Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 01-02 | 2018
Winterhulp aan Waddeneilanden
Luchtmacht maakt in jaren 40-60 ‘ijsvluchten’ naar ingesloten gebieden
“‘t Binne me dinge.” Zo sprak de lokale bevolking op de Waddeneilanden bij het zien van luchtmachtvliegtuigen die als onderdeel van een luchtbrug midden op de eilanden neerstreken. Niet op een vliegveld, maar op een provisorisch ingerichte landingsstrip op een weiland of het strand. Tijdens strenge winters in de jaren 40, 50 en 60 was door de dichtgevroren Waddenzee de enige levenslijn met het vaste land, door de lucht. Een duik in het archief van de Vliegende Hollander.
Bij historische inzet van het luchtwapen in de winter, denkt men al snel aan de Watersnoodramp van 1953. Maar de luchtmacht en toen nog zelfstandige Marineluchtvaartdienst deden nog veel meer. Als in de barstrenge winter van 1946-1947 de Waddenzee dichtvriest en de boten niet meer kunnen varen, ondernemen Austers en Dominies van de dan net opgerichte Transport Vlieg Afdeling (TransVA) vanaf 16 december een luchtbrug.
‘Toen de vorst de scheepvaart in ijzige greep omknelde, is de taak van de TransVA uitgebreid met een dagelijksche vlucht naar Ameland via Leeuwarden’, schrijft de Vliegende Hollander in april 1947. ‘Sinds het begin der vorstperiode vervoerde de TransVA reeds 164 passagiers en 2 ton post van Leeuwarden naar Ameland v.v, hetgeen een indruk geeft wat er met de enkele toestellen, die voor deze lijn beschikbaar zijn, bereikt kon worden.’
Noodkreet
Commandant TransVA majoor Mulder redt een jongetje met hersenvliesontsteking doordat hij hem op 16 maart naar het vasteland vliegt. Ook een zwaar zieke dame overleeft door de luchtmachtinzet. De Vliegende Hollander schrijft: ‘Zoo ook op dien Zondag, toen telefonisch van Urk op Valkenburg de noodkreet kwam: ,,Er is hier een dame zwaar ziek; als zij niet binnen drie uur op de operatietafel ligt, wordt voor haar leven gevreesd”. De machine stond toen nog in de hangar op Ypenburg en het duurde eenigen tijd voor het zoover was, dat de vlucht naar Urk kon worden begonnen. Maar binnen drie uur was de patiënte in de operatiekamer en konden de doktoren ingrijpen.’
Niet alleen op de eilanden, ook op het vaste land is zo pal na WO II de nood hoog. Zelfs zodanig dat de vliegbasis Twenthe door een chronisch gebrek aan brandstof het personeel tot eind maart naar huis stuurt.
De nood aan den man
De bevolking is de luchtmacht zeer dankbaar: ‘De eilanders in het hooge noorden mogen menschen zijn van slechts weinig woorden, vliegers zijn over het algemeen nog minder op woorden gesteld, vooral als zij daarbij het middelpunt gaan vormen. En toch is het goed eens den nadruk te leggen op het werk van de TransVA in de maanden van hevige vorst, die zoo kort achter ons liggen. Niet om het feit, dat vliegtuigen een communicatie tot stand hebben gebracht, die normaal op andere wijze wordt onderhouden, maar omdat het vliegtuigen waren van de Militaire Luchtvaart. Met de klemtoon op ,,Militaire”. Maar evenals andere onderdeelen van de Nederlandsche Strijdkrachten, zullen ook de Luchtstrijdkrachten in vredestijd ingeschakeld kunnen worden, als, hoe dan ook, de nood aan den man komt. En de nood kwam voor de eilanders aan den man zoo tegen December.’
Dank
Er waren dagen, dat 6o passagiers de reis door het lucht ruim maakten. ‘Het enthousiasme op de eilanden was vanzelfsprekend overweldigend. De bewoners moeten het wel gevoeld hebben als een bevrijding toen het militaire vliegtuig hen verloste uit hun isolement.’ De bewoners van Schiermonnikoog verwoorden het zo:
‘,,Hier lag de uitkomst; die ons werd ontsloten
door Valkenburgs bekwame piloten.
Vaak is er gevlogen, zonder eenig beraad.
Wat wij ‘t meeste waardeeren: Uw vrijwillige daad.
Het is noodzakelijk ons dankbaar te toonen,
maar kunnen Uw daad nooit naar waarde beloonen.
‘t Is een blijk van waardeering en dit laat u weten,
wij zullen de winter ’46-’47 nimmer vergeten”.’
Verdwaald
In 1950 schiet de luchtmacht wederom te hulp. ‘Een vrij regelmatig terugkomend evenement voor de luchtmacht is het onderhouden van de verbindingen tussen het vasteland en het eiland Ameland, dat bij enige tijd aanhoudende vorst steevast geïsoleerd pleegt te geraken’, schrijft de Vliegende Hollander. ‘Januari, de eerste dag de beste maakten majoor Bakker en kapitein Linzel al 18 vluchten waarbij zij 24 passagiers en 280 kg post vervoerden.’ Af en toe moest de luchtbrug tijdelijk worden gestaakt als gevolg van het weer. ‘Kapitein Linzel raakte op 27 Januari, in slecht zicht en sneeuwbuien, een weinig uit de koers en kwam aan de verkeerde kant van Ameland terecht.
Op de basis Leeuwarden betekent de luchtbrug een niet onwelkome afwisseling. Met één klap is het vliegveld van straaljagerbasis veranderd in een lijndienstbeginpunt en de kleine Auster zal zich nog zelden zo belangrijk hebben gevoeld als juist in de periode dat hij de luchtvloot uitmaakt van een maatschappijtje, dat even klein als onmisbaar is.’
