08

Dit artikel hoort bij: de Vliegende Hollander 06 | 2022

Vervlogen Tijden: luchtmacht 12 jaar in Afghanistan

Pionieren als rode draad door alle detachementen

Zo’n acht jaar geleden vertrok de luchtmacht uit Afghanistan, met uitzondering van later nog individueel uitgezonden militairen. Waar zaten de grote luchtmachtdetachementen en wat deden ze tussen 2002 en 2014? De eerste detachementscommandanten van zes hoofdlocaties vertellen hun verhaal. In beeld worden daarbij zoveel mogelijk aspecten van het hele detachement belicht.

Tekst: Arno Marchand
Foto: uit collectie de Vliegende Hollander

Majoor b.d. Ron Kloosterman

Commandant Nederlands KDC-10-detachement, Qatar, 2002

Ruim een maand na de aanslagen van 11 september 2001 begint op 7 oktober Operation Enduring Freedom (OEF). Daarbij bestrijden Amerikaanse en andere (lucht-)eenheden de Taliban in Afghanistan. Op 6 april 2002 start de Nederlandse luchtmachtbijdrage daaraan. Ter ondersteuning van gevechtsvliegtuigen, staat de 379th Air Expeditionary Wing met tien KC-10’en op de luchthaven Abū Naklah in Qatar. “Daarvan hebben wij een plek overgenomen”, vertelt Kloosterman. “Dat paste goed in elkaar. We waren met onze KDC-10 op Amerikaanse leest geschoeid. Hun manier van opereren was voor ons niets nieuws.”

‘Alles ging goed en maar een ding is spannend geweest’

“We waren goed voorbereid. Voordat wij kwamen, was er al een pre-detachement geweest. We sliepen – voor het eerst – in grote tenten, met airco. Ik had wel gevraagd om goede slaapzakken, want ik wist dat het koud kon worden in de woestijn. De uitzending was voor ons uitstekend te doen. Het toestel sleet door zand en wind wel zeer veel, vooral het landingsgestel. Amerikaanse kisten en later ook die van ons zagen er slecht uit.
Alles ging goed en maar een ding is spannend geweest. De verkeersleiding in Afghanistan was zeer gebrekkig. Op een dag konden ze ons door slecht weer niet goed begeleiden en gaven ze ons een C-130-route. Die ligt veel lager, het was niet best weer en donker. Dat was een zeer onprettige ervaring.”

“Het detachement bestond uit 26 man van 334 Squadron en de andere eenheden op Eindhoven: twee bemanningen en ground crew, twee marechaussees en een admin. Behalve ons persoonlijk wapen hadden we geen Force Protection. Daarvoor zorgden de Amerikanen wel.”

Anders dan de KDC-10, kan de KC-10 ook zelf in de lucht bijgetankt worden. “Daarvan hebben we wel eens ‘misbruik’ gemaakt: als we brandstof over hadden, konden we die aan KC-10’en afgeven. Zij bleven dan langer on station, en wij gingen back to base.”

“Vanuit Qatar moesten we gemiddeld anderhalf uur vliegen voordat we on station waren. Vluchten duurden gemiddeld zes uur. Al met al hebben we niet eens zo vreselijk veel brandstof afgegeven. De grote piek van afname was al voorbij.”

Amerikanen móchten in Qatar staan, maar er mocht níets van hen achterblijven. 747’s van Evergreen vlogen dan ook vol met goederen naar Qatar en vol met afval weer terug naar Amerika.

“In het wekelijks overleg met de Amerikanen vielen we op doordat we meestal honderd procent inzetbaar waren. Als je maar één kist hebt en die doet het, tjsa. En zo niet, wat ook voorkwam, zaten we uiteraard meteen op nul. Maar de KDC-10 was een zeer betrouwbaar en zeer degelijk vliegtuig.”

