04

Dit artikel hoort bij: KMarMagazine 09

Van doorlaatpost tot rechtbank

Rechercheurs hebben handen vol aan mensensmokkelaars

April 2016. In de haven van Hoek van Holland slaat een migratiehond van de Koninklijke Marechaussee aan bij een afgesloten koelwagen van een Poolse chauffeur. Hij staat op het punt richting Engeland te reizen. Als de grensbewakers de deuren ontgrendelen treffen ze 6 Vietnamezen aan onder mensonterende omstandigheden. Door de kou in de wagen zijn hun lippen blauw gekleurd. De chauffeur wordt aangehouden op verdenking van mensensmokkel. Begin oktober eist het Openbaar Ministerie tijdens een themazitting een gevangenisstraf van 3 jaar tegen de Pool.

Bij het OM in Rotterdam werden in 2015 23 mensensmokkelzaken aangebracht. Dit jaar is het aantal zaken al verdubbeld naar ruim 40. In de zaak van de Poolse chauffeur met de koelwagen beleefde het OM onlangs een primeur. Tenlastegelegd was artikel 197a lid 5 van het Wetboek van Strafrecht: mensensmokkel terwijl daarvan levensgevaar te duchten was. Dat ook de strafverzwarende omstandigheid van lid 5, levensgevaar, bewezen werd geacht door de rechtbank was nog niet eerder voorgekomen. De Pool werd conform de eis veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf, een mooi resultaat behaald door een intensieve samenwerking tussen de KMar, Nationale Politie en het Openbaar Ministerie.

Niet makkelijk

In de periode tussen de aanhouding en de rechtszaak verzamelen de rechercheurs van de Koninklijke Marechaussee zoveel mogelijk bewijsmateriaal tegen de chauffeur van de koelwagen. Dat is volgens adjudant Sander, coördinator Recherche bij de brigade Zuid-Holland, niet zo makkelijk als het lijkt. "Als grensbewakers vreemdelingen in een voertuig aantreffen houden ze de chauffeur doorgaans aan. Om te bewijzen dat er sprake is van mensensmokkel moet er een link worden gevonden tussen de chauffeur en de vreemdelingen die hij vervoert of moeten we wettig en overtuigend bewijzen dat de chauffeur wist of een vermoeden moest hebben dat hij vreemdelingen vervoerde. Dat is vaak moeilijk hard te maken."

De moeilijkheid zit volgens Sander in het feit dat de chauffeur altijd zegt van niets te weten en de vreemdelingen nooit toegeven dat de chauffeur hun bewust heeft geholpen. Dat is het moment waarop de tijd voor de rechercheurs begint te lopen om het tegendeel te bewijzen. "Foto's van de aangetroffen situatie, mobiele telefoons van de inzittenden, de tachograaf, maar ook flesjes frisdrank met vingerafdrukken kunnen bijdragen aan die bewijslast. We proberen de grensbewakers die als eerste ter plaatse zijn zo goed mogelijk te adviseren en vragen ze bijvoorbeeld ook goed te letten op de samenstelling van de groep vreemdelingen en op personen die afwijkend gedrag vertonen."

Factor tijd

De factor tijd speelt een belangrijke rol, omdat de rechercheurs binnen 3 dagen een zaak bij de rechter-commissaris moeten voorleggen om de verdachte voor 14 dagen in bewaring te stellen. Binnen die 14 dagen moet de verdachte voor de raadkamer verschijnen. Die kan de verdachte dan 30, 60 of 90 dagen gevangen houden. Al die tijd loopt het onderzoek. "De verklaringen van de chauffeur en de vreemdelingen zijn essentieel, maar erg arbeidsintensief, onder andere omdat de gesprekken vaak met een tolk moeten worden gevoerd. Als een verdachte niet wil meewerken, een onsamenhangend verhaal ophangt of zich niet heeft gehouden aan de richtlijnen van de transportbranche dan is dat genoeg om aan te tonen dat we de verdachte langer nodig hebben."

Om tot een goed eindproduct te komen in de rechtbank gaat de zoektocht naar bewijsmateriaal gedurende het onderzoek verder. De rechercheurs laten geen mogelijkheid onbenut. Sander: "Indien nodig benaderen we telefoonproviders voor gegevens of vragen we camerabeelden op bij tankstations. De Nationale Politie leest de tachograaf uit en kan met die informatie de reisroute in kaart te brengen.” Maar de rechercheurs kijken ook over de landsgrens, dienen rechtshulpverzoeken in via Europol en het Openbaar Ministerie om verder onderzoek te doen en werken samen met contactpersonen in andere landen. "In ieder land waar de chauffeur heeft gereden, kunnen aanwijzingen liggen."

Robuuste teams

"Momenteel bestaat het grootste deel van het recherchewerk bij onze brigade uit mensensmokkelzaken", vervolgt Sander. "Het aantal zaken is de afgelopen tijd flink gestegen. Zaken die los staan van de overlast die de Albanese 'inklimmers' op Hoek van Holland veroorzaken." Een onlangs opgestarte werkorganisatie met robuuste teams moet meer body geven aan de opsporing. 10 brigades werken sinds 1 oktober gedurende 6 maanden samen in 4 robuuste opsporingsteams. 2 projectmatige teams, de incidentele opsporing op brigade Zuid-Holland en brigade Scheldestromen, werken samen als robuust team. Een welkome aanvulling voor Sander, want om achterliggende mensensmokkelnetwerken en hun werkwijzen in kaart te brengen is langer onderzoek nodig en dus meer capaciteit. "Mocht het aantal zaken dusdanig toenemen dan kunnen wij een beroep doen op de overige capaciteit binnen ons robuuste team om ons te helpen."

Tekst: Robert den Hartog   |   Illustraties: Mediacentrum Defensie/Crossmedia