Tekst CDR b.d. Anne van Dijk en Arno Marchand
Foto collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Een eeuw Maritiem Vliegkamp De Kooy
Nog voor de officiële oprichting van de Marineluchtvaartdienst (MLD) in 1917 zijn de vleugels van de vloot al voorzien van 3 vliegkampen voor drijvervliegtuigen. Na Schellingwoude (uit 1916), De Mok (1917) en Veere (1918) wordt De Kooy op 7 oktober 1918 als eerste vliegkamp voor landvliegtuigen in dienst gesteld. Tot aan WOII is dit de belangrijkste MLD-basis. Na het sluiten van Valkenburg in 2005, is het nu nog het enige Maritieme Vliegkamp.
De eerste gedachten over een vliegkamp voor de eigen vliegdienst van de marine gaan uit naar een plek in de buurt van de thuishaven voor de vloot, Den Helder. In opdracht van de marinestaf gaan in juni 1915 de enige 2 gebrevetteerde marinevliegers, de luitenants ter zee der tweede klasse vlieger A.S. Thomson en L. van Steijn, samen met een bouwkundig ingenieur op zoek naar een geschikt terrein.
De tocht op de fiets voert naar het toenmalige eiland Wieringen, zo’n 10 kilometer ten oosten van De Kooy. Daar bekijken ze 3 locaties, maar alle blijken ongeschikt. De keuze valt uiteindelijk op een verzande baai aan de zuidzijde van Texel, De Mok. Deze Mokbaai wordt uitgediept en vergroot om de watervliegtuigen, uitgerust met drijvers, beschut af te meren. Starten en landen doen ze op de vaargeul Texelstroom.
Op eigen benen
Voor de landvliegtuigen wordt een provisorische startbaan aangelegd op de naastgelegen Texelhors. Dit opgespoten stuk strand blijkt al snel ongeschikt. De wielen van de vliegtuigen zakken weg in het mulle zand, waardoor er diverse over de kop slaan.
De zoektocht naar een landvliegbasis in de buurt van Den Helder gaat dan ook gestaag verder. De zogeheten polder ’t Koegras, even ten zuiden van de stad, blijkt goed geschikt en op 7 oktober 1918 gaat hier het Marinevliegkamp De Kooy open. Hierdoor kan het marinedetachement bij de Luchtvaartafdeeling op Soesterberg worden opgeheven. De MLD staat daarmee op eigen benen, maar de band met de ‘luchtmacht’ komt geregeld weer terug.
Scheepsjournaal
De eerste bladzijde van het eerste scheepsjournaal van De Kooy vermeldt op 7 oktober 1918: ‘Ten 4 uur n.m. wordt het vliegkamp in dienst gesteld door de commandant MLD (luitenant ter zee 1 Dirk Vreede, red.) en het bevel tijdelijk aanvaard door den LTZ 2 Karel Muller. De vlag wordt geheschen en met zonsondergang neergehaald.’ Een dag later staat in het scheepsjournaal: ‘7.15 uur Baksgewijs. Onderhoudswerkzaamheden. Inventaris halen v.d. werf. 9.00 uur Parade, hijschen vlag. Luitenant ter zee der tweede klasse Karel Doorman lest op Farman vliegtuigen.’ De latere schout-bij-nacht Doorman neemt 2 jaar na de in dienststelling ervan het commando over De Kooy over, tot 1921.
In de Meidagen van 1940 is de 1e Jacht Vlieg Afdeling van de Militaire Luchtvaart operationeel op De Kooy, met de Fokker D.XXI. Op 10 mei weten de toestellen enkele Messerschmitts BF 109’s neer te halen, maar het veld zelf wordt door een Duits bombardement uitgeschakeld. In datzelfde jaar neemt de bezetter het opnieuw in gebruik, onder andere met Messerschmitt BF 109’s en later BF 110’s. De Kooy wordt vervolgens meerdere malen gebombardeerd door de geallieerden. Uiteindelijk is de schade zo erg – het veld lijkt compleet verdwenen – dat het in 1944 dichtgaat.
Herstel
Na WOII duurt het tot eind jaren 40 voordat De Kooy weer wordt opgebouwd. In eerste instantie concentreert het herstelwerk zich namelijk op Valkenburg en het in dienst nemen van het vliegkampschip Karel Doorman. De Kooy krijgt – nog – geen operationele, maar eerst een logistieke functie voor de wederopbouw van de MLD in Nederland. Pas op 15 september 1954 is het weer volledig in dienst. Het vliegen begint weer op 17 april 1959 als Vliegtuigsquadron (VSQ) 9 vlieglessen voor adelborsten geeft op de Fokker S.11, geleend van de luchtmacht.
Vliegen gebeurt nog steeds vanaf een grasbaan, want pas in 1963 krijgt De Kooy een – relatief korte – betonnen start- en landingsbaan. Hij is net lang genoeg voor Grumman Trackers, die op De Kooy moeten zijn voor onderhoud bij het Marine Luchtvaart Technisch Bedrijf. De eerste Tracker landt al op 19 juni 1963 op de nieuwe baan, nog voor de officiële opening. Naast de S.11’en krijgt VSQ 9 vanaf 1965 ook 2 Harvards (eveneens geleend van de KLu), voor het maken van doelsleepvluchten. S-55 en later S-58 reddingshelikopters van VSQ 8, vinden op De Kooy hun tijdelijke thuishaven, als opmaat naar de latere helikopterbasis.
Helibasis
Dat krijgt mede gestalte door de drukte op Valkenburg. De eerste grote stap voor De Kooy is de plaatsing op 19 juli 1967 van Squadron 860, met 12 AH-12A Wasp boordhelikopters. In 1973 volgt VSQ 7 met de Agusta Bell, vanaf Valkenburg. De Defensienota uit datzelfde jaar geeft aan dat de MLD onder andere 36 helikopters nodig heeft. Ter vervanging van oudere types als de Agusta Bell en Wasp, worden 24 Westland SH-14 Lynxen besteld. En door – ook dan al – bezuinigingen op Defensie blijft het daar bij. De toestellen vliegen bij VSQ 7 en 860 die samen de Groep Maritieme Helikopters vormen.
Vanaf de jaren 80 wordt het vliegkamp gedeeld met civiele gebruikers, wanneer de offshore-industrie op de Noordzee steeds grotere behoefte aan bevoorrading per helikopter krijgt. De Kooy blijft in 2005 als enige marinevliegkamp over, als Valkenburg door bezuinigingen moet sluiten en de P-3C Orion patrouillevliegtuigen worden verkocht. Dat blijft zo tot 4 juli 2008, als het restant van de MLD wordt ondergebracht in het Defensie Helikopter Commando van het CLSK. Even dreigt zelfs sluiting, maar dat gevaar is geweken, als De Kooy de thuisbasis wordt van de NH90’s van VSQ 860.