Tekst kapitein Saminna van den Bulk
Foto korporaal Gregory Fréni | video: sergeant-majoor Robbert Harteveld
‘Ik zo blij ik mee mag met jullie’
Na twintig jaar markeerde de evacuatie van afgelopen maand het einde van de aanwezigheid van onze krijgsmacht in Afghanistan. Een operatie die zonder de inzet van de luchtmacht nooit had kunnen plaatsvinden. Drie luchtmachters vertellen over hun ervaringen.
Eerst waren het dorpen, toen de districten. Steden volgden. Bliksemsnel kreeg de Taliban ook de Afghaanse hoofdstad Kabul in handen. Er komt een ware exodus op gang. Schrijnende beelden op de nationale televisie tonen wanhopige mensen die de enige landingsbaan van Hamid Karzai International Airport bestormen en zelfs opstijgende vliegtuigen aanklampen. Alles in een poging weg te komen uit het door terroristen heroverde land.
Pendelen tussen Afghanistan, Pakistan en Nederland
Defensie vloog van 18 tot en met 26 augustus evacuatievluchten vanuit Afghanistan. De verwachting was om honderden mensen op te halen uit het gebied. Uiteindelijk werden er middels de luchtbrug ongeveer 2.500 mensen in veiligheid gebracht.
Zoveel mogelijk, zo snel mogelijk
De Amerikaanse krijgsmacht neemt de coördinatie op het vliegveld in handen. 31 augustus is de ‘rode lijn’ van de Taliban. Dan moeten de verschillende krijgsmachten weg zijn uit Afghanistan. Defensie zet een grote evacuatieoperatie op, net als andere coalitiepartners die actief waren in het gebied. Het doel? Het ophalen van zoveel mogelijk Nederlanders en Afghanen die na samenwerking met de Nederlanders gevaar lopen. Denk hierbij aan tolken, bewakers en chauffeurs. Ook evacués van onze bondgenoten gaan mee op de vluchten.
Terugkijken op de operatie? Dat kan in onderstaande video.
Donkerpaars
Het is paars optreden in optima forma. Het Korps Commandotroepen (KCT) en de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) werken op Kabul samen met personeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om evacués op te vangen en hun gegevens te controleren. De crews van de Herculessen worden bijgestaan door de mannen van de Maritime Special Operations Forces (NL-MARSOF). Die begeleiden de evacués de kist in en zorgen voor de beveiliging van mens en materieel.
De operatie komt met stoom en kokend water tot stand. Toch is het al snel een geoliede machine. De luchtbrug is de sleutel tot succes. De luchtmachters werken klokkie rond. De twee C-130 Herculessen vliegen af en aan tussen Kabul en Islamabad, met soms wel vier vluchten per dag. Eenmaal in Pakistan worden de evacués opgevangen in een terminal, om vervolgens met de A330 MRTT door te vliegen naar Nederland.
Iedere luchtmachter steekt de handen uit de mouwen, al dan niet in diens organieke taak. De crew van de KDC-10 was onmisbaar in de operatie. Eerst om de speciale eenheden naar het gebied te vervoeren. Daarna werd de kist op Islamabad gebruikt als veilige opslag voor de spullen van de verschillende eenheden. De crew stond iedereen bij die het gebied in moest. Om de inzet van de Technische Dienst niet te vergeten, die alles op alles zette om de kisten inzetbaar te houden.
Hieronder vertellen 3 luchtmachters over ‘hun’ evacuatie-operatie
‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt’
Majoor-vlieger Ries, 336 Squadron
Vloog met een C-130 tussen Kabul en Islamabad
“Het was een gekkenhuis. Binnen 24 uur moest dit alles opgestart worden. In het begin kampten we vooral met de Pakistaanse rules and regulations, die wij niet gewend zijn. Een inzet als deze, met zoveel vliegbewegingen en evacués, heb ik in mijn veertig jaar als vlieger nog nooit meegemaakt. Het is bijzonder indrukwekkend. Ik zie vooral veel kinderen en jonge gezinnen de kist inlopen. Bij sommigen kan je aan het gezicht alleen al zien dat ze de afgelopen dagen door een hel zijn gegaan. Ik weet dat we ze in veiligheid brengen. Dat geeft veel voldoening voor mij en de crew. Alle militairen die meewerken aan deze operatie maken korte nachten, ze werken keihard en toch hoor je niemand klagen. De sfeer is onderling ontzettend goed. Het is echt één team, één taak. Dat maakt me trots.”
