Tekst André Twigt
Foto Adjudant Arnoud Schoor en uit archief Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Met vaste hand geschoten
Fotograferen uit een vliegtuig of helikopter mag voor een leek klinken als ‘iets wat je naast andere werkzaamheden doet’. Maar het is een beroep. Een echt en heel zeldzaam beroep. Binnen de Koninklijke Luchtmacht is er maar een functionaris die zich officieel luchtfotograaf mag noemen. Zijn naam: adjudant Arnoud Schoor.
Luchtfotografie: een zeldzaam beroep
Naast Arnoud is er ook adjudant Eva Klijn. Zij is halverwege de 11 maanden durende opleiding en ze moet haar brevet dus nog verdienen. Zodra dat gebeurt, mag ook Eva zich officieel Aerial Photographer noemen en draagt ze de bijpassende wing op haar overall. Tot die tijd is Arnoud de enige echte luchtfotograaf. Hij zit sinds 2000 op die functie. Inmiddels klokte hij ruim 900 vlieguren en hij heeft een ‘ton’ aan ervaring. Dat is geen overbodige luxe, want luchtfotografie houdt veel meer in dan je kunt bedenken. Vaak zijn bij air-to-air opnamen manoeuvres gewenst die vliegers niet dagelijks maken of waarbij toestellen in formatie moeten vliegen. Luchtfotografen moeten daarom naast een bekwaam fotograaf ook veel van vliegen afweten.
Arnoud maakt vooraf een zeer gedetailleerd vluchtplan
Voorbereiding
Voorafgaande aan een vlucht geeft Arnoud altijd precies aan wat hij wil. Op een zogenoemd storyboard tekent hij tot in detail hoe hij 1 of meerdere vliegtuigen gaat fotograferen, in welke formatie of tijdens welke manoeuvre. In een zeer gedetailleerd vluchtplan geeft de specialist koers, hoogte en snelheid aan. Ook belangrijk is waar de zon staat. Blijkt die inschatting niet juist, dan moeten de vliegers van koers veranderen, wat tijd kost. Bovendien zitten zij niet te wachten op onverwachte bewegingen. Zeker niet wanneer zij dicht bij elkaar in formatie vliegen. Verder spelen er nog dingen mee als de keuze van de achtergrond, de instelling van de camera en welke objectieven er mee moeten. “Voordat je opstijgt, heb je de foto’s in gedachten eigenlijk al genomen”, slaat Arnoud de spijker op de kop. “Veel zaken die we in de voorbereiding bespreken, hebben overigens niets te maken met de foto- of video-opnamen, maar alles met de veiligheid.”
Volwaardig bemanningslid
Doordat zij met alle typen vliegtuigen en helikopters meevliegen, moeten de luchtfotografen van de luchtmacht over een brede currency beschikken. Als volwaardig bemanningslid gelden ook op het gebied van training en medische keuring dezelfde voorwaarden als voor reguliere bemanningsleden. Luchtfotografen worden dan ook regelmatig getest bij het Centrum voor Mens en Luchtvaart in onder meer de centrifuge en de hypobare kamer. Daarbij bekijkt men hoe zij reageren op G-krachten en of ze de effecten van zuurstoftekort op grotere hoogte herkennen.
‘Alleen dan word je in dit wereldje serieus genomen’
Bevriezen
Om vliegers in de lucht te laten doen wat hij wil, moet Arnoud sowieso hun taal spreken. Ook is het een vereiste de mogelijkheden en onmogelijkheden van de toestellen, waarin hij meevliegt en die hij fotografeert, te doorgronden. Daarbij moet hij ook in voorkomen en houding professioneel overkomen. “Alleen dan word je in dit wereldje serieus genomen.” En dan is er nog die – voor het eindresultaat – o zo belangrijke vaste hand. Heb je er moeite mee met vrij langzame sluitertijden als 1/60e of 1/125e een snel bewegende helikopter of een voorbij razende F-16 of F-35 in beeld te brengen? Dan heb je het verkeerde vak gekozen.
