‘De basis moet op orde…’ Deze boodschap dreunt al jaren als een soort mantra door onze organisatie. En waar herhaling normaliter de kracht van de boodschap is, bestaat door het ogenschijnlijk uitblijven van resultaten het risico dat in dit geval de boodschap juist aan geloofwaardigheid inboet. Begrijpelijk, maar niet helemaal terecht. Laat me dat toelichten.
Het is donderdagavond 9 november 1989 als de programmering op RTL rond de klok van 19.00 uur plotseling wordt onderbroken. “Een historische dag, deze 9e november”, opent Loretta Schrijver de extra nieuwsuitzending. “Oost-Duitsland opent de grenzen met West-Duitsland”. Nooit vergeet ik de beelden die de dagen daarna de wereld overgaan. De beelden van de massa uitgelaten mensen op de muur bij de Brandenburger Tor, van familieleden die elkaar na 28 jaar in de armen sluiten en van de honderden mensen die eigenhandig de muur afbreken. De val van de muur wordt hét symbool van het einde van de Koude Oorlog.
In de nadagen van dit historische moment worden ook de gevolgen voor onze krijgsmacht duidelijk. In de euforie van de omwenteling zet Nederland openlijk vraagtekens bij het nut van Defensie. ‘De nadagen van een leger zonder vijand’ en ‘De Nederlandse krijgsmacht is haar vijand kwijt en daarmee ook haar doel’, koppen de kranten. In de hierop volgende jaren krijgt Defensie te maken met een golf van meer dan 30 – soms draconische – bezuinigingsrondes. De Nederlandse defensie-uitgaven dalen van 2,4% van het Bruto Nationaal Product in 1990 tot 1,13% in 2016. Het vredesdividend wordt geïnd.
Maar dan blijkt de wereld zich toch anders te ontwikkelen dan verwacht. Het optreden van Rusland in Oekraïne en op de Krim, de opmars van terreurbewegingen, de instabiliteit aan de grenzen van het NAVO-bondgenootschap en de aanslagen in Europa; ze leiden tot hernieuwde maatschappelijke en politieke steun voor Defensie. Dit vertaalde zich in de eerste plussen in 25 jaar op de Defensiebegroting. Geld om essentiële verbetermaatregelen door te voeren. Geld om de personele en materiële gereedheid en geoefendheid te verhogen. En hoewel nog niet altijd merkbaar of zichtbaar op de werkvloer, lopen er inmiddels diverse programma’s en activiteiten om dit te bereiken.
‘Het mag duidelijk zijn dat na jarenlange uitholling de problemen niet in één dag zijn opgelost’
Zoals het programma ‘P-continuïteit’, met als doel onze bemanningslijst in 2020 voor 98% gevuld te hebben, zodat we niet langer het werk over te weinig schouders hoeven te verdelen. Dit programma voorziet in diverse initiatieven om ons personeel te behouden, zoals verlenging van de plaatsingsduur, de invoering van loopbaanpaden, gerichte arbeidsmarkttoelagen en het beperken van opleidingsuitval, waardoor het rendement toeneemt. Om de materiële gereedheid te verhogen, wordt concreet gewerkt aan de verbetering van de logistieke keten zodat we aan boord, in het veld en in de werkplaatsen niet langer misgrijpen naar reservedelen en beter kunnen voorspellen wanneer wat nodig is. En op het gebied van geoefendheid voorziet het operationeel jaarplan meer in deelname aan oefeningen in het hogere geweldsspectrum.
Met deze programma’s brengen we stapsgewijs onze marine op orde. Ons bescheiden aandeel uit de 200 miljoen die het Kabinet vandaag ter beschikking heeft gesteld voor de verdere versterking van de krijgsmacht, zal daar een positief effect op hebben. Maar het mag duidelijk zijn dat na jarenlange uitholling de problemen niet in één dag zijn opgelost. Het gaat tijd kosten voordat de effecten van het extra geld dat de afgelopen jaren is toegekend, in volle omvang voelbaar en zichtbaar zijn. Daarin moeten we realistisch zijn. Tot die tijd zal de boodschap ‘de basis moet op orde’ als een echo blijven klinken.
Luitenant-generaal der mariniers Rob Verkerk,
Commandant Zeestrijdkrachten