‘Welkome oefening’
Zes jaar later is het weer raak; een zeer strenge winter. ‘Op het vliegveld Leeuwarden heeft men tijdens de vorstperiode van februari j.l. niet stil gezeten. Daar werden de lichte vliegtuigen De Havilland Dominie’s en de Piper Cubs van dag tot dag gereedgehouden om de Waddeneilanden uit het dreigend isolement te bevrijden. Deze bevrijdingspoging mag, gezien de onderstaande cijfers, succesvol genoemd worden.’
Een primeur, zo staat in de Vliegende Hollander – en in de tegenwoordige tijd niet meer weg te denken: ‘1 van de Dominie vliegtuigen was met radio uitgerust, een verbetering, die in de praktijk bijzonder bleek te voldoen en waarmede al dadelijk in korte tijd een veel groter rendement kon worden bereikt.’
Dominie’s en Piper Cub’s vliegen samen 51 uur en 29 minuten, maken 109 landingen op Ameland, Terschelling, Schiermonnikoog en Vlieland, en vervoeren 409 personen, 2640 kg vracht en Totaal 21.748kg post. ‘Voor de Koninklijke Luchtmacht betekende “Luchtbrug 1956” dan ook weer een welkome oefening met een alleszins bevredigende uitkomst.’
Wentelwieken
Maar er is nog meer dat jaar. Naast mens heeft ook dier hoge nood. Er heerst namelijk hongersnood onder de vogels, vooral in de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren en in de Biesbosch. Hiller OH-23 Ravens van de Groep Lichte Vliegtuigen worden van vliegbasis Deelen op vliegbasis Woensdrecht gestationeerd. De 5 helikopters van het 299 Squadron komen op 18 februari naar Woensdrecht met majoor Sipkes als commandant en verder onder andere luitenant ter zee 2 Poestkoke en kapitein Flierboom. ‘We kunnen haast wel zeggen, dat de gehele dag door werd gevlogen en dàt met vier toestellen (de vijfde ,,wentelwiek” moest stand-by blijven). Het voedsel werd niet uitgeworpen, maar uitgestrooid. Een helikopter is gemakkelijk aan de grond te zetten en wanneer het voedsel wordt uitgestrooid, is er geen verlies door wegwaaien enz. De helikopters vertrokken op 28 februari weer naar Deelen. Een kort résumé van de verrichtingen van de 5 helikopters is hier wel op zijn plaats: Er werden 130 vlieguren gemaakt, waaronder vier postvluchten van plm. 2 uren. In deze tijd werd 7 ton voedsel uitgestrooid.
Groot materieel
En dan tot slot de winter van 1962-1963, waarbij het laatste jaar vooral bekend staat om de b(iz)arre Elfstedentocht. De grootste luchtbrug vindt tijdens deze ijsperiode van liefst twee en een halve maand plaats, wanneer het overdag 10 tot 15 graden vriest.
‘Toen op 30 december 1962 bleek dat Ameland en Schiermonnikoog onbereikbaar waren, werd groot materieel ingezet: 3 Alouette 2's, 2 Piper Cubs en 4 Beavers werden gestationeerd op Leeuwarden. Op verzoek van de Rijkswaterstaat heeft het personeel van de vliegbasis Leeuwarden weer met man en macht geholpen de nood te lenigen. De Basisvlucht onder leiding van de eerste luitenant Beerling onderhield met drie vaste vliegers, te weten majoor Bouwens, luitenant Beerling zelf en de sergeant majoor Ten Oever, bijgestaan door enkele andere vliegers van de vliegbasis Leeuwarden met behulp van drie Beaver toestellen, een intensieve luchtbrug met de geïsoleerde eilanden.’
Vliegende voederbak
‘Omdat ook problemen ontstonden met de voedselvoorziening van de vogels in de Friese meren, het IJsselmeer en de Waddenzee, werd een Beaver beschikbaar gesteld voor het "landelijk comité wintervoeding vogels". Op 3 januari 1963 maakte Elt. Dick Mossel een eerste verkenningsvlucht boven het IJsselmeer, de volgende dag werd begonnen met voedseldroppings boven de probleemgebieden. Per vlucht van de vliegende voederbak werden enkele honderden kilo’s graan gedropt, in zakjes van 25 pond.’
Het was de koudste winter van de vorige eeuw die ook nog eens erg lang aanhield; van 22 december tot en met 3 maart. De laagste temperatuur werd gemeten op de dag van de Elfstedentocht 18 januari in Joure: -20,8 graden Celcius.
IJsvluchten
Behalve passagiers gaan vooral tonnen levensmiddelen, post, gas en kranten door de lucht. De luchtmacht vervoert tussen 30 december en 18 maart in ruim 750 vluchten zo’n 2.000 passagiers, 38.000 kg post en 16.000 kg vracht. ‘Verder werd voer uitgestrooid voor bedreigde vogels in het noorden des lands.
De Vliegende Hollander besluit: ‘Ondanks de lage temperaturen hadden de Beavers hun taken uitstekend uitgevoerd; het toestel bleek onder vrijwel alle omstandigheden inzetbaar. Na deze periode behoefden de Beavers niet meer in actie te komen voor winterhulp aan de Waddeneilanden. De strenge winters leken voorgoed verdwenen.’
Een jonge verzamelaar uit Best van enveloppen met speciale postzegelstempels, maakte handig gebruik van de situatie. Hij schreef een briefje aan de ‘geachte piloot’, met het verzoek twee ingesloten enveloppen te voorzien van speciale stempels. Ze droegen het opschrift ‘IJsvluchten 1962’.
Tekst: Arno Marchand
Foto's: uit archief Nederlands Instituut voor Militaire Historie