En de tijd…die gaat ons helpen.”