“Wat je in een opname terug wil zien, is iets van de beweging. Vanwege de constante trillingen die vliegtuigen en helikopters maken, ben je geneigd snelle sluitertijden te gebruiken, maar dat is niet altijd wenselijk. Op beeld moet je iets van de dynamiek van het toestel terugzien. Rotorbladen en propellers in de beweging ‘bevriezen’, is sowieso not done. Dat staat stom. Een beetje beweging in een verder haarscherp beeld is waar ik altijd naar streef. Dat effect bereik je juist met lagere sluitertijden. Ook belangrijk is om voor een opdracht het juiste toestel aan te vragen. Het is een open deur, maar een F-16 fotograferen of filmen vanuit een Pilatus PC-7 lesvliegtuig is vanwege het snelheidsverschil geen logische keuze.”
Hij is eraan verslaafd
Nat pak
Toen hij in 1991 de luchtmacht binnenwandelde, wist Arnoud precies wat hij wilde: luchtfotograaf worden en niets anders. Tot op de dag van vandaag kan hij zich geen mooier beroep voorstellen. De spanning voorafgaande aan een opdracht, het telkens opzoeken van wat veilig mogelijk is en vooral de uitdaging die iedere fotomissie inhoudt én natuurlijk de sensatie van het vliegen: hij is eraan verslaafd. Of hij tijdens een opdracht weleens bang is geweest? Echt bang gaat volgens hem iets te ver. Maar toen in 2016 boven de Noordzee de F-16 waarin hij zat motorstoring kreeg, dacht hij wel even aan een nat pak. “Ik merkte vooral dat ik terugviel op mijn drills: de cockpitruit gaat er zo af, de schietstoel wordt geactiveerd en daarna land ik op het water en vouw ik de dinghy (kleine rubberboot, red.) uit. Dat alles spookte als een bliksemschicht door m’n hoofd; eerlijk gezegd kreeg ik het toen wel even warm. Gelukkig vloog ik met een ervaren vlieger die alles snel weer onder controle had. Luchtfotograaf zijn, is fantastisch. Maar heelhuids met beide voeten weer op de grond staan, is minstens net zo leuk.”
Haarscherp vanaf het prille begin
Het is volgens Judith Moortgat, historica bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en schrijfster van het onlangs verschenen boek ‘Nederland uit de lucht geschoten – De vroegste luchtfoto’s 1916-1939’, verbazingwekkend dat de militaire luchtfotografie in de begindagen van de luchtvaart al zo goed ontwikkeld was. Het waren de tijden van de tweedekker. Vliegtuigjes gefabriekt van hout en doek met een open cockpit, waarop de elementen vrij spel hadden. Daar zat je dan als luchtfotograaf: met een dikke lederen jas aan, op je hoofd een vliegerkap en een bril voor je ogen met een bakbeest van een camera van wel anderhalve meter lengte op schoot. Communiceren gebeurde door middel van handgebaren of door de piloot op zijn schouder te tikken.
“Met al die beperkingen is het een wonder dat de pioniers van toen zulke mooie resultaten wisten te behalen”, verwondert Judith zich. Juist die scherpte en de helderheid van het beeldmateriaal vormde voor haar aanleiding zich nader in het onderwerp luchtfotografie te verdiepen en haar resultaten in een boek te verwerken. Voor haar onderzoek verdiepte Judith zich uiteraard ook in de techniek. Vaak kwam die erop neer dat de onhandig zware camera’s op het juiste moment door de fotograaf overboord naar beneden werden gericht en na het afdrukken weer aan boord werden gehesen.
“Zeker in die begindagen was het voor hen hard werken. Na iedere opname moest de glazen plaat met daarop de filmemulsie worden vervangen. Daarin moest je een bepaalde handigheid hebben, want veel ruimte was er niet in de vliegtuigjes van toen. Als je kijkt naar de beperkingen bij vooral de prilste opnamen, dan is het een wonder dat het resultaat er nog steeds zo professioneel uitziet. In één woord geweldig.”
Lees meer over het boek van Judith Moortgat in de Leeswijzer verderop in deze Vliegende Hollander.