Majoor b.d. Joost Peeters

Commandant C-130-detachement, Manas, 2002

Een GGW-militair die leiding geeft aan een Hercules-detachement. Dat gebeurde in 2002. “Eindhoven moest een detachement samenstellen, maar had geen logistiek officier beschikbaar voor uitzending en geen detco”, geeft Peeters aan. “Daarom werd een beroep gedaan op de rest van de luchtmacht. Ik moest me als technisch officier van de geleide wapens wel even voorstellen binnen het luchttransportsquadron. Ik heb me zes weken bezig gehouden met de missievoorbereiding en kennismaking met het detachement. Op 20 april vetrokken de kwartiermakers naar Manas in Kirgizië. Later dan gedacht want de overeenkomst tussen het gastland en ‘vreemde’ luchtmachten in het land moest nog uitgezocht worden.”

‘Als je mensen vertrouwen geeft, gaan ze automatisch werken’

“Meervoud, want we opereerden vanaf Manas namelijk samen met een Noors en Deens C-130-det. Onze kist kwam op 12 april aan. Ieder land had zijn eigen vliegoperaties, maar logistiek deden we bijvoorbeeld samen. Verder bouwden de Noren de ops area, de Denen het mobiele netwerk en Nederland onder andere de welfare.
Onze taak was luchttransport voor OEF naar Afghanistan en Pakistan. Ze waren erg blij met onze verlengde kist, want wij konden vrachten vervoeren die anderen niet konden.
Meest bijzondere was als je mensen vertrouwen geeft, ze automatisch gaan werken. Niets is dan teveel gevraagd. Dan moet je ze eerder afremmen. Samen gingen we voor succes.”

Manas is de internationale luchthaven van Kirgizië. “De oude Russische glans was eraf, maar het veld was goed bruikbaar. De stad was rustig. Je kon er in burger prima rondlopen. De inwoners waren behulpzaam. Ik kijk heel positief op de uitzending terug.”

Manas was in 2002 een zeer internationale basis. “We maakten gebruik van de Amerikaanse infrastructuur, er was een Zuid-Koreaans hospitaal, een grote Franse eenheid en kleinere Australische en Spaanse eenheden. Die laatste ook met de C-130, maar niet in onze drie-eenheid.”

Het detachement staat een half jaar op Manas, waarbij het personeel halverwege wisselt. Op Eindhoven staat de andere C-130 stand-by voor het brengen van onderdelen. Die komen ook commercieel of via Duits transport naar Uzbekistan, op anderhalf uur vliegen.

Als niet vliegende decto gaat Peeters twee keer mee naar Afghanistan. “Om mee te maken wat de flightcrews ervaren: na de landing in het vliegtuig blijven, soms met helm en scherfvest nog aan, laden en lossen met draaiende propellers en dan snel weer weg.”

“De C-130 kwam ook op velden waar je het geweervuur nog hoorde in omliggende bergen. Daarom vloog er geregeld een zwaar bewapend Amerikaans of Frans veiligheidsteam mee dat na landing een cordon om het vliegtuig legde.”

Generaal Onno Eichelsheim

Commandant 1 (NL) Helodet Kabul, 2004

Eind maart 2004 vertrekken per An-124 in twee vluchten in totaal zes Apaches naar Kaboel International Airport (KAIA). Personeel volgt met de dan gebruikelijke luchtbrug via Termez in Oezbekistan. “Ik weet nog veel van die periode”, zegt generaal Eichelsheim, destijds als luitenant-kolonel de eerste commandant 1 (NL) Helodet. “Van tevoren was ik er al geweest met twee luchtmachters om te kijken: er was echt heel weinig ruimte voor ons kampement. We hebben hard moeten werken om alles rond te krijgen met de Canadezen, Duitsers en Turken die er ook stonden. Voor mijn gevoel was het pionieren. Weliswaar stonden we op een vliegveld, maar toch was het voor iedereen nieuw.”

‘Met inzet in Irak en Afghanistan zijn we echt een operationele luchtmacht geworden’

“Al in de eerste week werden patrouillerende Apaches vanaf de grond beschoten; voor mij het bewijs dat Afghanistan niet zonder ISAF kon. Het detachement en ik beseften wel degelijk dat het niet veilig was. Door veel beveiliging en rijden in gepantserde voertuigen, heb ik me echter niet onveilig gevoeld.
Met de inzet in Irak en Afghanistan zijn we echt een operationele luchtmacht geworden en niet een die alleen vanuit hotels opereert. Dat stempel hadden we nog wel eens. Met alle luchtmachtmiddelen werden we in Afghanistan een echt geïntegreerd onderdeel van het opereren op de grond. Vrijwel de hele luchtmacht heeft ermee te maken gehad. Supergaaf; ik had het niet willen missen.”

