Tekst Arno Marchand
Foto sergeant Jasper Verolme; foto boven: DGLC; Animatievideo: Lalleman 3D Visuals
JPOW technologisch hoogwaardig, innovatief en multi-domain
Luchtverdedigingsdelegaties uit zo’n tien landen streken begin maart neer op de thuisbasis van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) in Vredepeel. Sommige fysiek, andere alleen via datalinks, maar allemaal om deel te nemen aan de oefening Joint Project Optic Windmill (JPOW). Een kwart eeuw geleden vond daarvan de eerste editie plaats. Exercise Director, ofwel Leider der oefening (LDO) kolonel Jan Blom legt in de antwoorden op vijf vragen het belang van de oefening uit.
‘Veel wat met lucht- en raketverdediging te maken heeft, wordt hier geboren’
Wat?
JPOW is al 25 jaar de grootste Europese lucht- en raketverdedigingsoefening: joint en combined, dus zijn alle krijgsmachtdelen vertegenwoordigd, nationaal en internationaal. Vanaf 1996 is de luchtmacht organisator, wat verandert in 2012 als de landmacht het overneemt. In dat jaar gaat de Groep Geleide Wapens van de luchtmacht op in het DGLC dat onder de landmacht valt.
“Het is een unieke oefening in meerdere opzichten”, geeft kolonel Jan Blom aan. “Het algemene scenario draait om geïntegreerde raket- en luchtverdediging. Alle deelnemers spelen hun rol zoals zij die ook in het echt zouden uitvoeren bij een aanval op de NAVO. Daarnaast verwezenlijken deelnemers hier ook hun eigen oefendoelen die de organisatie heeft verwerkt in het script. Ook worden echte en gesimuleerde wapensystemen aan elkaar gekoppeld zoals de Nederlandse Patriot- en NASAMS-luchtverdedigingsraketten. Zoveel internationale wapen- en radarsystemen aan elkaar verbonden levert een situatie op waarin we nieuwe wapensystemen, concepten, plannen, tactieken en zelfs organisatiestructuren uitproberen. Veel wat met lucht- en raketverdediging te maken heeft, wordt hier geboren. JPOW wordt alleen maar belangrijker.”
‘Op afstand kunnen we zo toch een heel goede oefening houden’
Wie?
De organisatie is net als in 2019 in handen van Nederland, met het verschil dat Duitsland twee jaar geleden nog compagnon was. Dit jaar trokken de oosterburen zich kort voor de uitvoering van de oefening om ‘COVID-19-redenen’ terug. Het gaf de Nederlandse JPOW-organisatie opeens een flink pakket extra taken.
In Vredepeel zijn delegaties vanuit Spanje en de VS neergestreken, net als Duitsers en Nederlanders van het 1 Duits-Nederlands Legerkorps (1GNC) en Amerikanen uit Ramstein in Duitsland. Vanuit Den Helder neemt de marine met twee schepen deel en het Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS NM) levert gevechtsleiding (op het DGLC) en de Nationale Datalink Management Cel. Die laatste is een belangrijke speler in de essentiële datalinken waarmee alles en iedereen – aan elkaar – verbonden is. Dat loopt van het hogere strategische beslissingsniveau tot aan het tactische uitvoeringsniveau met de wapensystemen.
Maar ook op afstand doet een heel aantal landen mee. ‘Remote players’ uit eerdere edities, zoals schepen en een Amerikaans lucht- en raketverdedigingshoofdkwartier in de staat Colorado, zijn in deze corona-tijd aangevuld met onder andere Italianen, Noren en Zweden. Blom: “Zo laten we zien dat we op afstand samen toch een heel goede oefening kunnen houden. Je mist de face to face-interactie zeker, maar het kán wel zo. Als LDO zorg ik ervoor dat alle deelnemers hun oefendoelen maximaal kunnen trainen.”
JPOW past volgens Blom perfect in de Defensievisie 2035: technologisch hoogwaardig, innovatief en multi-domain. “En Nederland krijgt het zelfs tijdens een pandemie voor elkaar een waardevolle oefening neer te zetten met een grote output. Wij kunnen dit.”
Waar?
JPOW concentreert zich op het DGLC, maar dat is niet de enige plek in Nederland waar de oefening plaatsvindt. Zo is ook het NATO Communications & Information Agency in Den Haag betrokken in verband met het testen van systemen. Ze maken daarbij gebruik van de JPOW-omgeving en leveren daarnaast steun aan de oefening. In Den Helder neemt de marine ook deel vanuit het Maritime Warfare Center met de gesimuleerde sensorcapaciteit van twee schepen en vanuit Brunssum is dat het Allied Joint Force Command van de NAVO dat ‘command and control’ voor NAVO-troepen in Afghanistan levert. In Duitsland zijn ook twee belangrijke locaties: het NATO Allied Air Command op Ramstein (levert command and control voor alle NAVO-lucht- en raketoperaties) en het Amerikaanse Warrior Preparation Center in Kaiserslautern. Dat bereidt Amerikaanse en NAVO-troepen door geavanceerde simulatiesoftware voor op daadwerkelijke inzet. De laatste belangrijke speler bevindt zich in België; het Supreme Headquarters Allied Powers Europe.
Hoe ziet het scenario van JPOW 2021 eruit? Bekijk het in deze animatie.
‘Een complexe oefening maar tegelijkertijd een relatief goedkope’
Wanneer?
Wat als een jaarlijkse oefening begint, vindt tegenwoordig iedere twee jaar plaats. “De vierweekse oefening is nu zó groot en complex dat een langere voorbereidingstijd van wel anderhalf jaar nodig is”, legt de oefenleider uit. “Daar staat tegenover dat het een relatief goedkope oefening is, want je hoeft geen dure wapensystemen te verplaatsen. Je hebt vooral veel verbindingen nodig, waaronder bijzonder krachtige datanetwerken, en verder wat tenten en kantoorunits.”
‘Alleen in een netwerk kun je effectief zijn; anders ben je te laat’
Waarom?
Het mooie van JPOW vindt Blom dat alle lagen van de luchtverdedigingsketen meedoen: van personeel in de vuurleidingscentrales tot het strategisch niveau op een van de NAVO-hoofdkwartieren. Wat begon als een raketverdedigingsoefening is nu een lucht- en raketverdedigingsoefening geworden. Je kunt die twee volgens Blom niet meer los van elkaar zien. “Dreiging kan van alle kanten komen, terwijl die vroeger uit één – oostelijke – richting kwam. Het is een complexe dreiging die veel sneller bij je is en bovendien onvoorspelbaarder. Daarom is die luchtverdedigingsparaplu zo belangrijk en dat trainen we tijdens JPOW. Je moet werken in een netwerk van NAVO-partners: op land en zee, in de lucht en via satellieten. Alleen dan kun je effectief zijn; anders ben je te laat.”