08

Dit artikel hoort bij: KMarMagazine 08

Achter de schermen

...bij de Dienst Speciale Interventies

Nergens ter wereld werken politie en Defensie zo nauw samen als binnen de Dienst Speciale Interventies (DSI). Al 15 jaar lang wordt er op succesvolle wijze geprofiteerd van de 'best of both worlds'. Ter ere van dit jubileum nam KMarMagazine een kijkje achter de schermen bij deze specialistische eenheid.

Zijn overstap van het Korps Mariniers naar de Koninklijke Marechaussee deed de nodige wenkbrauwen fronsen, maar luitenant-kolonel Dennis Vonsee (43) heeft er geen moment spijt van gehad. Als plaatsvervangend diensthoofd van de DSI staat hij regelmatig met zijn neus bovenop de actie. Dat hij daarnaast nog eens een kleurrijk team van zo’n 500 collega’s uit alle windstreken mag aansturen, is de kers op de taart. “Dit is gewoon een heel toffe baan.”

Om inzicht te krijgen in de mooie, maar complexe organisatie van de DSI neemt Vonsee ons mee terug in de tijd.

Tekst: kapitein Charlotte Snel | Foto’s: sergeant-majoor Hille Hillinga en archief Mediacentrum Defensie
 

Bloedbad

Het is september 1972 wanneer er tijdens de Olympische Zomerspelen in München 11 atleten en officials van de Israëlische ploeg worden gegijzeld door een Palestijnse terreurbeweging. De gijzeling loopt op een bloedbad uit; geen van de Israëliërs overleeft het debacle. Wereldwijd worden er naar aanleiding van het gijzelingsdrama antiterrorisme- en speciale politie-eenheden opgericht. Zo ook in Nederland.  

In eerste instantie gebeurt dit in 4 afzonderlijke entiteiten: er komen speciale arrestatie-eenheden bij de politie, de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) bij de Marechaussee, een Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers (BBE-M) en 2 eenheden met scherpschutters. Eén van de krijgsmacht en één van de politie. Allen met een eigen commandostructuur.

Zij aan zij

Het idee lijkt op papier goed maar blijkt in de praktijk al snel achterhaald, vertelt Vonsee.
“De structuur was ingesteld op een klassiek dreigingsbeeld, maar je zag in Europa dat dit begon te veranderen. Zowel bij aanslagen in Spanje en Engeland, maar ook in Nederland met bijvoorbeeld de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. We hadden niet uitsluitend meer te maken met georganiseerde groepen, maar steeds vaker met eenlingen en kortstondig, grof geweld. Ik zat toentertijd zelf bij de BBE-M en we hanteerden een alarmeringstijd van 3 uur. Veel te lang. Dit veranderende dreigingsbeeld was een van de redenen dat in 2006 de DSI werd opgericht.”

Binnen de DSI treden defensiepersoneel en politie zij aan zij op. En dat bleek al snel een stuk beter te werken. Vonsee: “Door het samenbrengen van deze eenheden onder één permanente commandostructuur kan er flexibeler én sneller geschakeld worden. En omdat de DSI is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid zijn we geïntegreerd met andere disciplines van de politie. We zitten dicht tegen bijvoorbeeld opsporing en inlichtingen aan en hebben nauw contact met politie in verschillende regio’s. Hierdoor zijn we altijd goed geïnformeerd, waardoor we snel kunnen acteren.”

Kentering

De DSI was in eerste instantie een oproeporganisatie. Na een alarmering werd er razendsnel omgehangen en ging een team op pad. Binnen het uur kon er een inzet worden gepleegd. Maar met de terroristische aanslag op de redactie van het Franse blad Charlie Hebdo in januari 2015 en de daaropvolgende terreuraanval in concertzaal Bataclan in november dat jaar wordt duidelijk dat zelfs die reactietijd te lang kan zijn.

Er komt binnen de DSI een kentering van oproeporganisatie naar aanwezigheidsorganisatie. In een reactieconcept wordt vastgelegd dat er permanent kleine eenheden op straat aanwezig moeten zijn in Rapid Response Teams (RRT). Zij rijden actief mee met meldingen, zodat ze indien nodig binnen 5 tot 10 minuten paraat staan om bij te springen. Altijd met één helder, maar veelomvattend doel: zo min mogelijk slachtoffers. Vonsee: “We proberen door snelheid en overrompeling juist geweld te voorkomen.”
 

Organisatie

Op jaarbasis wordt de DSI zo’n 1.800 keer ingezet. Het leeuwendeel van deze werkzaamheden komt terecht bij de Aanhoudings- en Ondersteuningsteams, beter bekend als AT’s. “De AT’s worden eigenlijk bij elk incident opgeroepen dat het reguliere geweldsniveau van de politie overstijgt”, vertelt Vonsee. “Dat varieert van vuurwapengevaarlijke verdachten die aangehouden moeten worden tot potentieel gewelddadige verwarde personen en inzet bij terrorismeverdachten.”

De DSI kent 7 AT’s, waarvan er 6 geleverd worden vanuit de Nationale Politie en 1 vanuit de BSB. Tezamen vormen zij een stelsel dat zorgt voor een landelijke afdekking op het gebied van AT-interventies. Deze unieke integratie van KMar en politie zorgt ervoor dat beide organisaties van elkaar kunnen leren en expertises makkelijker kunnen uitwisselen.

Specialisten

Het is overigens niet zo dat bij elke actie de complete trukendoos tevoorschijn komt. Regelmatig wordt er ook een beroep gedaan op een enkele specialist van het AT, bijvoorbeeld een van de hondengeleiders, medics, duikers of klimexperts. Zo sprongen een aantal medics van de DSI eind mei nog bij na een steekpartij op de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat omdat er nog niet voldoende ambulances ter plaatse waren.

Hoog risico

Blijkt een operatie een nóg hoger risico te hebben, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van explosieven, zware vuurwapens of dreiging met gevaarlijke stoffen, dan komt de Afdeling Interventie (AI) in actie. In het uiterste geval mogen de leden van de AI dodelijk geweld toepassen om levensbedreigend geweld te stoppen. Hun bewapening en procedures zijn zwaarder dan die van de AT’s.

De honderdkoppige AI-eenheid bestaat uit een mix van operators van het Korps Mariniers, de BSB, het Korps Commandotroepen en AT’ers van de politie.

Onder de Afdeling Expertise & Operationele Ondersteuning (AE&OO) vallen onder andere precisieschutters, onderhandelaren en drone-operators. Politie en Defensie leveren beiden de helft van deze capaciteit.

Is er sprake van een complexe en grootschalige interventie, bijvoorbeeld een vliegtuigkaping, kan er tot slot nog een beroep worden gedaan op de Unit Interventie Mariniers (UIM). Dit team is organisatorisch geen onderdeel van de DSI, maar valt bij eventuele inzet wel onder DSI-commando.

Verwachting

De DSI bestaat kortom uit de AT’s, de AI, de AE&OO en de UIM. “Al met al een aardige club, ja”, beaamt Vonsee. “Stuk voor stuk vakmensen. En doordat we binnen de teams al die verschillende specialisten hebben, kunnen we eigenlijk in iedere situatie optreden.”

En wat kunnen we de komende 15 jaar van de DSI verwachten? Vonsee: “Ons reactieconcept willen we verder uitwerken om zo nóg meer aanwezig te zijn op straat. We blijven groeien en onszelf verbeteren.”