Tekst Arno Marchand
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie en open internetbronnen

WO II na 5 mei nog niet voorbij in gehele koninkrijk – deel 1

Als in Nederland en ‘de West’ op 5 mei 1945 de vlaggen uit kunnen om dé bevrijding te vieren, is daarvan in het Aziatische deel van het koninkrijk nog lang geen sprake. Nog ruim 3 maanden duurt de Tweede Wereldoorlog daar voort. Diverse Nederlandse vliegende eenheden dragen boven het immense watergebied bij aan de strijd tegen Japan tot aan de capitulatie op 15 augustus. Dan pas is héél Nederland bevrijd. Deze maand deel 1.

Hoewel Japan halverwege 1945 op elk gebied terrein verliest, is de bezetter zeker nog niet verslagen. Voor de gevechtsoperaties op land en zee is daarom iedere dag luchtondersteuning noodzakelijk. De bijdrage van Nederland daarin is in de oorlogsjaren weliswaar bescheiden, maar ook weer niet onaanzienlijk. Toch is die inzet in de Pacific in Nederland vaak vergeten. De laatste maanden van de strijd staan voor de 4 vliegende Nederlandse eenheden vooral bol van frustratie. Als 4e bondgenoot naast Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, krijgen de Nederlandse luchtstrijdkrachten namelijk nog amper gelegenheid zich in de strijd te mengen.

In april en mei 1943 verhuist 18 Squadron naar Batchelor, 80 kilometer ten zuiden van Darwin, Noord-Australië. Dat ligt een stuk verder naar het noorden dan hun eerdere basis, dus dichter bij het inzetgebied.

Vergeten

Dat komt omdat het front steeds verder van de standplaatsten van de Nederlanders afligt. Het strijdgebied is zo onmetelijk groot – wel zo’n 5 keer de oppervlakte van Europa – dat er 4 opperbevelhebbers aan het roer staan. Daarvan gaan er 2 over de inzet van Nederlandse troepen: in het oosten de Britse Lord Mountbattan, in het westen generaal Douglas MacArthur. Beiden denken bij hun beslissingen heel vaak niet aan de kleinste partner.

Wanneer Nederlands-Indië op 8 maart 1942 capituleert, ontvluchten zoveel mogelijk militairen de archipel. Australië is veelal de plek waar personeel van de Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandse Indisch Leger (ML-KNIL) en een deel van de Marine Luchtvaartdienst (MLD) terechtkomt, samen zo’n 600 man. Daar vinden ze als Netherlands East Indies (NEI) Air Force onderdak bij en in de Royal Australian Air Force (RAAF).

B-25 Mitchell ‘Lienke’, gevlogen door luitenant-vlieger Guus Hagers, op het vliegveld Potshot tijdens de voorbereidingen voor een speciale opdracht boven Java.
Ward bedient als telegrafist ook 1 van de ‘waist guns’ aan de zijkant van de B-25, waarvoor hier munitie wordt geladen.

18 Squadron

Dit personeel vormt, samen met dat van de Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij, op 2 april 1942 de eerste Nederlandse eenheid. Dit No. 18 (NEI) Squadron RAAF krijgt een Australische aanvulling, omdat er niet voldoende Nederlanders zijn voor alle taken. Met B-25 Mitchell middelzware bommenwerpers voert de eenheid vanaf een vliegveld in het noorden van Australië (foto-)verkenningen en speciale opdrachten uit en bombardeert overdag en ’s nachts Japanse vliegvelden, schepen en militaire installaties. In totaal schaft Nederland 162 B-25’s voor 18 Squadron aan.

18 Squadron voert tot aan het eind van de oorlog zo’n 2.000 opdrachten uit, maar betaalt een hoge prijs. In de eerste 6 maanden verliest het squadron al 31 man en 9 toestellen met operationele vluchten. In totaal komen zo’n 100 man om, waarvan een kwart Australisch, op een totale squadronsterkte van ruim 550 man.

‘Na zo’n vlucht weet je pas hoe belangrijk een échte captain is’

‘Ik heb het er levend vanaf gebracht’

In de tijd dat luitenant-kolonel b.d. Otto Ward bij het 18 Squadron vliegt, gaan in 1943 15 B-25’s verloren waarvan 8 met crew, en in 1944 16 toestellen waarvan 10 met bemanning. “Ik heb het er gelukkig levend vanaf gebracht, maar verloor vele vrienden”, zegt de voormalige luchtvaartradiotelegrafist op de B-25. “Als je zo’n vliegtuig op z’n rug de zee ziet induiken, doet dat je echt wat, maar je kan niets doen. Na zo’n vlucht weet je pas hoe belangrijk een échte captain is. Die zégt niets, maar geeft je een schouderklop waarmee hij álles zegt. Zo’n vent die je sigaret aansteekt als jij het niet meer kan, omdat je staat te trillen.”

