Het idee lijkt op papier goed maar blijkt in de praktijk al snel achterhaald, vertelt Vonsee.
“De structuur was ingesteld op een klassiek dreigingsbeeld, maar je zag in Europa dat dit begon te veranderen. Zowel bij aanslagen in Spanje en Engeland, maar ook in Nederland met bijvoorbeeld de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. We hadden niet uitsluitend meer te maken met georganiseerde groepen, maar steeds vaker met eenlingen en kortstondig, grof geweld. Ik zat toentertijd zelf bij de BBE-M en we hanteerden een alarmeringstijd van 3 uur. Veel te lang. Dit veranderende dreigingsbeeld was een van de redenen dat in 2006 de DSI werd opgericht.”
Binnen de DSI treden defensiepersoneel en politie zij aan zij op. En dat bleek al snel een stuk beter te werken. Vonsee: “Door het samenbrengen van deze eenheden onder één permanente commandostructuur kan er flexibeler én sneller geschakeld worden. En omdat de DSI is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid zijn we geïntegreerd met andere disciplines van de politie. We zitten dicht tegen bijvoorbeeld opsporing en inlichtingen aan en hebben nauw contact met politie in verschillende regio’s. Hierdoor zijn we altijd goed geïnformeerd, waardoor we snel kunnen acteren.”