Tekst Arno Marchand
Foto sergeant Cristian Schrik
Wie zijn onze luchtmachtbazen? Wat houdt hen bezig, waar krijgen ze energie van en hoe vullen ze hun vrije tijd? In elk nummer stellen we één van hen aan u voor.
Wie: majoor Dafna Dempsey (39)
Functie: commandant 299 Squadron Defensie Helikopter Commando (DHC)
Sinds: 1 april 2019
Thuisfront: echtgenoot Jeroen, zoons Sam (8), Bens (6) en Mees (2)
Woonplaats: Prinsenbeek
‘We raakten zicht kwijt op wat onze kerntaken waren’
“In het werk heb ik twee prioriteiten waarvan er één de basis is: reflecteren. Teruggaan naar waar we echt van zijn. Dat is lastig bij 299, want wij zijn een ondersteunend squadron met heel veel taken. Door de jaren heen kregen we er steeds meer bij, waardoor onze taakopdracht is gaan bloemkolen. Met de beste bedoelingen raakten we zicht kwijt op wat onze kerntaken waren. Daardoor werkten we minder efficiënt. Ik heb geprobeerd vanuit de basis alles zo goed mogelijk te herstellen; alle bullshit overboord. Maar dat is wel een proces van de lange adem.
Twee is transitie: zorgen dat 299 doorgroeit naar hét kenniscentrum voor helikopteroptreden, het Helicopter Warfare Center. Die reorganisatie is nu gaande en moet op 1 april volgend jaar voltooid zijn. Aan het oprichten ervan zit echter geen budget gekoppeld. Dus tegenover ambitie om de opdracht waar te maken, staat geen pot met geld.”
“Personeel is een uitdaging, en niet alleen de tekorten. Toen ik begon had ik honderdvijftig man personeel, nu honderdtachtig. Ik zeg man en dat is het bijna ook. Bij mijn start was ik de tweede vrouw in het squadron. We zitten nu pas op vijf. Dat is geen realistische verhouding. Ik zou dat graag zien veranderen. Tekorten zijn er, vooral bij het vliegoperaties-ondersteunend personeel; daar hebben we maar vijftig procent bezetting. Ook ervaren wapeninstructeurs heb ik te weinig, meer zijn er – nu – gewoon niet.
‘De vraag waarom je iets doet, is dan ook een heel belangrijke’
Behalve vulling is mijn uitdaging het voor iedereen werkbaar en gezond houden. Dat is heel lastig, maar we dóen het wel. De vraag waarom je iets doet, is dan ook een heel belangrijke. Vaak komen handelingen voort uit gewoonte. We kúnnen ook meer dan alleen waarvoor we zijn aangesteld. Maar als dat teveel wordt, verliezen we de essentie. Bij sommigen heb ik dan ook opdrachten weggenomen en in een extreem geval zelfs een hele taak teruggeven aan de commandant DHC.
Wie mij in de gaten houdt? Ik heb gelukkig sinds afgelopen januari een executive officer die als een soort chef-staf de lopende zaken coördineert. Dan kan ik me richten op changing the business.”
‘We doen alles samen, maar die tijd was wel zwaar’
“Op het werk ben ik trots op hoe we met z’n allen de reorganisatie aanpakken. Ik jaag wel iedereen aan, maar het uitvoeren doen de mensen zelf, met volle inzet.
Thuis ben ik trots op hoe we een gezin van vijf werkend houden. Mijn man en ik zijn beide ambitieus, maar hebben onze jongens op één staan. We zorgen voor de juiste balans en het gaat goed met ze. Maar we vinden het ook gezond dat ze weten dat wij soms andere verplichtingen hebben. Mijn man heeft ook een drukke baan en was tot corona van ’s ochtends vroeg tot begin van de avond de deur uit, naar Den Haag. Samen zijn we de beste in planning en doen alles samen, maar die tijd was wel zwaar. Dat was niet iets wat je heel veel jaren volhoudt. Gelukkig helpt mijn moeder één dag in de week en dat scheelt de wereld. Ik heb op het werk wel echt moeten leren om te zeggen ‘ik begin om 10.00 uur en werk dan langer door’. En soms laat ik om vijf uur alles los, want dan moet ik de jongens ophalen. We accepteren dat onze dagen en weken erg vol zitten. Corona was wel echt een game changer, want ineens was er veel meer tijd samen. Daarbij is mijn man van baan veranderd en werkt nu op de Staf CLSK, bij ons om de hoek.”
