Tekst Jopke Rozenberg-van Lisdonk
Foto sergeant Aaron Zwaal
Wie zijn onze luchtmachtbazen? Wat houdt hen bezig, waar krijgen ze energie van en hoe vullen ze hun vrije tijd? In elk nummer stellen we één van hen aan u voor.
Wie: majoor Jan van Elk (50)
Functie: hoofd gereedstelling & onderhoud PC-7 bij 131 Squadron op Vliegbasis Woensdrecht
Sinds: 1 november 2020
Thuisfront: vriendin Joyce, zoons Menno (18) en Rens (13), stiefzoon Stan (15)
Woonplaats: Zevenbergen
“Op mijn 18e begon ik als matroos bij de Marineluchtvaartdienst (MLD, red.). Daar heb ik 25 jaar een mooie tijd gehad als monteur. Ik vloog in de P-3C Orion mee als ‘in-flight technician’ tijdens oorlogsmissies zoals boven Kosovo, maar ook met tal van oefeningen. Ook woonde en werkte ik 3 jaar op Curaçao en voer ik kort mee toen de NH90 nog de projectstatus had. Door bezuinigingen binnen de marine bleef er van de MLD uiteindelijk weinig over. Het werd bovendien ondergebracht bij de luchtmacht, dus er was weinig marine meer aan. Daarom maakte ik 9 jaar geleden de overstap naar de KLu. Daar zou ik meer carrièrekansen hebben. Ik wilde doorgroeien, maar ook bezig blijven met vliegtuigtechniek. Bij de marine waren er minder mogelijkheden.”
“Ik begon op het Defensie Helikopter Commando bij TACTESS (TACtical Training, Evaluation Standardisation and Simulation, red.) van het 299 Squadron. Daar was ik baasje logistiek. Op eigen initiatief zette ik opleidingen voor de S4 Air en S4 Ground op, zodat collega's beter voorbereid zijn op het ondersteunen van missies, oefeningen en opleidingen zoals de HWIC (Helicopter Weapon Instructor Course, red.). Sommigen kwamen koud van de KMA af en dan werd verwacht dat ze het wel konden. Eigenlijk werden ze gewoon het diepe in gegooid. Dat moest beter, vond ik.
Na 3 jaar werd ik hoofd bedrijfsbureau bij 301 Squadron. Dan ben je de tweede man binnen de planning en organisatie van onderhoud. Die functie had ik bij de marine waarschijnlijk nooit kunnen doen, daar is er maar 1 van; het zou een lot uit de loterij zijn geweest.
Inmiddels heb ik de mooiste functie binnen mijn vakgebied, vind ik: hoofd gereedstelling en onderhoud. Dagelijks op een operationeel onderdeel bezig zijn met het product van de luchtmacht.”
“Behoorlijk! Waar de marine heel hiërarchiek is, is de luchtmacht heel soepel. Beiden hebben voor- en nadelen. Zo vind ik de mensen hier vaak te diplomatiek. Ben gewoon eerlijk tegen elkaar, zeg waar het op staat. Dat mag echt wel wat steviger. Daarentegen is de marine heel duidelijk, maar vaak ook hard. Opdracht is opdracht en soms word je geplaatst op een functie die je misschien niet zo leuk vindt. ‘Soms heb je een zoetje, dan weer een zuurtje’, zeggen ze dan. Bij de luchtmacht gaan mensen veel sneller de discussie aan, sommigen trekken zelfs gewoon hun eigen plan. Daar sta ik wel eens van te kijken. Verder kun je hier makkelijker doorstromen naar andere vakgebieden, dat vind ik echt een pré.”
“Van verhuizen en samenwonen! Joyce en ik hebben al 8 jaar een LAT-relatie; vooral vanwege de kinderen. Dat leek ons beter na de scheidingen: rust en overzicht. De jongens moesten in het begin ook niets van elkaar hebben, maar nu zijn ze de beste maten. Zij vroegen óns juist: ‘wanneer gaan we nou samenwonen?!’ Inmiddels zitten we middenin het aan- en verkoopproces van huizen.
Qua werk wordt dit het jaar van mijn afdeling reorganiseren. Dat moet op 1 oktober afgerond zijn. De organisatiestructuur was scheef en er waren teveel ‘mistwolken’; daar houd ik niet van. Ik sta voor een goede organisatie en als ik daarvoor tegen de schenen van de mensen boven mij moeten schoppen, doe ik dat. Ook slechtnieuwsgesprekken met personeel horen daar – helaas – bij. We moeten klaar zijn voor de transitie naar nieuwe lesvliegtuigen met goed opgeleid technisch personeel. In de transitiebudgetten worden de vele aspecten van de materieellogistieke ondersteuning vaak vergeten, dat vind ik echt onbegrijpelijk. Bij de overgang van de Lynx naar de NH90 was de verandering voor technici enorm: van de middeleeuwen naar de toekomst. Dat gaat nu weer zo zijn.”