Vanaf KAIA opereert het 1 (NL) Helodet, met een o, want het 1 (NL) Helidet – met een i – staat gelijktijdig al in Irak. De detachementen tellen gemiddeld zo’n 135 man en vrouw. Het eerste was tijdelijk wat groter vanwege de opbouw en extra logistiek.

Het land is nieuw, zo ook het gebruik van de Apache op grote hoogte (Kaboel ligt al op 1.800 meter) en in de zomer bij extreem hoge temperaturen. Eichelsheim: “Door minder vermogen en volle bewapening gingen we soms rijdend take off.”

Personeel slaapt deels op KAIA, eerst in tenten, maar al snel in (ongepantserde) containers. Het merendeel slaapt op een Duits-Nederlands kamp met meer voorzieningen, op zo’n acht kilometer buiten de stad. Half juni 2004 wordt het eerste detachement afgelost.

Schilders zorgden in Nederland al voor de ISAF-opschriften. Een aantal van hen plus plaatwerkers waren ook mee met het detachement. Eichelsheim: “Dat is later afgebouwd, omdat we er niet veel van hebben.”

Na een week is het detachement geheel operationeel. Taken zijn verkenningen voor eigen en Duitse eenheden, escorteren van konvooien en helikopters, Quick Reaction Force en het kunnen leveren van ‘extreme support’.

Commodore b.d. Jan van Hoof

Commandant 1 (NL) Provincial Reconstruction Team, Pol-e-Khomri, 2004

Zonder vliegende middelen maar wel degelijk een luchtmachtuitzending was de inzet van de Groep Geleide Wapens (GGW), onderdeel van het huidige Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando. “Na defensie-eenheden in Kaboel waren wij de eerste elders in Afghanistan”, vertelt Van Hoof, destijds als kolonel commandant GGW De Peel. “Met het Provincial Reconstruction Team (PRT) in de stad Pol-e-Khomri, provincie Baglan, hadden we vooral contact met lokale bewindvoerders. Die moesten hun eigen bestaan weer opbouwen. Wij waren er om hen daarbij te ondersteunen en te vragen ‘wat hebben jullie nodig en wat kan je zelf niet?’ Dat gaven wij weer door aan de overheid in Kaboel. Wij hadden zelf ook budget voor bepaalde zaken.”

‘Het was een uitzending die later in de vergetelheid raakte’

“We waren er dus duidelijk niet om vrede te brengen, want de omgeving was al gekenmerkt als permissive (toegeeflijk, red). Daarom waren wij ook licht bewapend: MB’s, Patria pantserwielvoertuigen en civiele Toyota’s. We gingen op stap met MOL-teams: military observation and liason teams. Die bestonden uit een commandant en plaatsvervanger, twee (landmacht)bewakers, een tolk, medic (vaak een vrouw), oudere onderofficier en jongere luitenant. Het was een uitzending die in het begin wel aandacht kreeg, maar later in de vergetelheid raakte toen de Uruzgan-uitzending ging spelen. Voor mij was het een van de mooiste ervaringen uit mijn militaire tijd.”

Nederlands voortzettingsvermogen is ook in 2004 al problematisch. Na veel uitzendingen van KL-eenheden en mariniers, komt Defensie voor het PRT bij de (kader zware) GGW uit. De uitzending duurt voor Van Hoof een half jaar, de twee GGW-detachementen daarna blijven elk zo'n drie maanden. Daarna nemen mariniers het over.”

“Het was echt een uitzending in de bush. De eerste nacht sliepen we in de buitenlucht in de achtertuin van de lokale politiechef, daarna in tenten en pas in januari in cadalto’s met verwarming en airco. We begonnen met veertig man. Dat werden er in mijn tijd maximaal 126.”

