Tekst KAP Roel van de Wiel
Foto SGT Hille Hillinga, SM Arnoud Schoor (video)
Logistieke enablers maken verkenningen mogelijk in uithoeken Mali
De commando’s in Mali verkennen steeds verder ten noorden van het
Nederlandse kamp in Gao. Hun zelfstandige optreden in het gigantische Afrikaanse
land vereist goede logistieke bijstand. Die hebben ze, bleek tijdens een
meerdaagse patrouille door de woestijn.
Het is een paar kilometer rijden van het laatst bezochte dorpje naar de
Lying Up Position (LUP), een verzamelplaats op een open zandvlakte. De
mannen van de Special Operations Land Task Group (SOLTG) hebben een
lange dag gehad. Als de verkenningseenheid de LUP tegemoet rijdt, wordt ze
meteen naar het hart van de standplaats gedirigeerd.
Daar worden de voertuigen in een geïmproviseerde bevostraat afgetankt en met
nieuwe dozen water en rantsoenen beladen. Pas dan hangen de commando’s in een
grote rondom af. “We hebben een aardig bevostraatje staan”, ziet sergeant-1
David van der Eerden van de ODB-groep (Onderhoudsdiagnose en Berging) van het
Korps Commandotroepen. “Binnen een paar minuten is een ploeg voorzien van eten,
drinken en diesel. Dit kunnen we in elke operatie, waar ook ter wereld. Dus
waarom niet in een woestijn in Mali?”
Afgelegen
De taakgroep van Nederlandse commando’s is met 4 verkenningsploegen de
woestijn boven Gao ingereden. Een week in de Tilemsi-vallei, dan nog een blinde
vlek voor de Verenigde Naties. Die zijn voor de missie Minusma afhankelijk van
de informatie van de verkenners. De commando’s zijn in de vallei op zichzelf
aangewezen en op de logistiekelingen die zijn aangesloten in hun konvooi. Een
viertonner vol levensmiddelen en gereedschappen, een truck met Brandstof
Distributiemiddel (BDM) vol diesel en een met quads geladen vrachtwagen crossen
tussen de militaire terreinwagens door over de zandwegen van Noord-Mali.
“Peanuts”, constateert Van der Eerden. “De afstand is geen uitdaging.
En ook het terrein, afwisselend keiharde grond, mul zand en modder, valt reuze
mee. Onze voertuigen komen makkelijk mee.”
Op de voorlaatste dag van de operatie dropt een Portugees transportvliegtuig eten, drinken, brandstof en gereedschap.
Enablers
Aan boord van de zwaargewichten rijden diverse logistieke enablers
mee. Niet alleen van het KCT; ook specialisten van 220
Transportcompagnie, 230 Clustercompagnie en 13 Herstelcompagnie. “We hebben niet
alle logistieke expertise zelf beschikbaar”, weet Van der Eerden. “De collega’s
zijn dan zeer welkom. Niet alleen voor de uitgifte van eten en drinken, ook voor
reparaties en onderhoud van voertuigen, wapens en verbindingsmateriaal. Dankzij
deze enablers zijn we nu ook logistiek helemaal zelfstandig.”
Afhankelijk
Aan het einde van elke ‘werkdag’ van de operatie herhaalt het
bevoorradingsritueel zich in de LUP. De meegebrachte diesel en dozen water (10
anderhalve literflessen per persoon per dag) zijn voldoende voor een week. “Ik
had 3800 liter diesel bij me”, rekent korporaal-1 Roy Morssink voor. Morssink is
namens 100 Bevoorrading & Transportbataljon de klasse III-goeroe op Kamp
Castor. Hij is met de BDM-truck meegereden in het konvooi. “De tank was bijna
vol en hij gaat zo goed als leeg. We hadden nog iets zuiniger kunnen bijtanken,
maar veel langer dan een week had ik het niet volgehouden.”
Drop
Dat is gerekend zonder bijvullen. Op de voorlaatste dag van de operatie dropt
een Portugees transportvliegtuig op 2 pallets aan parachutes een nieuwe voorraad
eten, drinken, brandstof en gereedschap. De airdrop is ditmaal niet per
se nodig. Als de pallets leeggehaald en de trucks beladen zijn, is wel een
belangrijke lakmoesproef geslaagd. Zodra de verkenningsoperaties nog langer van
huis gaan, zijn bevoorradingen door de lucht zeker wenselijk. “Op deze manier
kunnen we het hier eindeloos volhouden”, stelt sergeant Van der Eerden. “Zolang
de motivatie goed blijft, kunnen we in het veld blijven tot er iets echt groots
afbreekt of misgaat. Aan de logistieke opvoer zal het niet liggen. Ook hier
niet.”