Tekst LTZ 2OC (SD) Joost Margés
Foto collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Toen humanitaire hulpverlening nog niet gewoon was

Scharloo: “De 4 kilometer lange boulevard lag na verloop van tijd vol met opgestapelde lichamen.” (Foto: John van Helvert)

Het vlootverband Smaldeel 1 voer op 29 februari 1960 ten zuiden van Spanje, toen het bericht binnenkwam dat het Marokkaanse Agadir getroffen was door een aardbeving van 5,9 op de schaal van Richter. Een beving van 15 seconden eiste 15.000 doden en 25.000 gewonden, op een bevolking van 50.000 mensen. Een deel van Smaldeel 1 zette met hoge vaart koers naar het crisisgebied, voor humanitaire hulp; een vorm van inzet die toen relatief nieuw was. 2 oud-opvarenden vertellen.

Binnen 15 seconden vielen 15.000 doden.

Rinus Sporken en Harry Scharloo waren op het moment van de ramp geplaatst op de kruiser Hr. Ms. De Ruyter, het vlaggenschip van Smaldeel 1. Sporken was een 29-jarige korporaal-geschutkonstabel en Scharloo een 19 jarige elektromonteur eerste klas. Sporken koos voor de marine nadat hij na de oorlog – en verblijf in 2 Jappenkampen – 5 schooljaren in 2 jaren had geperst. “Ik was klaar met leren en wilde actie”, aldus Sporken. Scharloo was eveneens op zoek naar avontuur, wilde iets van de wereld zien én een vak leren. 

De chaos was gigantisch en de lijkenlucht en hitte maakten de reddings- en bergingsoperatie loodzwaar

De marinemannen draaiden shifts van 5 uur op/5 uur af.

Volle vaart

“We voeren met het Smaldeel in de Middellandse Zee”, blikt Sporken terug op de tijd van toen. “We hadden net een grote oefening afgerond. Op 50 mijl van Gibraltar kreeg Smaldeelcommandant kapitein ter zee Ferwerda bericht dat Agadir was getroffen. Met meerdere schepen sloegen we linksaf.” Binnen een dag was het vlootverband bij Agadir, waarop de De Ruyter dicht onder de kust voor anker ging. Daar dreef een intense lijkenlucht de opvarenden al tegemoet. “Met een deel van de staf gingen we per sloep aan land om te overleggen met de Marokkanen wat we konden doen”, vervolgt Sporken. “Of we in de arme wijk Founti konden zoeken naar overlevenden, was het verzoek. Van die wijk was niets meer over.”

x
Smaldeel 1 onderbrak de thuisreis en vertrok naar Agadir.

Aan boord werden vervolgens bergingsploegen samengesteld. Gehuld In werkpak, met een in Dettol gedoopte lap voor neus en mond, togen de marinemensen aan het werk. De chaos was gigantisch en de lijkenlucht en hitte maakten de reddings- en bergingsoperatie loodzwaar. “We probeerden zoveel mogelijk mensen, liefst levend, onder het puin vandaan te halen”, vertelt Sporken. Hij straalt als hij vertelt hoe het hem lukte om een jonge vrouw met haar dochter van 4 ongedeerd onder het puin vandaan te halen.

Eenmaal terug aan boord volgden strenge ontsmettingsmaatregelen.

Eén groot massagraf

Sporken was destijds 29 jaar oud en onbedoeld gehard als sjouwer van lijkenploegen in het Jappenkamp Ambarawa 7. Zo kon hij het werk in Agadir wel aan. Scharloo was 19 én minder gepokt en gemazeld. Zijn geluk bij een ongeluk was dat hij al snel een open wond opliep in Agadir en ijlings werd afgevoerd naar de De Ruyter om een zware infectie voor te zijn. In totaal zo’n 750 marinemannen – deels matrozen in opleiding van 16 en 17 jaar – draaiden diensten van 5 uur/5 uur af, gedurende de 3 dagen dat de Nederlanders hulp boden.

