Tekst Bert van Elk
Foto NIMH

x
Foto boven: Zo begon het allemaal eind jaren 20, begin jaren 30 van de vorige eeuw. Onderzoeker ir. J.L. van Soest van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen, de voorloper van het huidige TNO, ontwierp het zogenoemde luistertoestel waarmee het mogelijk was vliegtuigen tot op 5 kilometer te horen aankomen (foto: collectie NIMH).

In de rubriek Terug naar de Toekomst kijkt Materieelgezien terug op een innovatie van de Nederlandse krijgsmacht die ooit hypermodern was, maar nu verouderd. In deze aflevering de M39, de eerste Nederlandse radar, die de Engelse strijdkrachten in 1940 verbaasde.

Je zou het niet verwachten, maar Nederland was in de jaren 30 van de vorige eeuw 1 van de eerste landen die een werkende radar had: de M39. Die was ontwikkeld door 2 Nederlandse ingenieurs van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen: J.L.W.C. von Weiler en zijn assistent ir. S. Gratama. Von Weiler noemde het apparaat nog een 'electrisch luistertoestel', want de codenaam Radar (een afkorting van RAdio Detection And Ranging) ontstond pas in november 1940, toen 2 Amerikaanse marineofficieren het woord in een brief gebruikten.

Het bereik van radarinstallaties was na de Tweede Wereldoorlog nog beperkt. Een zoeklichtinstallatie, uitgerust met radarantennes voor de opsporing van vijandelijke vliegtuigen in 1950 (foto: collectie NIMH).

Luistertoestel

De ontwikkeling van de radar begon in de jaren 20. Na de Eerste Wereldoorlog hadden de legers een middel nodig om vliegtuigen te lokaliseren. Overdags erop schieten met een mitrailleur werkte goed, maar in het donker niet. De oplossing was de ontwikkeling van het zoeklicht. De grootste konden een vliegtuig dat 4 tot 5 kilometer hoog vloog nog zien, zodat luchtdoelgeschut erop konden schieten. Volgende stap was de ontwikkeling van een toestel waarmee militairen een vliegmachine konden horen aankomen voordat het zijn doel bereikte. Modellen van luistertoestellen, gemaakt door fabrikanten, voldeden niet. Daarom ontwikkelde Van Soest eind jaren 20 zelf een variant met twee grote oren, waarmee ook de locatie en koers van een vliegtuig bepaald konden worden. De militair die tussen de oorschelpen zat, hoorde een vliegtuig al op 5 kilometer afstand aankomen. Defensie nam het Luistertoestel van Van Soest in gebruik bij de zoeklichteenheden van de genie.

Tot in de jaren 30 doken krantenartikelen op over voor militaire doeleinden dodende straal, ontwikkeld door wetenschappers. Al in 1926 werden deze geruchten door professor jhr. dr. G.J. Elias ontmaskerd als een fabel, maar toch bleven de verhalen rondzingen. De radar werkt weliswaar met 'stralen', maar dodelijk?

Vogels als eerste gespot

Van Soest werkte samen met commissielid ir J.L.W.C. von Weiler. Samen voerden ze in 1936 bij het zogenoemde Meetgebouw op de Waalsdorpervlakte proeven uit met radioapparatuur. Daarbij bleek dat meeuwen en kraaien de signalen van een speciale zender-ontvanger stoorden. Dat was voor Von Weiler het 'Eureka-moment'. Een test met vliegtuigen bevestigde de toevallige waarneming en het principe van de radar was ontdekt.

De toenmalige minister van Oorlog, (oud-militair) Hendrik Colijn, vond het zeer interessant en beval dat de proefnemingen moesten doorgaan. Het toekomstbeeld was dat het werk van de vele luchtwachtposten, die ‘op het oog’ de hemel afzochten naar vijandelijke toestellen, door radars zou worden overgenomen. Ook de luchtdoelartillerie had er baat bij, want de radar was veel nauwkeuriger dan de optische en akoestische instrumenten die toen in gebruik waren.

De eerste echte werkende radar, de M39, werd door Von Weiler en S. Gratama - eveneens commissielid - in de eerste helft van 1939 gebouwd. Het bereik was niet minder dan 15 kilometer. Bovendien ontwikkelde Von Weiler nog een apparaatje dat de ontvanger blokkeerde als signalen werden uitgezonden en andersom. Daardoor was slechts 1 antenne nodig in plaats van 2. Misschien was dat wel de grootste verdienste van Von Weiler.

Een luchtfoto van Kamp Waalsdorp op de Waalsdorpervlakte, gemaakt tussen 1920 en 1940. Het kleine gebouw in het midden, aan de bovenkant van de foto, was het zogenoemde Meetgebouw. Daar deed de Commissie haar proeven werd de eerste werkende Nederlandse radar ontwikkeld. (foto: collectie NIMH).