Het vliegbereik van de Mitchell was 600 tot maximaal 1.600 kilometer, afhankelijk van de B-25C, D of J en eventuele tanks in het bommenruim en extra vleugeltanks. Slechts delen van Nederlands-Indië waren daardoor bereikbaar.

Niets meer te doen

18 Squadron vernietigt in 2,5 jaar zo’n 85 Japanse schepen. De laatste grote aanval is op 6 april 1945 als de Japanse kruiser Isuzu zwaar wordt beschadigd. Amerikaanse onderzeeboten maken een dag later het karwei af. Daarna heeft 18 Squadron bijna niets meer te doen. Vanwege het kleinere bereik van de B-25 wil Nederland ze graag vervangen door B-24’s. Dat verzoek wordt niet gehonoreerd. Op dringend verzoek van Nederland wordt de eenheid in het voorjaar van 1945 wel verplaatst naar het noorden. Dat proces neemt door allerlei omstandigheden zo lang in beslag, dat pas vlak voor de Japanse capitulatie de eenheid weer operationeel is in Borneo. Daarvandaan droppen de Mitchells hoofdzakelijk nog pamfletten en voedsel boven gevangenkampen.

Werkpaard boven zee is voor veel geallieerden de Consolidated Catalina.
Het hoofdgebouw van RAF China Bay, waar zowel de Britse als de Nederlandse vlag wappert.

321 Squadron

Naast personeel van de ML-KNIL, kent 18 Squadron ook een aparte vlucht met vrijwel alleen MLD-personeel. Het grootste deel van de MLD komt evenwel terecht op Ceylon, het huidige Sri Lanka. Daar vormt het vanaf 1 juli 1942 wederom het No. 321 (Dutch) Naval Squadron RAF. Dat heeft van 1940 tot 1941 al bestaan in Groot-Brittannië, maar dan in de strijd tegen Duitsland. Op Ceylon is RAF China Bay de thuisbasis, maar detachementen van het squadron zwerven duizenden kilometers uit over Afrika, India en de Cocos Eilanden. Een deel van het MLD-personeel vliegt in Nederlands-Indië al op de Catalina vliegboten. Dat is ook vanuit Ceylon het type voor patrouille- en onderzeebootbestrijdingsmissies en konvooibescherming.

‘Na ruim 26 uur vliegen kwamen we in Australië aan’

‘Navigeren deden we op de sterren’

Lange vluchten tot wel 16 uur was 321 wel gewend met de Catalina, maar een rechtstreekse vlucht van Ceylon naar Australië is toch iets heel anders. “Toch kregen wij deze opdracht”, vertelt telegrafist Max Noothout over een geheime vlucht, in opdracht van de Britse admiraliteit. “Voor de 6.000 kilometer werden 5 extra brandstoftanks geïnstalleerd. Je kon er met passen en meten nog net overheen klimmen. Verder was de kist van alles gestript om maar zo licht mogelijk te zijn, dus ook bewapening en radar. Vliegen deden we ’s nachts, want we moesten langs bezet Borneo. Navigeren deden we op de sterren. Na ruim 26 uur vliegen kwamen we in Australië aan. Omdat we uit koers raakten, deden we er op de terugweg zelfs nog 2 uur langer over. We haalden het net.”

1 van de B-24 Liberator zware lange afstandsbommenwerpers, van het detachement op de Cocos Eilanden, zo’n 3.000 kilometer van RAF China Bay.

Cirkel rond

Japanse onderzeeboten komen in 1945 niet meer in het noordelijk deel van de Indische Oceaan, het voornaamste inzetgebied vanuit Ceylon. Voor meer offensieve kracht krijgt 321 ter vervanging van de Catalina vanaf december 1944 12 Consolidated B-24J Liberators in bruikleen van de Royal Air Force. Daarmee klokt 321 nog bijna 350 operationele vlieguren en het drievoudige aan niet-operationele. De Catalina’s maken er zelfs nog meer: bijna 1.450 van beide.

Tot aan het eind van de oorlog beschermt 321 vanuit de lucht zo’n 6.000 geallieerde schepen, zonder dat er 1 verloren gaat. Op 1 van de laatste operationele missies op 4 augustus, vallen 1 Britse en 2 Nederlandse Liberators de haven van Tjilatjap op Java aan. Het is zo ongeveer de plek waar de MLD Nederlands-Indië ruim 3 jaar eerder moest ontvluchten.

Volgende maand deel 2, over het 120 (NEI) Squadron en (de voorlopers van) het 19 (NEI) Transport Squadron.

Bij vertrek van 3 Liberators naar de Cocos Eilanden (op de foto het gehele detachement) in de nacht van 8 op 9 juli 1944, stort 1 toestel in zee. Van de 10 bemanningsleden komen er 5 om, de anderen raken zwaar gewond. Het zijn de enige slachtoffers van 321 in WO II.