Tekst André Twigt
Foto Mediacentrum Defensie
Stapje voor stapje voorwaarts
Hoe de materiële gereedheid er op dit moment bijstaat, weet adjudant Peter Janssen wel. Het ontbreekt nog aan voldoende opgeleid personeel, de noodzakelijke infrastructuur blijft soms achter en ook bij de instroom van nieuw materieel gaat niet alles goed. Toch maakt de landmacht ook mooie stappen voorwaarts.
Even voorstellen: Peter Janssen. Als coördinator Materiële Beschikbaarheid Wapensystemen werkzaam bij het Materieellogistiek Commando in Utrecht. Samen met stafadjudant van de Directie Materieel en Diensten van Staf CLAS Eric van Reyswoud doet hij een boekje open over hoe de vlag er bij de materiële gereedheid bijhangt. Naar het oordeel van beide heren gaat het niet slecht, maar er is wel degelijk ruimte voor verbetering. In ieder geval is de afgelopen 2 jaar flink geïnvesteerd in het optoppen van de zo lang ontbeerde voorraad reservedelen. “Daardoor grijpen we minder vaak mis, mits aanvragen juist worden ingediend”, slaat Van Reyswoud de spijker op de kop. “Toch moet er nog veel gebeuren”, vult Janssen aan.
‘Maar ijzer met handen breken, lukt niet’
Hoek van de straat
De belangrijkste spelers bij de instandhouding - de herstelcompagnieën van de brigades, het Materieellogistiek Commando, de Directie Materieel en Diensten en DMO doen er alles aan om de effecten van de decennialange bezuinigingsrondes uit te wissen. Maar ijzer met handen breken, lukt niet. Ja er is nu voldoende geld. Maar de eveneens onontbeerlijke personele bezetting blijft over de gehele linie een probleem. Ook bij het omzetten van honderden miljoenen euro’s in reservedelen. “Alle zeilen staan bij om dit proces in goede banen leiden”, aldus Janssen. “Maar toch hebben veel collega’s nog steeds het idee dat onderdelen aankopen zoiets is als boodschappen doen op de hoek van de straat”, vervolgt Van Reyswoud. “Onzin natuurlijk. Sowieso zit je bij grotere verwervingen vast aan de verplichting internationaal aan te besteden, wat vaak tijd kost.”
Niet te verkrijgen
Daarbij zijn ook veel onderdelen niet met een simpele druk op de knop te bestellen. Fabrikanten van diverse (wapen-)systemen laten items door toeleveranciers produceren, waardoor een wachttijd van een half jaar heel gewoon is. “Ook lopen we geregeld tegen situaties aan, waarin artikelen domweg niet te krijgen zijn doordat de industrie ze niet meer maakt”, gaat Janssen verder. “De afdeling Techniek van het MatlogCo, DMO en de defensieindustrie zoeken naarstig naar een oplossing. Ook die kost tijd.” Vernieuwingen als 3D-printen worden hierbij niet geschuwd.
‘Landmacht investeert in draagarmen, versnellingsbakken en wisselmotoren’
Frustrerende situatie
In ieder geval is de voorraad goedkope artikelen (fast movers) - benodigd voor het uitvoeren van de jaarlijkse servicebeurten - op peil . Tevens wordt er veel geïnvesteerd in zogenoemde Line Replaceble Units (LRU). Onderdelen die voorkomen dat defecte voertuigen en wapensystemen lang stil komen te staan. Denk aan draagarmen, versnellingsbakken en wisselmotoren.
Probleem bij de Boxer is nog steeds het grote tekort aan gereedschap. Bij de eenheden is slechts de helft van de benodigde uitrusting aanwezig. “Dat is een frustrerende situatie”, aldus Janssen. Inmiddels hebben we de documentatie om onderhoud uit te voeren. Maar de middelen ontbreken.”
Samenwerking
Om de Boxer inzetbaar te houden, wordt de instandhouding aan een deel van de vloot uitbesteed aan Rheinmetall Nederland. Hetzelfde geldt voor de Fennek, Bushmaster en CV90, die hiervoor deels bij Van Halteren zijn ondergebracht. Deze intensieve samenwerking met de industrie past bij de adaptieve krijgsmacht, die zich snel en beter aan veranderingen aanpast.
Door de beschikbare financiën is de schaarste aan reservedelen deels opgelost. Niet dat de gehele materiëlebeschikbaarheid daardoor direct optimaal is, want het gebrek aan opgeleid personeel, tekorten aan LRU's, gereedschappen en aanpassingen aan de infra houden aan. Van Reyswoud weet wel wat de logistiek te doen staat: “Het zijn deze punten die nu de volledige aandacht krijgen.”