“De 4 kilometer lange boulevard lag na verloop van tijd vol met opgestapelde lichamen”, schetst Scharloo de horrorsituatie ter plaatse. “Die lagen te rotten in de hitte. Vandaar ook dat de Amerikaanse marine – die ook te hulp was geschoten – besloot om Agadir te laten evacueren.” De volgende dag sproeiden ze ongebluste kalk over heel Agadir, met behulp van vliegtuigjes en installaties achter voertuigen. De spookstad werd daarmee één groot massagraf.

Sporken: “Van de arme wijk Founti was niets meer over.” (Foto: John van Helvert)

‘Er waren jongens die ’s nachts gillend door het schip liepen en de weg volledig kwijt waren’

Horrorbeeld

De laatste shifts waren de avond ervoor teruggekeerd naar de Nederlandse schepen. Voor het laatst werden ze ook ontsmet. “Als je weer aan boord kwam, ging je in je blootje op het voordek onder de sproeier met water en Lisol”, aldus Sporken. “Ook de schoenen werden gedesinfecteerd en je kleren verdwenen in de kookwas. Die kwamen er natuurlijk veel te klein uit.”

Na gedane zaken werd koers gezet naar Barcelona, om op adem te komen na de indrukwekkende dagen. Scharloo: “Hier gingen we natuurlijk uit ons dak. Dat bedoel ik dan positief, maar er waren ook jongens die ’s nachts gillend door het schip liepen en de weg volledig kwijt waren. Mensen waren er niet op voorbereid om tijdens het graven bijvoorbeeld plotseling een losse hand op te scheppen. Dat is een horrorbeeld voor jongens van 16-17 jaar oud.”

Per sloep werden hulpverleners af- en aangevoerd.

Warm onthaal

Volgens Sporken zijn er nog steeds Agadir-gangers die last hebben van hun ervaringen uit die tijd. Volgens hem komt dit ook doordat er in Nederland weinig begrip leek te bestaan voor de aangrijpende omstandigheden waaronder zij gewerkt hadden. “In 2010 haakten er zelfs mensen af voor de jubileumreis”, benadrukt Sporken. “Zij konden het eenvoudigweg nog steeds niet aan om geconfronteerd te worden met de plaats des onheils.”

Anderen, 130 in getal, inclusief partners en familieleden, kregen een warm onthaal in Marokko. Zij hadden de reis deels zelf betaald en werden gesponsord door CZSK, het Karel Doormanfonds en Fonds 1815. Ter plaatse zorgde prinses Lalla Malika, de tante van de huidige Marokkaanse koning Mohammed V, een rijk buffet aan. De burgemeester van Agadir – inmiddels weer een bloeidende havenplaats – besloot alle verblijfskosten voor zijn rekening te nemen. Het geld wat hiermee werd uitgespaard, besteedden de bezoekers vervolgens grotendeels aan goede doelen in Marokko.

Mooie jaren

Het warme welkom deed de hulpverleners goed, na 50 jaar. Het vormde de bekroning van hun strijd om erkenning, die 10 jaar eerder al had geleid tot de uitreiking van de draaginsigne Agadir. Deze werd ingesteld door de toenmalig Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Cees van Duijvendijk. Als voorzitter van de Stichting Agadir had Sporken zich jaren sterk gemaakt voor deze herinneringsspeld.

Omdat het jubileumbezoek was gerealiseerd, en de oud-opvarenden er niet jonger op werden, is de Stichting Agadir in 2011 opgeheven. Op dat moment hadden LTZ 2OC b.d. Rinus Sporken en AOOTDE b.d. Harry Scharloo de dienst al geruime tijd verlaten (1981 en 1988). Zij hadden naar hun zeggen nog vele mooie jaren gekend, in dienst van de Koninklijke Marine, maar over 1 ding zijn zij het meer dan eens: “Agadir blijft je een leven lang bij”.

AOOTDE b.d. Harry Scharloo en LTZ 2OC b.d. Rinus Sporken. (Foto: John van Helvert)