“Qua sporten ben ik een fanatieke hardloper. Hoe druk ik het ook heb, ik móet sporten. Door de weeks plan ik dat echt. Dan kan ik nadenken. Ieder weekend loop ik hard als ik mijn oudste naar atletiek breng. Mijn man gaat dan met de middelste naar rugby.
Verder ben ik gek op koffietentjes. Ik heb mijn vaste adresje in Breda waar ik haast dagelijks kom. Ga ik een paar dagen weg met vriendinnen, dan plannen we: koffie hier, lunch daar en diner weer ergens anders. Daar word ik heel blij van.
‘Hard werken, maar dan ook hard ontspannen’
Als gezin hoeven we niet per se weg. We kunnen heel erg goed met elkaar zijn en we zijn gezegend met ons huis en onze tuin. Mijn man is gek op koken. Vorig jaar hebben we een buitenkeuken gemaakt met daarbij een pizzaoven en green egg. Zo kunnen we hard werken, maar ook hard ontspannen.”
“Ik ben in Australië geboren. Mijn Australische vader ontmoette mijn Nederlandse moeder in de jaren zeventig in Kibboets Dafna in Israël. Daar ben ik dus naar vernoemd. Mijn achternaam stamt af van Ierse criminelen die eeuwen geleden werden verscheept naar strafkolonie Australië. Mijn ouders trokken de wereld over en zijn ook in Afghanistan geweest dat toen nog zeer westers was. Ook op plekken waar ik jaren later voor mijn uitzendingen als Apache-vlieger kwam: Kandahar en Tarin Kowt.”
“Toen ik veertien was, had ik een biologieleraar die aan zweefvliegen deed. Dat leek me ook wel wat, maar het is best een dure hobby. Wanneer je je in die tijd bij de KLu aanmeldde als belangstellende, maakte je kans op een jaar gratis zweefvliegen. Een briljante actie om jongeren warm te maken voor een baan bij de KLu; zouden ze zo weer mogen doen. Ik meldde me aan en werd gekeurd. Die keuring stelde niet veel voor en zo kon ik een jaar lang zweefvliegen vanaf Vliegbasis Woensdrecht. Op een keer gingen we op oriëntatie naar Gilze-Rijen; ‘holy shit, is dát een helikopter?’ dacht ik, toen ik een Apache zag. Díe wil ik vliegen, had ik in m’n hoofd. De luchtmachtactie werkte dus voor mij.
‘Is dát een helikopter? Díe wil ik vliegen!’
Na m’n VWO wilde ik dus echt bij de luchtmacht. Op m'n achttiende solliciteerde ik, werd aangenomen, ging de opleiding in en lukte het me inderdaad om Apache-vlieger te worden. Ik viel met m’n neus in de boter: twee keer op uitzending naar Irak en zeven keer naar Afghanistan.
In 2011 werd ik instructeur op Ft. Hood. Tegelijkertijd werd mijn man daar hoofd operaties. Het leek wel een cadeautje en voelde als beloning voor al onze inzet voor Defensie. We hebben maximaal genoten van het land en kregen er onze eerste twee zoons.”
“Na vier jaar Amerika wilde ik eigenlijk niet terug, maar mijn man wel. Je raakt in het buitenland toch een beetje uit het zicht van de defensieorganisatie. Ik merkte dat ik me echt weer een beetje moest terugvechten om onder de aandacht te komen.
Nu heb ik een prachtige baan en volgend jaar sta ik gepland voor de HDV (Hogere Defensie Vorming, red.). Ambities heb ik ook: ik wil nog promoveren. In Texas heb ik een bachelor gedaan en in Leiden een master. Daarnaast wil ik Subject Matter Expert worden en een boek schrijven. Maar eerst nog meer van de defensieorganisatie zien.”