Prototypen naar Engeland

Vlak voor de mobilisatie in 1939 bestelde het Ministerie van Oorlog, zoals Defensie toen nog heette, in totaal 50 radarinstallaties bij de Nederlandsche Seintoestellenfabriek in Hilversum. Het project was geheim en om ontdekking te bemoeilijken, werden bij de productie 3 bedrijven (waaronder de firma Van Heijst uit Den Haag) en 2 laboratoria (van de Technische Hogeschool Delft en de Universiteit Leiden) ingeschakeld.

De antennes van het Britse Chain Home-radarsysteem dat een belangrijke rol speelde tijdens de Slag om Engeland. De foto is gemaakt door Flight Lieutenant Goodchild (Royal Air Force official photographer) (foto: collectie Imperial War Museums).

Ingenieur Max Staal coördineerde de activiteiten. Het fabriceren van de apparatuur zou waarschijnlijk nog geruime tijd in beslag nemen en de toestellen konden naar verwachting niet voor 1941 in gebruik worden genomen. Toen de oorlog in mei 1940 uitbrak, waren er slechts een paar klaar. De Duitse inval betekende het einde van de productie. Dat de Nederlandse radar goed werkte, bleek tijdens de Meidagen, toen de commissieleden in Den Haag een radartoestel opstelden. "Het toestel werkte goed, maar omdat we geen kanonnen hadden om op de Duitse vliegtuigen te schieten, was het resultaat voor ons erg frustrerend", schreef ir. Max Staal later.

Radar type 289 van de torpedobootjager Hr.Ms. Isaac Sweers (1941-1942) (foto:collectie NIMH).

Verschillende onderdelen van de M39-radar konden op het nippertje naar Engeland worden gebracht, evenals Von Weiler, Staal en een pak tekeningen. Meetgebouw-medewerkers verbrandden de overige apparatuur op de Waalsdorpervlakte en waarschijnlijk ook het Malieveld. Von Weiler en Staal wachtte een hartelijke ontvangst van Britse wetenschappers, die vooral interesse hadden in de enkele antenne (de Britse radar had er 2). Zij gebruikten een Nederlands radarset voor verder onderzoek. Een 2e radar werd op de torpedobootjager Hr.Ms. Isaac Sweers geïnstalleerd. Von Weiler en Staal gingen bij de Signal School van de Royal Navy in Portsmouth aan de slag en hielden zich daar gedurende de oorlog bezig met de verdere ontwikkeling van de radar. Hun onderzoek richtte zich vooral op de toepassing van radar voor nabijverdediging, terwijl Britse wetenschappers zich toelegden op early warning– radar met een groter bereik.

Een zogenoemde plottafel mogelijk van het Sector Operatie Centrum in Nieuw-Milligen om de luchtbewegingen boven Nederland te volgen (tussen 1945 en 1960) (foto: collectie NIMH).

De ontwikkeling van de radar liep in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland, min of meer onafhankelijk van elkaar, gelijk op. De landen ontliepen elkaar in kennis en kunde niet veel. De Nederlandse radarinstallaties gebruikten een veel kleinere radiogolf dan de Engelse en Duitse radars. Ook was de Nederlandse antenne vele malen kleiner. De Britse was tientallen meters hoog en had vaste opstellingen, maar 'zag' veel verder dan de Nederlandse radar. De eerste Duitse radar had grote paraboolantennes voor de ontvangst. 

De Nederlandse radar week verder niet veel af van de in Engeland ontwikkelde radar. 1 ding is zeker. Op het gebied van de radar bevonden de Nederlandse wetenschappers zich voor de oorlog in de voorste regionen.

Een Duitse radarinstallatie ten zuiden van de monding van de Brielse Maas in Oostvoorne. De ontwikkeling van de radar in Duitsland liep enigszins achter op de ontwikkelingen in Nederland en Engeland. Hun systemen en die van de Engelse strijdkrachten kenmerkten zich door grote antennes (foto: collectie NIMH).

Bronnen:

  • J.L. van Soest: 'Speurwerk. Van luistertoestel tot radar' uit: 'Voordrachten voor het Koninklijk instituut van ingenieurs', 1949, nr. 1. Een overdruk van de lezing bevindt zich in de bibliotheek van het Nationaal Militair Museum in Soesterberg. Objectnummer 00046540.
  • ir. Max Staal: 'Hoe de radar naar Hengelo kwam'. in: Roering, mededelingenblad van de vereniging van ingenieurs van Defensie. jaargang 33, nr. 1 1996.
  • F.J. Molenaar: 'De luchtverdediging'. Den Haag, 1970.
  • www.museumwaalsdorp.nl
  • Prof. ir. Piet van Genderen en anderen: 'Radar development in the Netherlands; 100 years since Hülsmeyer'. Amsterdam 2004.
  • www.museumwaalsdorp.nl
  • www.Delpher.nl