Tekst KAP Arjen de Boer
Foto Archief MCD en Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH)
Nieuw-Guinea, 1961 Dirk Pieter Kranenburg, destijds soldaat 7 Lichte LUA
“Ik kende alle mannen uit mijn eenheid. Aanvankelijk zat ik met enkele jongens in een vooruitgeschoven observatiepost. Wij gaven door welke vliegtuigen we zagen, zodat de kanonniers konden schieten. Maar dat heb ik niet meegemaakt. Want al snel was ik beheerder van de accu-opslagplaats en kwam zo met iedereen in contact. Het is de kameraadschap die ik nooit zal vergeten.
Mijn tijd in Nieuw-Guinea heeft me gevormd. Ik schiet al snel vol als het ter sprake komt. Ik vind, net als veel Nieuw-Guinea-gangers, dat Nederland de Papoea’s in de steek heeft gelaten. Wij waren bereid om te vechten voor hun onafhankelijkheid. Het zit diep. Mocht ik morgen doodgaan, dan komt op mijn kist de vlag met de Morgenster.” (Deze staat symbool voor een onafhankelijk Westelijk Nieuw-Guinea, red.)
Cyprus, 1999 Cees Bielander, destijds wachtmeester-1 13 Palua Batt Ypenburg
“We zaten aan de westkant van de Engelse sector, in de bufferzone tussen de Grieken en Turken. Met luchtverdediging had deze missie niets te maken, we waren omgeschoold tot lichte infanterie en speelden vooral politieagent tussen de partijen.
Het was een relatief veilige missie, maar wel een interessante. We zaten met 35 man in een troepenhuis middenin die bufferzone en moesten ons maar zien te redden. We knutselden zelf met water en stroom. Wekelijks kregen we een pakket eten en moesten het zien te rooien met elkaar. Ik was opvolgend pelotonscommandant en runde de toko. Ook had ik een pick-up waarmee ik het eiland doorkruiste voor mijn opdrachten. Dat was een mooie tijd.”
Bosnië en Herzegovina, 2003-2004 Wesley Dijkshoorn, destijds luitenant licht infanteriepeloton tijdens SFOR15
“Ik was net klaar met mijn vaktechnische opleiding en werd meteen uitgezonden. Maar niet voor een luchtverdedigingstaak. Nee, wij krijgen 9 maanden een omscholing tot lichte infanterie. We leerden patrouilles lopen, schieten, optreden in verstedelijkt gebied en meer. Daarna vertrokken we naar Novi Travnik (Bosnië, red.) en die periode was enorm leerzaam voor een luitenant van 21 jaar. Zeven dagen per week was ik bezig met leidinggeven. De leercurve was steil. De ene keer vertelde ik iemand over een geboorte, maar ik heb ook enkele slecht-nieuwsgesprekken moeten voeren. Daarna heb ik daar nog een functie vervuld waarbij ik met een klein team gesprekken voerde met lokale autoriteiten en burgers. Om ze te leren hun land weer op te bouwen. Na zo’n ervaring is het wel wennen om weer op de kazerne in Nederland te zitten.”
Afghanistan, 2008 en 2009 Reinout de Vries, destijds majoor 12 Luchtverdedigingsbatterij
“Psyops, psychologische operaties, was in Afghanistan nog nergens belegd bij de krijgsmacht. De luchtverdedigers kregen deze taak toegewezen, omdat er geen luchtdreiging was tijdens deze missie. Na een omscholing trokken we erop uit om de bevolking te informeren, maar ook de tegenstander te beïnvloeden. Een hoogtepunt was ons radioprogramma Voice of Uruzgan. Zo konden we mensen laten weten welke acties er waren geweest en waarom wij die hadden gedaan. Maar ook simpele zaken als het weerbericht kwamen aan bod.
Met dat programma konden we in één keer veel mensen bereiken, ook in gebieden waar de battlegroup nog nooit was geweest. We konden zelfs vrouwen bereiken. Die zagen we weliswaar nauwelijks op straat, maar thuis hadden ze wel een radio.”
Nederland, 2014 Derk Zielman, destijds majoor 13 Luchtverdedigingsbatterij Ypenburg
“Onze inzet vond plaats op voor ons gewijde grond, rond Den Haag. De plek waar tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar is gevochten door de luchtdoelartillerie. Het was onze taak om het luchtruim te bewaken en beschermen tijdens de Nuclear Security Summit. Het was de eerste inzet van de luchtverdediging op Nederlandse bodem sinds de meidagen van 1940.
Onze commandopost stond 300 meter van een woonwijk in Noordwijk en de lanceerinstallaties stonden die 8 dagen onder andere op grote parkeerplaatsen bij de kust. We hadden dus ontzettend veel contacten met inwoners die langskwamen voor een babbeltje of fotootje.”