Tekst Leo de Rooij
Foto MCD
Opleidingen CLAS anders inrichten
Aan flitsende wervingsfilmpjes geen gebrek. Toch loopt het aantal mensen met interesse voor een baan bij het CLAS terug. Ook is de uitval van leerlingen-manschappen en aspirant-onderofficieren in de opleidingen te hoog. Het daardoor opgelopen tekort in de vulling van de organisatie moet worden gedicht, anders dreigt de CLAS-machinerie op termijn piepend en krakend tot stilstand te komen. Boeien en binden, luidt daarom het devies. Boeien om bij de landmacht te komen werken, uitval in opleidingen beperken en het zittende bestand blijven binden. En dat betekent nieuwe initiatieven in opleidingsland.
De opeenvolgende bezuinigingen van de afgelopen jaren hebben het opleidingsveld hard geraakt, constateert landmachtadjudant Peer Donkers. “De commandant Opleidings- en Trainingscommando (OTCO) merkte dat zijn taken en middelen niet in balans waren. Ook zagen we met lede ogen hoe de uitval van Veiligheid & Vakmanschap-leerlingen (VeVa) om allerlei redenen te hoog was. En overal op de werkvloer zag ik problemen ontstaan in het onderofficierskorps, de ruggengraat van de organisatie. Op deze manier verder kon gewoon niet. Het was duidelijk dat we moesten gaan nadenken over een andere manier van inrichten van onze opleidingen. Overigens zonder daarbij direct aan extra VTE’en te denken.” Die ruimte is er immers niet en al zou die er wel zijn, dan kan men nog niet op korte termijn over extra personeel beschikken.
‘Overal op de werkvloer zag ik problemen ontstaan in het onderofficierskorps’
Verminderde begeleiding
Er werd een stuurgroep Landmacht in Nieuw Evenwicht (LINIE) ingesteld, waarin vertegenwoordigd het OTCO, de operationele eenheden, P&O en Gereedstelling. Want dit raakte immers alle facetten van het bedrijf. De stuurgroep kreeg de opdracht met plannen te komen die de opleidingsuitval zouden terugdringen, die ervoor zouden zorgen dat het OTCO in staat werd gesteld zijn taken uit te voeren en die zouden leiden tot kwaliteitsverbetering. Donkers over dat laatste punt: “We hebben ook een probleem aan de kwalitatieve kant. Door verkorting van de opleiding en verminderde begeleiding presteerden mensen minder op hun startfunctie, wat weer nadelig werkt op de operationele output van het CLAS. Ook daar dus een verbeteringsslag noodzakelijk!”
Na rijp beraad kwam de stuurgroep met een advies genaamd ‘De sterke Basis’, een combinatie van opties die de minste belastende impact heeft op de operationele onderdelen en op vele gebieden voordelen biedt. Belangrijkste punten uit het plan:
- de inrichting van een leerbedrijf CLAS dat zich focust op de VeVa en Beroepspraktijkvorming-opleidingen (BPV);
- het verlengen van een groot aantal initiële opleidingen, voor zowel soldaat als onderofficier;
- het gebruiken van ‘doorstromers’ (ervaren soldaten en korporaals vanuit de operationele eenheden die de keuze hebben gemaakt om onderofficier te worden) als praktijkleermeesters bij de BPV, voorafgaand aan de start van de KMS-opleiding;
- uitbreiding van de capaciteit bij de initiële vorming onderofficieren.
Minst belastende impact
Dit plan wordt nu verder uitgewerkt en ingevuld. Intussen is al een eerste stap gezet met het verlengen van de opleidingstijd. Op papier kent het plan zowel voordelen als mogelijke risico’s. Een ideale oplossing is er zonder extra geld namelijk niet te vinden. De landmachtadjudant somt enkele voordelen op. “Belangrijk is dat het bedrijfsmodel van de KMS wordt verbreed en flexibeler gemaakt. Daardoor ontstaat minder wachttijd voor de leerlingen en sluit het opleidingsprogramma beter bij ze aan. De focus van de opleiders kan dan ook beter worden toegesneden op het niveau van de leerling. Door de inzet van ‘doorstromers’ vergroot je de capaciteit van de BPV-pelotons, zodat die hun taak nu wel kunnen uitvoeren. En voor het grote plaatje heeft deze optie de minste impact op bestaande structuren, de operationele gereedheid en voor de onderdelen. Er worden wel VTE’en verplaatst van de manschappenscholen naar de KMS.”
‘De focus van de opleiders kan dan ook beter worden toegesneden op het niveau van de leerling’
Nadelen, of beter gezegd mogelijke risico’s, zijn er ook. De verlenging van de opleidingstijd kost geld. Dat geld is er - vanwege de ondervulling van de organisatie - nu wel voor minimaal 2 jaar, maar daarna dient hiervoor een structurele oplossing te worden gevonden. Daarnaast zal het aanbod aan doorstromers op niveau moeten blijven, wil je het idee van leermeesters kunnen blijven uitvoeren.
Uitval moet teruggebracht
C-OTCo brigadegeneraal Ron Smits is er van overtuigd dat dit binnen de initiële opleidingen tot minder uitval en kwaliteitsverbetering leidt. Maar daarmee zijn we er nog niet. “Deze maatregelen zijn een start. Het gaat daarbij vooral om het herverdelen van capaciteit waar dat het hardste nodig is, verbeteren van kwaliteit en tevens de uitval terugbrengen. De vulling van het CLAS is in zeer belangrijke mate afhankelijk van het succes van VeVa. Maar aan het eind van de VeVa-opleiding zijn er te weinig leerlingen die de overstap naar Defensie maken. Na spotjes met flitsende helikopters en pantservoertuigen moet de leerling nu minimaal 2 jaar wachten wil hij of zij voor het eerst deze wapensystemen zien. Dat moet echt anders. Deze jongens en meiden zijn namelijk onze soldaten, korporaals en groepscommandanten van overmorgen. Het zijn de operationele eenheden die hen echt moeten boeien en als enige kunnen laten zien wat het militair zijn inhoudt. Het boeien van leerlingen kunnen we optimaliseren door gebruik te maken van leermethoden die bij hun interesses aansluiten, zoals simulatie, gaming, online leren en inzet van YouTube. Dat herkent men en daar voelt men zich prettig bij. Dan moeten we dat als CLAS wel faciliteren, zoals het overal gaan voorzien in wifi.”
‘Deze jongens en meiden zijn namelijk onze soldaten, korporaals en groepscommandanten van overmorgen’
Op deze wijze denkt C-OTCo dat we in de toekomst individuele trajecten aan kunnen gaan bieden, toegespitst op de functie, de ervaring en het leervermogen van een leerling. “Die opleiding zal relatief kort op een school zijn en grotendeels in de praktijk plaatsvinden. Het initiatief om te leren gaat uit van de leerling die bij het leerproces maximaal wordt ondersteund. Klassikaal leren gaat langzaam tot het verleden behoren.”