“We hebben geen training gehad ‘Hoe ben ik een PRT’. We waren pioniers van het eerste uur met can do-mentaliteit. Met elkaar bedacht je hoe je een klus kon klaren. We hadden ook contact met PRT’s in andere provincies. Ieder land gaf er zijn eigen invulling aan.”

Later wordt hearts and minds winnen belangrijk. “Zo bouwden we – vaak samen met NGO’s – een radiostation, bewakingspost, meisjesschool, een dam zodat een school niet onder water liep, dak van een ziekenhuis en energievoorzieningen. Onze GU-mannen en vrouwen hadden gouden handjes.”

Eind augustus 2004 start de uitzending. “Voor de presidentsverkiezing op 9 oktober moesten we operationeel zijn. Voor beveiliging werd in die periode een landmachtcompagnie en een Spaanse eenheid toegevoegd. Alle GGW-squadrons en de staf droegen aan de uitzending bij.”

Majoor Marcel Miggels

Commandant Chinook detachement, Kandahar, 2005

Een bijzondere missie start eind april 2005, als vier Chinooks van 298 Squadron neerstrijken op Kandahar Airfield (KAF). “Wij vielen onder OEF, niet onder ISAF”, vertelt Miggels. “Het was een uitzending van een compagnie van het Korps Commandotroepen (KCT, red). Ons operatiegebied was de Red Desert, ten zuiden van Kandahar. Missies waren geheim. Kandahar was Amerikaans, maar er zaten ook andere nationaliteiten. Wij aten bij Amerikanen en hadden tenten van hen overgenomen. Daarin stond zo’n ‘brul-unit’ als airco. Met houten schotten maakten we een soort slaapkamers.”

‘Onze veiligheid zat in being unpredictable’

“We werkten in die tijd wel heel nauw samen met 11 Luchtmobiele Brigade. Met het KCT moest dat nog wel even vorm krijgen. Dat proces liep gelukkig goed. Voor mutual support vlogen we altijd met twee Chinooks: een landt, de ander beschermt met drie MAG-machinegeweren en daarna vice versa. Wij vlogen hard en laag, altijd andere routes. Onze veiligheid zat in being unpredictable.”
Tijdens de uitzending gaat een Chinook verloren door het omrollen in een nachtelijke brown out, gelukkig zonder slachtoffers. “Het zand lijkt daar op bakmeel. Zo’n stofwolk bouwt veel sneller op dan zand. Na de crash vlogen we niet meer ‘s nachts, maar in de schemering. Het was gaaf om samen met het KCT geheime missies te plannen, dat gaf echt een extra dimensie.” In april 2006 is de missie over.

De KCT-compagnie heeft acht groepen waarvan een van de mariniers. Elke groep telt acht militairen en twee MB’s. Een Chinook vervoert de helft van een groep. Van de Chinooks zijn er twee inzetbaar en is er een operationele en een logistieke reserve.

Het Chinook-detachement zit vlakbij de flightline, zoals in latere jaren het hele Nederlandse kamp. “We konden alles lopen. Het KCT had een eigen ops area, afgesloten van de rest met concertina’s. Voorafgaand aan een missie, ging de betreffende groep er ook in isolatie.”

De Chinooks zijn voorzien van ballistische bescherming op de vloer en wanden en van een extented range fuel system (ERFS). “Met die kubus hadden we twee uur extra vliegtijd, totaal 4,5 uur. Daardoor konden we heen- en terugvliegen naar alle uithoeken van het inzetgebied.”

Als de 1 (NL) Air Task Force met F-16’s vanaf november 2006 ook op KAF neerstrijkt, maken latere helikopteruitzendingen ook deel uit van dit ISAF-detachement. Chinooks van 298 en Cougars van 300 Squadron wisselen elkaar daarbij af.

Apaches van 301 Squadron die sinds mei 2006 als onderdeel van de 1 (NLD) ATF op KAF staan, verhuizen in oktober naar Tarin Kowt (TK) op zo’n honderd kilometer afstand. TK ligt midden in het inzetgebied van de Nederlandse Task Force Uruzgan.

