Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 01-02 | 2018
‘We mogen best trots zijn op wat we doen’
C-LSK Luyt: ‘Na geld ligt bottleneck nu steeds meer bij personeel’
Na een jaar hard werken en wat meer financiële ruimte, tijd voor de Commandant Luchtstrijdkrachten de balans over 2017 op te maken en een stukje in de – nabije – toekomst te kijken. Luitenant-generaal Dennis Luyt aan het begin van 2018 aan het woord over missies, de toestand van het materieel, zorg voor het personeel, geld en de komst van nieuwe middelen. ‘Er is goed nieuws; de winkel draait lekker, maar wel kijken wat er op de schappen ligt.’
Speerpunt 1 was en is het herstel brede inzetbaarheid, in eerste instantie bij de F-16 en het DHC. Is na anderhalf jaar werken de slagkracht in dit deel van de organisatie voldoende terug?
“We hebben veel geïnvesteerd in oefeningen voor het DHC – samen met 11 Luchtmobiele Brigade – en in de F-16. Met oefeningen als Red Flag, Frisian Flag, de FWIT deden we belangrijke investeringen in de geoefendheid van ons personeel. Het Logistiek Centrum Woensdrecht werkte hard aan de inzetbaarheid van de toestellen. Maar ondertussen waren er toch ook ‘verstoringen’. Door het verlengen van de Inherent Resolve-missie van de Belgische F-16’s, namen wij de QRA over van België, waardoor we bijvoorbeeld de FWIT net wat sneller moesten afronden. We zaten zo strak gepland qua vlieguren dat inhalen geen optie was. Daarbij hebben we te maken met airframes van 30 jaar oud of meer. Je moet steeds harder werken om die in de benen te houden. Daarvoor is geen extra capaciteit.”
‘De kracht van het luchtwapen: we zijn er zo en kunnen meteen aan de slag’
Dan nu sinds januari de inzet van de F-16 in ATF ME. Kan het CLSK dit aan?
“Ja. We zijn onder de streep voldoende hersteld voor overname daarvan. 100 procent? Nee. Maar we hebben een goede slag gemaakt; anderhalf jaar investeren in kwaliteit en herstel. Je wilt mensen zo goed mogelijk op pad sturen. We zitten op ongeveer 90 procent. Voldoende om deze operatie een jaar te kunnen volhouden. En we hebben een serieuze kwaliteitsslag gemaakt in de bredere F-16 taken, ook bondgenootschappelijk. Het gaat goed met de ATF. Ik was er samen met de minister een paar dagen na het deployen, in de eerste week van januari. Dan zie je meteen de kracht van het luchtwapen. We zijn er zo en kunnen meteen aan de slag.”
Kan de luchtmacht dit alleen of is de samenwerking met anderen – een pad dat al lang ingeslagen is – de enige manier om ‘te overleven’?
“Natuurlijk, we nemen de ATF over van onze Belgische collega’s, dus dat scheelt zeker. Dat onderstreept ook hoe onze samenwerking met hen is georganiseerd, qua F-16 inzet en Force Protection. Niet alleen praten over internationaal samenwerken, maar het ook gewoon doen. Dat is de kracht ook van de EPAF F-16 gebruikers. Als we straks naar de F-35 gaan, proberen we dat op dezelfde manier in te richten.
Verder zijn er maar weinig operaties waarin we als CLSK alleen opereren. Dat doen we vrijwel altijd met andere opco’s. We zijn als krijgsmacht ook te klein geworden om in zuilen te blijven denken. Nu bijvoorbeeld ook in Jordanië. Daar kom je in een F-16 detachement altijd weer andere kleuren militairen tegen. Én reservisten, vergeet die niet. Dat is een enorm kansrijk gebied. We groeien in aantallen en manieren van inzet van hen. In Jordanië kwam ik er bijvoorbeeld 2 tegen bij de bomassemblage van het MOAT. Naast deze samenwerking in de detachementen, werken we nauw samen met andere luchtmachten, in de EPAF, maar bijvoorbeeld ook in het EATC en SAC C-17 voor wat betreft luchttransport. En met de industrie partneren we in het onderhoud om samen onze vliegtuigen inzetbaar te houden. Samenwerken zit in ons DNA.”
