Tekst André Twigt
Foto John van Helvert
‘Het was me een eer’
Echte dieptepunten maakte Frank van Sprang tijdens zijn term als hoogste baas van de mariniers niet mee. Echte hoogtepunten ook niet. Of je moet het persoonlijk genoegen van de generaal-majoor mee willen tellen: “Het was me een eer het Korps te mogen leiden.”
Momenteel is Van Sprang zich aan het inwerken voor zijn nieuwe functie als Plaatsvervangend Commandant Zeestrijdkrachten, een positie die hem van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bezighoudt. De vlagofficier is wel wat gewend. Als Korpscommandant heb je tegelijk de pet op van directeur Operaties. Het begrip stilzitten, kent Van Sprang dan ook niet. Dat heeft volgens de generaal overigens nog een reden. Veel mensen verkeren nog in de veronderstelling dat hij voor de dagelijkse gang van zaken over een volledig gevuld hoofdkwartier beschikt. “Niet dus”, ontkent Van Sprang met klem. “Het voormalige Hoofdkwartier Korps Mariniers in Rotterdam ging al meer dan ruim een decennium geleden op in het Commando Zeestrijdkrachten. Dat was destijds een goede beslissing, maar daardoor is de mankracht niet meer zo dik gezaaid.”
'Collega’s die ik in het verleden als eenheids-commandant tegenkwam, zijn nu ook generaal'
Van Sprang diende maar anderhalf jaar als korpscommandant. In die tijd schreef hij wel een toekomstvisie, waarmee de mariniers de komende tijd goed vooruit kunnen. Na jaren van intensieve missies leidt de aanzwellende schreeuw om grootschalig optreden ook bij het Korps tot een heroriëntatie. Om weer kennis van en ervaring met opereren over een breed front op te bouwen, worden de banden met oude partners als de U.S. en Royal Marines in rap tempo aangehaald. “Inmiddels is men druk om de oefenprogramma’s op elkaar af te stemmen.” De aanzet daartoe was volgens Van Sprang een peulenschil. “Collega’s die ik in het verleden als eenheidscommandant tegenkwam, zijn nu ook generaal. Mede door het wederzijds belang praat dat o zo makkelijk." Wat de huidige situatie in de wereld betreft, gaan we volgens Van Sprang als het ware 'back to the future'.
Goed voorbeeld van die beweging is de recente terugkeer van de immer zeer omvangrijke NAVO-oefening Cold Response. Anno 2017 is het noorden van Noorwegen weer hot als strategische toegangsdeur tot Europa. En die deur moet vreselijk goed worden bewaakt. Dat het Korps Mariniers hieraan een wezenlijke bijdrage levert, is volgens Van Sprang vanzelfsprekend. Want ook na dik twee decennia vredesmissies te hebben gedraaid, zijn de mariniers arctisch getraind gebleven. Mede door die kwaliteit zullen zijn mannen zonder problemen hun draai vinden binnen de Amphibious Task Force die opgewerkt wordt. Groot-Brittannië leidt deze amfibische strijdmacht van het bondgenootschap in 2019 en Nederland in 2020. Naast grote spelers als de VS en ook de UK doen ook Noorwegen, Frankrijk, Spanje en Italië mee in dit samenwerkingsverband.
Een heel ander topic waarin Van Sprang veel tijd stak, waren de sociale aspecten die de bouw van de nieuwe kazerne in Vlissingen met zich meebrengt. De verhuizing van de operationele eenheden van Doorn naar het zuidwesten van Nederland kan een hoge drempel opleveren voor met name de gezinnen van mariniers. Vrouw en kinderen worden voor de keuze gesteld: meeverhuizen of toestaan dat manlief boordplaatser wordt. Om de tweede optie zoveel mogelijk te verzachten, deed Van Sprang een dringend beroep op met name de Zeeuwse gemeentes om op het gebied van onder meer scholing, huisvesting en werkgelegenheid mee te denken. Veel personeelsleden hebben een werkende partner. "Ook voor hen moet de overstap iets te bieden hebben.”
Daarbij denkt Van Sprang ook aan het creëren van loopbaanpaden en het verlengen van de functieduur. Daardoor wordt personeel minder vaak geconfronteerd met een overplaatsing van Vlissingen naar Den Helder, Texel of Rotterdam. “Speelt op de achtergrond dat een langere functieduur een gunstig effect heeft op de vaak hoge kosten die de specialistische opleiding van een marinier met zich meebrengt. Al met al hoop ik echt dat we dit hele project tot een goed einde kunnen brengen. En de meeste mannen kunnen zeggen: ‘Goh, hier hebben we echt iets aan gehad’.”