Nadat de raketten en hun behuizing, zogeheten canisters, in het fregat zijn geladen, wordt de boel gezekerd aan een stalen geraamte. Een canister kan 4 Evolved Sea Sparrow Missiles (ESSM’s) of 1 Standard Missile 2 (SM2) bevatten. De behuizing mag, ondanks alle trillingen op open zee, niet meer loskomen. Op bepaalde momenten wordt de bevestiging extra gecheckt. “De boel moet goed sluiten anders komen er bij de lancering giftige gassen in de ruimte”, zegt Kikkert.
Vervolgens gaat de sergeant via een steil, nauw trappetje een dek lager in de lanceerruimte. Hier sluit hij de umbilical cable (‘navelstrengkabel’) aan. Door deze dikke kabel gaan alle belangrijke data tussen de canister en de commandocentrale. Met het oog op veiligheid is het ook tijd om de delugeslang en de aardkabel aan te sluiten. De deluge is een sprinklerinstallatie die de explosieve kop, warhead, moet koelen wanneer de raket onverhoopt blijft hangen. De motor blijft dan razen, waardoor de hitte enorm toeneemt en er ontploffingsgevaar ontstaat.