Nu Defensie en daarmee de luchtmacht met de extra financiën iets ruimer in haar jasje komt te zitten, dan nog blijft er zorg rond personeel. Is er voldoende aanwas te vinden? Zijn reservisten dé oplossing voor het personeelstekort?
“Ze vormen een deel van de oplossing van de personeelsproblematiek. Ook bij commandanten groeit steeds meer besef dat reservisten iets extra’s brengen, meer dan alleen maar extra handjes. Ook daarvoor gaan we het extra geld gebruiken. Dat gaat dus niet alleen naar de ‘ijzerwaren’, maar ook naar mankracht. Als geld minder een probleem wordt, dan komt de bottleneck steeds meer bij het personeel te liggen. Dus zetten we zeker ook in op behoud van het huidige, schaarse personeel.”
‘Geld gaat dus niet alleen naar de “ijzerwaren”, maar ook naar het huidige, schaarse personeel’
Welke mogelijkheden zijn daar voor?
“Wat mij betreft breken we het FPS open. In de nieuwe CAO is met de bonden onlangs ook afgesproken het personeelsbeleid binnen nu en drie jaar aan te passen. Het is hard nodig om meer maatwerk te bieden en perspectief aan het personeel te gegeven. Wij wachten als CLSK niet alleen op wat er uit overleg met de bonden komt, maar kijken nu zelf al naar wat we op kritische functiegebieden kunnen doen. Ons personeelsbestand is geen eenheidsworst en daarop is FPS wel gebaseerd. We merken gelukkig ook dat werving aantrekt. Militair of luchtmachter zijn biedt een meerwaarde; we merken dat het ‘sterke merk’ luchtmacht aantrekkelijk blijft voor veel mensen.”
Eindelijk extra geld dus voor Defensie. Dat was heel hard nodig. Lost het alle problemen op?
“Je merkt dat het budget nu snel groeit, maar het is ‘spannend’ om het uitgegeven te krijgen. Verwerven is echt een zorg; dat kan in Nederland een vrij langdurig proces zijn, dus ik hoop niet dat dat ons in de weg gaat zitten. Dus verantwoord uitgeven, maar wel met snelheid. Daar hebben we bij de luchtmacht al een paar goede voorbeelden van, zoals op het Logistiek Centrum Woensdrecht.
Dit jaar groeit het defensiebudget met 900 miljoen, waarvan 400 miljoen nu al is vrijgegeven. Daarmee kunnen we een hoop dingen doen. Als eerste richten we op personeel en de tekorten daaraan. Bij het CLSK gaat dat om een aantal specifieke doelgroepen. Als 2e verhogen we het aantal vlieguren voor F-16’s en helikopters. Tot slot trekken we de investering voor de MQ-9 Reaper naar voren. Dat was 7 jaar uitgesteld door de vorige kabinetten, maar de aanschaf is urgent.”
‘De investering voor de MQ-9 Reaper gaat naar voren – de aanschaf is urgent’
Naast de Reaper staan er nog meer nieuwe platformen op de planning: de A330 MRTT en nieuwe helikopters. Hoe staat het daarmee?
“De MRTT komt er aan. Afgelopen maand was er al één op bezoek, voor een kennismaking op en met Eindhoven. De inzetgereedheid van de huidige helikoptervloot staat dit jaar centraal, maar nieuwe toestellen komen er ook aan. We vervangen de huidige Chinooks en breiden de vloot uit naar 20 stuks. Bovendien krijgt de Apache vanaf 2020 een zeer ingrijpende update. En de toekomst van het 300 Squadron met de Cougar die eens zo slecht was, is - met de oprichting van het Special Operations Command dit jaar - zekergesteld tot 2030.
En zodra er Reapers zijn, ergens rond 2019-2020, ga ik gezien de grote vraag naar dit soort capaciteiten ervan uit dat deze meteen worden ingezet. Als luchtmacht hebben we daarop al voorgesorteerd met personeel op Leeuwarden en Ramstein, in Duitsland. We zijn qua levering afhankelijk van Amerika, maar hoe eerder, hoe beter dus.”
‘Wat hebben we er voor over is een omgekeerde redenering. De vraag zou moeten zijn: wat moeten we op de mat kunnen leggen?’