“Leidinggeven; samen met collega’s de koers bepalen, daarvoor de randvoorwaarden inrichten en vervolgens iedereen aan die koers houden. Ik denk dat ik er vrij goed in ben. Bij de marine leerde ik namelijk dienen: werk uitvoeren dat anderen van mij vroegen. Soms in mijn ogen ook stom werk. Ik heb ervaren hoe andere leiders zijn en stel uit hun manieren mijn eigen ‘schilderspalet’ samen: dit ga ik zo niet doen, maar die tip van hem neem ik mee.”
“Qua leiderschap: behandel mensen zoals je zelf ook behandeld wilt worden. Dat kan soms ook betekenen dat je iemand een richting op moet sturen, zo van ‘niet zeiken, daarheen’. Iedereen heeft weleens een schop onder zijn kont nodig. Ik ook.
En: eerlijkheid duurt het langst. Geen verborgen agenda’s, geen diplomatiek geklets. Bij mij is het ‘what you see, is what you get’. Ik heb het hart op de tong liggen. Mensen merken gelijk hoe ik me voel, of ik boos of blij ben. Beter dan iemand met een eeuwige grijns op z’n bakkes. Dan weet je toch niet waar je aan toe bent? Bovendien is het gemeen: je zet mensen op het verkeerde spoor. Wees gewoon eerlijk; waarom niet? Als je zelf zo bent, krijg je dat ook terug en dat wil je toch graag?”
“Soms de frustratie dat niet iedereen zo betrokken is bij het squadron als ik zelf ben. En dan heb ik het niet over mijn eigen personeel, want die moet ik eerder afremmen dan duwen. Het gaat om afdelingen en organisaties waarvan we afhankelijk zijn voor bepaalde zaken en waarmee we dus móeten samenwerken. Het duurt soms allemaal zo lang, zeker nu met de coronacrisis. Ik werk graag oplossingsgericht en hou de vaart erin.”
“De geur van kerosinedampen op mijn werkplek! Verder vind ik het heerlijk om thuis te komen en gewoon domme, simpele dingen te doen. ’s Avonds de was opvouwen of boodschappen doen in het weekend, ik word er gewoon ontspannen van. Ik kan ook eigenlijk niet stilzitten, ben altijd bezig. Gewoon relaxen en genieten, dat heb ik gelukkig van mijn vriendin geleerd. Achteraf gezien heb ik dat op Curaçao te weinig gedaan. Nu geniet ik ook van het zitten op een zonnig terras met een zoete witte wijn of iets met bubbels zoals prosecco.
Vol blauwe plekken thuiskomen van karatetraining is ook genieten. Dan weet je dat je leeft, hahaha! Ik krijg zelf les, maar geef ook les aan kinderen van 5 tot 17 jaar oud. Zo mooi als je ze als persoon ziet groeien. Een verlegen huilend meisje zag ik jaren later kampioen worden. En mijn eigen zoon werd gepest, maar door karate veranderde zijn hele houding en uitstraling. Hij hoeft nu maar te kijken en ze deinzen al terug.”
“Deze functie heb ik altijd geambieerd; ik heb er lang naartoe gewerkt. Maar wat ik hierna wil doen? Ik hoop nog leraar-instructeur op de KMA of MDV (Middelbare Defensie Vorming, red.) te worden. Dat lijkt me heel gaaf. Ik denk dat ik mensen wel iets mee te geven heb, een andere toon kan geven aan de opleidingen. Ik heb veel leiders boven me gehad die helder en duidelijk waren en me hard lieten werken. De missies en oefeningen met hen waren de beste. De sfeer was goed, je wist wat je aan elkaar had, ook al was ik het er niet altijd mee eens. Die manier van leidinggeven wil ik anderen ook meegeven. Niets is zo erg als een club met een vraagteken boven het hoofd, want dan ontstaan wrijving en frictie.
Verder zou ik dolgraag nog een keer op uitzending willen. Het maakt me niet uit in welke functie. Het brengen van vrede, veiligheid en stabiliteit waar ook ter wereld is een nobele taak – ik keek vroeger misschien teveel naar Zorro en Robin Hood. Ik heb al 3 keer het veteranenlabel, voel me écht militair en trek dit pak dan ook elke dag met trots aan.
Uiteindelijk hoop ik vooral gezond te blijven en een stabiele thuissituatie te houden. Als je dat hebt, kun je alles aan in het werk.”