Tekst Monique van Rijen
Foto KPLBDAV Jasper Verolme
Karel Doorman afgeladen naar Sint-Maarten
Militairen uit de hele krijgsmacht hebben zich de afgelopen weken enorm ingespannen om noodhulp te verlenen op Sint Maarten. Dat was keihard nodig, nadat de allesverwoestende orkaan ‘Irma’ op 6 september grote delen van het Bovenwindse eiland in puin legde. Klap op de vuurpijl van de hulpverlening was de komst van het afgeladen Joint Support Ship Zr. Ms. Karel Doorman.
De luchtmacht vervoerde onder meer water, voedsel en hulpgoederen via de lucht. De marine bracht van alles en nog wat over zee. Mariniers, bemanningsleden van de Doorman en landmachtmilitairen ruimden puin op het land en de marechaussee ondersteunde lokale autoriteiten bij de uitvoering van politietaken. In totaal waren er volgens commandant Joint Task Force Sint Maarten luitenant-kolonel der mariniers Harro de Vries rond de 1.000 mannen en vrouwen betrokken bij de hulpverlening onder zijn motto: ‘You never regret to do the right thing’. “Maar de situatie wordt beter en rustiger”, stelt hij. “We zijn hier ook niet om baantjes in te pikken, dus die geven we zo snel mogelijk terug aan de lokale overheid.”
Wederopbouw aangebroken
Het is de bedoeling dat alle na ‘Irma’ ingezette militairen het eiland op 1 november verlaten. Dus bouwt Defensie de aanwezigheid op Sint-Maarten langzaam af. Het aantal van ongeveer 650 militairen op de grond is al aardig gereduceerd. Sinds 10 oktober zijn er echter nog altijd een kleine 200 in touw om de infrastructuur op te lappen, want inmiddels is de fase van wederopbouw aangebroken.
Om daarmee voortvarend door te gaan, leverde Zr. Ms. Karel Doorman begin oktober een forse lading goederen af, onder meer aangeschaft van in Nederland ingezameld geld. Daarnaast bracht het marineschip door bedrijven en de overheid gedoneerd materieel, zoals bulldozers, graafmachines, kiepwagens, zendmasten, elektrotechnisch materiaal, schoolmeubilair en watertankwagens.
Deel van groter geheel
Inspecteur van Politie Bert van Dijk, tijdelijk werkzaam op het Bovenwindse eiland, was vooral in afwachting van 18 politieauto’s en 1 rijdend commandocentrum, ter vervanging van de vernielde meldkamer voor calamiteiten en noodhulp. “Ik vind het echt bijzonder dat die voertuigen hier ineens staan. Het is wel heel fijn dat de Karel Doorman niet is verkocht en deze wagens mee mochten.”
Minister van Justitie van Sint-Maarten Rafael Boasman betitelt de hulpverlenende actie als ‘fantastisch’. Hij neemt de politievoertuigen officieel in ontvangst. “Je hoopt nooit in zo’n situatie te hoeven verkeren”, zegt hij, doelend op de enorme schade op het eiland. “Als het dan een feit is, is het fijn te weten dat je van een groter geheel deel uitmaakt. Een ‘dank je wel’ is zeker op zijn plaats.”
Opnieuw op ze rekenen
Lovende woorden spreekt ook de Portugees Pedro Dias van het Rode Kruis. Hij is niet alleen ingenomen met de levering van kantoorcontainers en zaken als tenten en behandeltafels. Hij is ook zeer in zijn sas over de samenwerking met Nederlandse militairen. “Ze doen ontzettend veel voor ons. Als er weer eens ergens een ramp is, hoop ik dat we opnieuw op ze mogen rekenen.”
‘Als er weer eens een ramp is, hoop ik dat we opnieuw op ze mogen rekenen’
In 10 uur geklaard
Dat alles zo lekker op rolletjes liep, was de verdienste van een marine- en landmachtsamenwerkingsverband. Nadat de Doorman in Sint-Maarten afmeerde, moest er meer dan 1 miljoen kilo aan spullen en materieel van boord. En dat verliep veel sneller verliep dan gedacht.
De tuigage-, dek- en beladingsofficier van de Doorman, luitenant ter zee 2 Bas, vond het lekker gaan. Hij beschikte naast een landmacht-detachement over een 40-koppige ontlaadploeg van de Doorman zelf. “We waren met genoeg mensen; iedereen wist precies wat er moest gebeuren en hoe. Het landmachtdetachement deed het schitterend. We hebben samen alle uitdagingen het hoofd geboden en de klus was in 10 uur geklaard.”
‘We waren met genoeg mensen; iedereen wist precies wat er moest gebeuren’
RHIB’s afgeschreven
Met de geboden hulp zijn op Sint-Maarten natuurlijk nog lang niet alle problemen opgelost. Los van alles dat nog hersteld moet worden, heeft de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied ook zelf te kampen met verlies van middelen. 2 van de 3 super-RHIB’s overleefden ‘Irma’ niet. “Ze hingen in de botenlift, juist om te voorkomen dat ze schade zouden oplopen”, vertelt brigadegeneraal der mariniers Peter Jan de Vin. “Helaas gebeurde dat toch.” Een van de boten waaide in zee en zonk, de ander smakte op het land.
De Vin, ook verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de kustwacht, heeft nog geen noodoplossing. “En sowieso geen structurele”, benadrukt hij. Geluk bij een ongeluk is dat de RHIB’s volgend jaar toch zouden worden vervangen. Tot de nieuwe er zijn, overweegt hij tijdelijk (militaire) vaartuigen van een ander eiland in te zetten. Wat al helemaal voor de inwoners van Sint-Maarten geldt, ervaren de generaal en zijn eenheden ook in enige mate: het herstel is ingezet, maar er zijn nog veel hobbels te nemen.