Tekst eerste luitenant Wouter Helders
Foto sergeant 1 Zadrach Salempessy
Flying doctors oefenen boven lage landen
Midden in de vlucht, ergens boven de Waddenzee gaat het mis. De patiënt in de voorste ‘brancard’ stopt met ademen. Een hartstilstand. Belgisch en Nederlands medisch personeel aarzelt geen seconde en trekt de trukendoos open. Een verpleegkundige begint de ‘hartmassage’, terwijl een andere een spuit adrenaline in de patiënts arm zet. Dan volgt het grove geschut: een defibrillator. Het mag niet baten. De monitor toont een vlakke lijn.
“Hij heeft het helaas niet gehaald”. Sergeant-majoor Arjen draait zelf in de oefening ‘Joint Medical Modules’ mee als observer, maar is zelf ook flight nurse. Medisch personeel van de Koninklijke Luchtmacht en Belgische krijgsmacht oefenen in gecombineerde teams de ‘skills & drills’ die ze nodig hebben om strategisch luchttransport van zieken en gewonden uit te voeren. Arjen: “Daar hoort het omgaan met stress en verlies ook bij.”
Landen is geen optie
Veel tijd om stil te staan bij het verlies van de patiënt is er niet. Er zijn nog vier hulpbehoevenden aan boord. Een zwangere dame en mannen met respectievelijk necrose, galblaasontsteking en knieproblemen vragen om aandacht. “Crews zijn tijdens de vluchten op zichzelf aangewezen”, legt trainingsleider kapitein Didacus Beeloo uit. “Een groot deel van de tijd vliegen we boven water of onherbergzame gebieden. Landen is dan geen optie. Ze moeten het doen met wat ze hebben.”
Vliegende ziekenboeg
De twee vliegtuigen voor de oefening, een Nederlandse C-130 en een Belgische Embraer ERJ-135, zitten dan ook tjokvol medische apparatuur en voorraden. “Of het nou gaat om een gebroken been, oogletsel of een schotwond; wij moeten patiënten zo veilig en comfortabel mogelijk van A naar B brengen”, aldus Arjen.
Dat crews, internationaal samengesteld of niet, goed op elkaar zijn ingespeeld is dan ook essentieel. De toenadering tussen Belgen en Nederlanders die al op veel vlakken samenwerken, is dan ook niet verwonderlijk. “Doordat we dezelfde taal spreken en voor een groot deel hetzelfde denken en handelen, gaat het samenwerken ons goed af”, begint de Belgische verpleger adjudant Luc. Hij vindt vooral het leren werken met elkaar en elkaars materiaal nuttig. “Elk type toestel anders. De C-130 is groter en heeft minder speelruimte wat betreft de inrichting dan de Embraer. Binnen is het lawaaiig en donker. Allemaal belangrijke factoren.”
Stresses of flight
De verpleger doelt op de zogenoemde ‘stresses of flight’. De specifieke karakteristieken van ieder type vliegtuig en/of helikopter, zorgen voor andere fysiologische effecten op de vervoerde patiënten. Daarmee moet het medisch personeel dus in de voorbereiding en uitvoering van de missie rekening houden.
Hier is ook voor de flight crew een belangrijke rol weggelegd. Gezagvoerder majoor Marcel: “De aard van de verwondingen van de patiënten heeft invloed op de uitvoering van de vlucht. Zo kan ik bij zwaargewonden bijvoorbeeld niet te hard accelereren op decellereren. En kan ik bij een patiënt met een longaandoening niet te hoog vliegen omdat de luchtdruk dan voor problemen kan zorgen. Laag vliegen kost dan weer meer brandstof…”
Ook loadmasters sergeant 1 Johan en sergeant-majoor Rob moeten tijdens medische vluchten extra alert zijn. “Naast dat we letten op gewichtsverdeling en balans, moeten we nu extra letten op de configuratie”, zegt Johan. “De patiënten moeten goed liggen, maar dat geldt ook zo voor de bereikbaarheid van alle apparatuur en materialen.”
Samen op missie
Het soepele samenspel tussen vliegend en medisch personeel is dan ook van groot belang; de levens van patiënten hangen er vanaf. Niets voor niets staan de verschillende teams via headsets constant in verbinding met elkaar. Oefenen is, hoe dan ook, belangrijk om optimale scherpte te waarborgen. De Vlaamse verpleger Luc is tevreden: “Mochten we in de toekomst ooit samen een missie uitvoeren, en dat is zeker niet ondenkbaar in het kader van interoperabiliteit, dan zijn we voorbereid.”