En hoe zit het met de F-35?
“De 37 stuks zoals nu gepand, zijn ooit bedacht in de tijd van bezuinigingen. De stelling toen was: ‘dit is wat we ervoor over hebben, geef maar aan wat je daarmee kunt doen.’ Een omgekeerde redenering, want de vraag zou moeten zijn: ‘wat moeten we op de mat kunnen leggen?’ Daar rolt vervolgens een capaciteit uit. Dus niet redeneren van middelen naar ambitie, maar vice versa. Maar de vraag is of de beslissingen die toen zijn genomen, in een veel onrustiger wereld, anno 2018 nog kloppen. Ik maak me daar wel zorgen over. Daarbij weten we, na meer dan 25 jaar vrijwel onafgebroken inzet van onze F-16’s, dat met de komst van een nog veelzijdiger inzetbare F-35 de vraag naar jachtvliegtuigen niet zal afnemen. Maar defensiekeuzes gaan niet alleen over extra F-35’s. De afwegingen zullen we uiteindelijk in breder verband moeten maken. Maar er is altijd behoefte aan slagkracht, zeker aan een F-35 die nog veel meer kan.”
De F-35 en de Reaper kunnen vooral ook als informatiebron optreden en veel gegevens leveren. Is er voldoende capaciteit om dat allemaal om te zetten in bruikbare informatie?
“Informatiedominantie is met nadruk wat we nodig hebben voor de toekomst. Kijk naar de Krim, waar de situatie in een paar dagen of zelfs uren omsloeg. Denk ook aan de MH17 en de Baltische Staten. Begrijpen wat er aan de hand is, is in de deze onzekere wereld extreem belangrijk. De krijgsmacht en coalitie die dat beter doet, dus een informatievoorsprong heeft op de tegenstander, wint. De eenheden binnen de luchtmacht die de informatie uit de F-35 en Reaper gaan verwerken, zijn het ‘centerpiece’ in onze eigen toekomstvisie; de 5e generatie luchtmacht. Daarom zetten we daar nu snel stappen in, onder andere met de Data Science Cell. Investeren in capaciteiten die informatiedominantie geven en versterken, is verstandig naar de toekomst toe. Een ‘common operational picture’ kunnen delen binnen de krijgsmacht en de coalities waarin we werken; daarmee win of verlies je. Daarvan ben ik overtuigd. Daarmee kunnen we ons als relatief kleine luchtmacht echt onderscheiden. Dus niet alleen praten over de 5e generatie luchtmacht, maar ook echt dóén.”
‘Ook bij inzet in andere domeinen komt vaak het luchtwapen kijken; onze luchttransport- en helikoptervloot bijvoorbeeld.’
Is het luchtwapen het ‘weapon of choice’, als het gaat om wapeninzet in het algemeen?
“Het jachtvliegtuig is niet het enige, maar de afgelopen 25 jaar wel een zeer belangrijk stuk gereedschap van de krijgsmacht dat onze regering vrijwel continu inzet. Er wordt vaak naar dit middel gevraagd als er slagkracht nodig is: snel inzetbaar, schaalbaar en precies. In andere domeinen zet je andere middelen in. Maar ook daarbij komt vaak de inzet van het luchtwapen als randvoorwaarde kijken. Naar mobiliteit met onze luchttransport- en helikoptervloot blijft bijvoorbeeld ook heel veel vraag. Zo lang de politiek en de samenleving vragen dat wij alle capaciteiten en taken van het luchtwapen blijven leveren, inclusief slagkracht, doen we dat. Op alle innovatieve manieren. Ook qua samenwerking, internationaal én nationaal. Bijvoorbeeld met de civiele luchtverkeersleiding op Schiphol. Ook dat is een stap naar de toekomst.
Wij doen het als kleine luchtmacht, maar fijne luchtmacht goed. Dat zie ik op de hoofdkwartieren waar ik kom. We hoeven ons niet op de borst te kloppen, maar we mogen ook best trots zijn op wat we met elkaar elke dag leveren en waarmaken. Denk maar eens aan wat we met één tanker een half jaar lang vanuit Koeweit hebben kunnen doen. Wat we doen, moeten we ongelofelijk goed doen. En dat doen we.”
Tekst: Arno Marchand