Tekst Jack Oosthoek
Foto John van Helvert
Terugblik met oude rot in het vak
Het naambord van het schip en de apparatuur zijn al van boord gehaald. Na ruim 30 jaar dienst wordt Zr.Ms. Urk op 22 juni in Den Helder met een ceremoniële vlaggenparade uit dienst gesteld. In zijn 2 plaatsingen aan boord van de kunststoffen ofwel ‘Tupperware’-mijnenjager maakte sergeant-majoor ODND Richard Jas veel mee. Alle Hens tekende het verhaal van de doorgewinterde zeeman op.
“We nemen afscheid van een icoon van de Mijnendienst”, steekt Jas van wal. De tegenwoordige gezagvoerder van het duikvaartuig Cerberus van de Defensie Duikgroep voer in de jaren 2011-2014 en 2017-2022 op de Urk. Dat is een van de 15 mijnenjagers van de Alkmaarklasse die sinds de jaren ‘80 in dienst zijn of waren. 'Oud en der dagen zat' verdwijnen nu ook de laatste exemplaren 1 voor 1 uit de sterkte. In afwachting daarvan lag de Urk al sinds december 2020 tegen de kant.
Verbroedering
Voordat Jas in 2011 voor het eerst voet op de Urk zette, voer hij op een Multi Purpose (M)-fregat. Totdat hij de behoefte voelde om duiker te worden en overstapte naar de Mijnendienst. “Het onbekende van de onderwaterwereld trok me. Dat is een andere dimensie dan werken op een M-fregat. Elke duik is een nieuwe ervaring.” Als bootsman op de Urk moest Jas omschakelen. “In vergelijking met een M-fregat vaart een mijnenjager langzamer. Ik vroeg me af waaraan ik was begonnen… Aan de andere kant bereik je je doel ook met langzaam varen. Verder gaat het er bij de Mijnendienst minder militair en formeel aan toe dan op een groot bovenwaterschip. Iedereen gaat makkelijk met elkaar om. Niks clubvorming, zoals soms gebeurt op grote bovenwaterschepen. Elk bemanningslid is belangrijk. Doordat je elkaar constant ziet, ontstaat verbroedering. Als duiker was ik op de Urk ook op mijn plek, omdat ik constant operationeel bezig was.”
‘Bij de Mijnendienst gaat het er minder militair en formeel aan toe’
Excentrieke club
Jas zal zich de eerste maanden op de Urk nog lang heugen, omdat hij met een deels kapot schip te maken kreeg. Door vochtvorming lieten delen van het dek los en moest het volledig worden gerepareerd. Tot zijn verbazing was de klus pas een half jaar later geklaard. De daaropvolgende opwerkperiode van 6 maanden met het flottielje van mijnenbestrijdingsvaartuigen Standing NATO Mine Counter Measures Group 1 (SNMCMG-1) maakte veel goed. Zo meerden de schepen af in een voor Nederlandse marinemensen onbekende haven, Tórshavn op de Faeröer Eilanden. “We werden enthousiast ontvangen”, weet Jas, die de bemanning van de Urk in die tijd omschrijft als ‘een excentrieke club’. “Sommigen leken op piraten, een van hen leek zelfs op Jack Sparrow (hoofdpersoon uit de film Pirates of the Caribbean, red.). Toen ik hem voor het eerst zag dacht ik: ‘Wat krijgen we nou…?’. Het bleek echter een gouden vent.” En dan was er de kapotte wasdroger. “De in Den Helder telefonisch bestelde onderdelen kwamen pas na 2 weken. In de tussentijd hing de Urk vol met drogende was, ook van vrouwelijke bemanningsleden. Daar liep je dan met je kop tussen de bh’s door… Overal in het schip was het vochtig en hing de geur van wasverzachter.”
‘De Urk hing vol met drogende was, ook van vrouwelijke bemanningsleden’
Gescheurde kniebanden
Jas’ tweede periode op de Urk, als chef d'equipage, mocht er ook wezen. Tijdens een binnenligperiode in Aberdeen raakte in 1 weekeinde 3 bemanningsleden in de lappenmand. Een van hen viel ten prooi aan een acute hernia. Een ander liep gescheurde kniebanden op bij een struikelpartij. De aan boord geplaatste ziekenverpleger ontfermde zich over het tweetal, maar raakte tijdens het passagieren zelf gewond. Simpel omdat ze tijdens het oversteken van een kruispunt in het linksrijdende Groot-Brittannië een naderende auto over het hoofd zag. “Daar lag ze gewond op de rijbaan. En ik het verkeer zo snel mogelijk proberen te regelen. Na 3 dagen ziekenhuis werd ze naar Nederland gebracht. Ik zal dit bizarre weekeinde nooit vergeten”, verzucht Jas.
‘We lieten met z’n allen steken vallen en moesten ‘herexamen’ doen’
Ook in operationeel opzicht ondervond de Urk tegenwind. In 2018 ‘zakte’ de bemanning voor de opwerkperiode, de fase die volgt op een onderhoudsperiode. “We lieten met z’n allen steken vallen en moesten ‘herexamen’ doen. Een tegenvaller, maar doordat iedereen de schouders eronder zette slaagden we uiteindelijk wel.”
Palmbomen
Halverwege 2020, tijdens een oefenreis in de Middellandse zee, kreeg de Urk opnieuw tegenslag te verwerken. Vanwege de corona-pandemie mocht niemand de wal op in de havens die werden aangedaan. “Ineens waren er protocollen en quarantaines, wat overigens goed werkte. Niemand op de Urk raakte besmet, maar we voelden ons wel beklemd. Ben je in een buitenlandse haven en zie je niets van het land… Daar zaten we op het halfdek, kijkend naar de palmbomen op de wal”, lacht Jas die met voldoening terugkijkt op zijn ‘avonturen’ op de Urk.
Rol ducttape
“Iedereen ging altijd voor het maximale”, vervolgt de schipper. “Tijdens een NAVO-operatie in de Oostzee ruimden we in ongeveer 2 maanden 26 ‘contacten’; allemaal zeemijnen uit de Tweede Wereldoorlog. Voor dát werk doe je het bij de Mijnendienst. Ongelukken? Ik maakte ze niet mee, wat wel zal komen door de can do-mentaliteit aan boord. Iedereen ‘stond’ voor zijn product. Toch ging er soms best wat fout. We verspeelden een onderwaterrobot en konden door pech aan de hoofdmotor 3 maanden lang niet snel varen. Ook de sonar ging stuk. De nieuwe, die we van de Belgische marine ontvingen, bleek ook kapot. Al met al waren we soms niet 100 procent operationeel. Maar de schepen van de Alkmaarklasse werden dan ook ouder en ouder. Een rol ducttape deed vaak wonderen om iets gerepareerd te krijgen. Kwestie van inventief denken. Ik heb op de Urk een supertijd gehad en beveel de Mijnendienst aan bij elke nieuwe marineman en -vrouw.”
‘Soms waren we niet 100 procent operationeel’