Luitenant-kolonel b.d. Leo van Bruggen

Commandant Air Task Force (ATF) 18, Mazar-e-Sharif, 2011

Na jaren van F-16-operaties vanaf KAF dacht de ATF op Mazar-e-Sharif (MeS) in oktober 2011 in een gespreid bedje terecht te komen. “Maar ook hier moesten we zelf het wiel uitvinden”, geeft Van Bruggen aan. “In twee weken vond de verhuizing plaatst. Daarvoor was een apart verhuisteam ingevlogen. Tegelijkertijd was er in MeS een detachement om ons materiaal van KAF op te vangen en op te bouwen. Maar bij aankomst van het personeel was infra nog niet gereed: geen platform en geen legering. De eerste zes weken sliepen we met z’n allen in een grote Amerikaanse dome-tent. Dat was best een grote domper, vooral omdat verhuizing al twee keer was uitgesteld. De legering was op 1 december pas klaar. We hebben kei en keihard moeten werken om alles gereed te krijgen.”

‘De politiek worstelde met de rules of engagement en wij ook’

“Voor de politietrainingsmissie hadden we een andere taak dan voor ISAF. De politiek worstelde met de rules of engagement en wij ook: wat mogen we wel en niet doen. We waren er ter bescherming van de trainingsmissie. Waren we al airborne, dán mochten we coalitiepartners helpen bij troops in contact, mits goedgekeurd door de Red Card Holder.
Over het algemeen was de uitzending zeer leerzaam. Ik had het niet willen missen. De inzet van het personeel was geweldig. Maar met tweehonderd man zes weken in een tent hakte er wel in.”

De laatste maanden op KAF ondersteunt de ATF de politietrainingsmissie al. Daarvoor gaat het detachement terug van 6+2 F-16’s voor ISAF-missies naar 4+2 kisten. De ATF is de laatste Nederlandse eenheid op KAF. Alleen twee opeenvolgende Nederlandse Chief of Staffs blijven er nog langer.

Vlak voor de verhuizing telt de ATF 170 koppen: 112 van de ATF, 20 van de Defensie Uitleen Organisatie, het inpakteam op KAF en het uitpakteam op MeS. Het inpakteam moet al het (achtergebleven) Nederlandse materieel transporteren naar MeS, Nederland of afstoten.

De F-16’s vliegen op 15 oktober hun laatste missie vanaf KAF. “Wat normaal nooit gebeurde, kon nu wel: alle kisten tegelijk swappen. Op 18 oktober allemaal naar Nederland en op 28 oktober minimaal vier verse kisten terug. Twee weken non-ops scheelde ook personeel dat terug kon naar Nederland.”

De verhuizing van KAF naar MeS is over de weg te gevaarlijk. Daarom verplaatsen ingehuurde Antonovs tachtig zeecontainers over een afstand van zo’n zeshonderd kilometer. “MeS was rustiger en veiliger. We hebben niet een keer hoeven schuilen. Dat was vooraf ook wel bekend.”

F-16’s zijn onder andere uitgerust met de RecceLite-fotoverkenningspod. Personeel van het Tactical Air Reconnaissance Center verwerkt en interpreteert de beelden. Twee keer per dag vliegt een duo F-16’s een verkenningsmissie boven het oefengebied van de trainingsmissie.

Twee luchtmachtmilitairen betalen de hoogste prijs voor het brengen van vrede en veiligheid in Afghanistan. Luitenant-kolonel mr. Jan van Twist komt op 26 juli 2006 om bij het neerstorten van een Mi-8 transporthelikopter. Kapitein Michael ‘Sofac’ Donkervoort overlijdt op 31 augustus 2006 als zijn F-16 crasht.

Disclaimer
Dit artikel kan niet alle werkplekken van luchtmachtmilitairen behandelen. Er zijn er nog veel meer zoals het Regional Command South op KAF, het ISAF-hoofdkwartier in Kaboel en het Combined Air Operations Center in Qatar. Ook werkten alle krijgsmachtdelen met de luchtmacht samen. Dit artikel geeft zo goed mogelijk een globaal beeld. Rekening houdend met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn er op uitzonderingen na geen foto’s geplaatst waarop personen in close-up te zien zijn.