Sergeant 1 Rinaldo, Object Grondverdediging
Ontfermde zich in Islamabad over de evacués
“Wapens, vesten: alles hadden we mee. Normaliter werk ik in het Air Mobile Protection Team. Wij zorgen voor de beveiliging van de kist, ons materieel en het personeel. We waren net drie dagen terug van de inzet in Albanië toen deze opdracht kwam.
‘Hoe zwaar de weg naar veiligheid ook is: je gaat door’
Eenmaal in Pakistan kregen we een heel andere taak dan waarvoor we getraind zijn. We gingen aan de slag op het vliegveld in Islamabad. We begeleidden de evacués van de kist naar de terminal. In die ontvangsthal draaiden we samen met andere collega’s diensten van 24 uur. Dekens, voedsel en water uitdelen. Flesjes maken voor kleine kindjes. Luiers uitdelen. En we hebben veel naar mensen geluisterd. Ze moesten echt hun verhaal kwijt. Daarnaast waren de meesten zo mega moe dat ze in de terminal meteen in slaap vielen.
Het maakte ontzettend veel indruk op mij en op m’n collega’s. Ik zag een vrouw met vier kinderen, volgehangen met tassen, compleet gesloopt het vliegtuig uitkomen. Hoe heeft zij die reis als moeder alleen overleefd? Het is pure overlevingsdrift. Hoe moe je ook bent, hoe zwaar de weg naar veiligheid is: je gaat door. Enorm heftig.
Mijn perceptie is veranderd. Nederlanders staan bekend om het feit dat ze goed kunnen zeuren. Maar wij hebben nog nooit echte angst gekend, nog nooit meegemaakt dat je je huis moet verlaten, omdat je anders doodgaat. Je gaat je eigen veilige leven opeens een stuk meer waarderen. Wij AMPT’ers zijn meer van de wapens, het schieten, 'oeha'! Nu heb ik m’n collega’s ook van een heel andere kant gezien. De geestelijk verzorgers, psycholoog, bedrijfsmaatschappelijk werkers en het medisch personeel; allemaal mensen die normaal andere taken hebben en nu samenwerken met maar één doel: mensen helpen.”
Sergeant-majoor Jeroen, cabin attendant op de A330 MRTT
Zorgde tijdens de vlucht naar Nederland voor de evacués
“Angstige en wanhopige blikken: ik had mezelf mentaal op deze operatie voorbereid. Tot die eerste vlucht kwam. Een manneke van een jaar of vier rende naar mij toe. Hij klampte zich vast aan mijn benen en zei: ‘Ik zo blij ik mee mag met jullie.’ Die woorden maakten zo tastbaar waar deze operatie om draaide en wat deze mensen hadden doorgemaakt... Ik brak. Dan loop je even weg, veeg je je tranen weg en gaat door met je werk. Want je wilt niet breken. Voor deze mensen wil je een anker zijn.
Ons team bracht de evacués van Pakistan naar Nederland. De verhalen die zij vertelden waren onvoorstelbaar. Sommigen hadden dagen rond het vliegveld gezworven met het complete gezin. Tijdens de vlucht van zo’n tien uur zag je dan een vorm van ontlading bij mensen. Eindelijk gingen ze naar Europa. De druk vloeide weg. Dat zag je ook aan de kinderen. Die speelden verstoppertje en tikkertje aan boord.
‘Voor deze mensen wil je een anker zijn’
We waren uitgegaan van een worst case scenario: mensen die niets meer hebben, behalve de kleding die ze dragen. Dus sloegen we samen met Facility van alles in. Luiers, babyflesjes, poedermelk, maandverband. Maar we deelden tevens paracetamol uit en verbonden wondjes, voor wie dat nodig had. Een gezin met twee jonge meisjes gaf ik slabbetjes en fopspenen. Ze pakten me vast en huilden, ze waren zo dankbaar. Het zijn misschien kleine dingen, maar voor hen maakte het een groot verschil.
Het was een heftige inzet voor ons hele team. We zijn allemaal mensen. Bij zo’n klus komen emoties kijken. Ons multinationale MRTT-team bestaat nog niet lang en de samenstelling is gemixt. Sommige collega’s hebben een grote rugzak aan ervaring, anderen zijn net begonnen. Toch zijn we een geoliede machine. Volledig op elkaar ingespeeld en we zijn er voor elkaar. Iedereen gaat erheen met hetzelfde doel: mensen helpen. Samen fixen we dat. En dat is ontzettend bijzonder om mee te maken.”