Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto Rob Gieling, privécollectie Ries Kamperman
‘Altijd lol gehad’
Al 40 jaar lang gaat hij met plezier de poort in en weer uit. Voor majoor Ries Kamperman is de tijd letterlijk om gevlogen. ‘Champ’, een Amerikaanse verbastering van zijn achternaam, is altijd blijven vliegen.
Hij was jachtvlieger, instructeur, vloog voor het Nederlandse F-16 demoteam en opereert nu alweer jaren op de Hercules. “Laat mij maar vliegen”, is zijn credo. De Vliegende Hollander sprak met Kamperman over hoogte- en dieptepunten, kameraadschap en de steun van het thuisfront.
Luchtmachtvlieger: een jongensdroom?
“Ik was bijna van de havo gestuurd omdat ik teveel spijbelde. Want wat deed ik? Op m’n brommertje reed ik naar Soesterberg om daar vliegtuigen te kijken. Mijn ouders hadden dat door. Die zeiden tegen me: ‘als je nou je school afmaakt, dan mag je van ons naar een zweefvliegzomerkamp.’ Dat vond ik wel wat! En in dezelfde periode zag ik in de tv-gids een bonnetje om bij de luchtmacht te gaan. Kijken hoever ik kom, dacht ik. In 1978 ben ik aan de verkorte officiersopleiding op Gilze-Rijen begonnen. Daarna de selectie op vliegveld Eelde in de Beech Bonanza, een survivaltraining op Gilze en toen naar Sheppard in Amerika. 13 maanden in de States. Eenmaal terug in Nederland maakte ik bij 316 Squadron mijn opleiding op de NF-5 af en begon ik op Volkel op de F-104.
Een jongensdroom was het niet. Ik heb geen militairen of vliegers in de familie. Het is puur toeval dat het zo gelopen is. Maar ik was wel supergemotiveerd toen ik eenmaal door keuringen heen was.”
Kameraadschap binnen de KLu?
“De hele 40 jaar heb ik altijd kameraadschap ondervonden. Binnen het squadron waar je werkt, heb je zo’n hechte band met elkaar. Dat hoor je ook van mensen die naar de burgerluchtvaart gaan. Het eerste wat ze missen is de onderlinge band. Vroeger pakte je na het werk wel vaker een biertje met z’n allen. Maar die band is er nog steeds. Als je ziet wat het squadron voor mij bedacht had bij mijn 40-jarig jubileum… Dat was fantastisch. We zouden een formatievlucht doen waarbij alle type vliegtuigen waarin ik heb gevlogen zouden ‘opjoinen’. Wat gebeurt er? Twee Herculessen kapot. Nou ja, dan drinken we ’s middags een biertje. Hadden ze mijn oude klasmaten uit Sheppard, waarmee ik 40 jaar geleden mijn wing heb gehaald, uitgenodigd. Die kwamen samen met mijn vrouw en dochter aangelopen. Dat was geweldig! En dat zeiden de oude maten uit de klas ook; ze waren al jaren weg bij de luchtmacht en toch merkte je die hechte band.”
Hoogtepunten?
“Wat me nog duidelijk bijstaat is de aanloop naar de operatie Deny Flight, tijdens de Joegoslavië-oorlog. Ik zat bij het 306 Squadron, de fotoverkenningseenheid van de luchtmacht. Wij maakten luchtfoto’s. Het was de eerste uitzending die de luchtmacht met F-16’s deed. Een hele hoop dingen waren onzeker. Gaan we wel of niet? Wij zijn toen vertrokken en 5 dagen later waren we weer terug, omdat er geen behoefte aan fotocapaciteit was. Een hele korte periode dus, maar een die wel in mijn geheugen gegrift staat. De meeste uitzendingen die ik uiteindelijk gedraaid heb, zijn met de Hercules. Ik had net mijn opleiding als tactisch copiloot afgerond, toen ik naar de vliegbasis Minhad in de Verenigde Arabische Emiraten afreisde om daar shuttle-vluchten op Afghanistan uit te voeren. Dat ging 6 weken achter elkaar op en af. Dat heb ik heel veel gedaan.”
Ook dieptepunten?
“Dieptepunten zijn er zeker geweest. Zeker in de jaren 80 en begin jaren 90 hadden we ontzettend veel ongelukken. We wisten ook als er 1 ongeluk was gebeurd, dat er nog 2 zouden volgen. Het waren er gemiddeld 3 per jaar, soms met dodelijke afloop. De dood van een collega hakt er natuurlijk in. ’s Avonds aan de bar dronken we een stevig biertje. Maar de volgende dag ging je gewoon weer vliegen. Je loste dat eigenlijk met elkaar op, weer die kameraadschap. Door elk ongeluk worden regels aangescherpt. We vlogen al professioneel, maar we zijn dat steeds beter gaan doen. Het aantal ongelukken is daardoor ontzettend afgenomen.”
Ervaring en belang F-16 Solo Display Team?
“Daarvan onderdeel uitmaken, was fantastisch! De belastingbetaler laten zien wat de luchtmacht in huis heeft. Dat is de waarde ervan. Of het nou een Apache of F-16 is; en ik hoop dat het met de F-35 ook gaat gebeuren. Het was een eer om met zo’n team te werken. Dat was vrij klein en bestond uit een coach, techneuten, PR-mensen en een vlieger natuurlijk. Iedereen deed het vrijwillig en was supergemotiveerd. Er waren vaste nummers zoals de open dagen van de luchtmacht, maar we gingen ook naar Engeland, Canada en Dubai. Net na de val van de muur vlogen we in Tsjechoslowakije. Daar vlogen we samen met MiG’s, heel bijzonder.”
Combinatie werk en privé?
“Ik ben vrij laat gaan settelen en kon daardoor doen en laten wat ik wilde. Ik heb heel veel gevlogen en oefeningen gedaan. Maar later toen ik mijn vrouw had leren kennen, kon ik blijven gaan. Zij stond er altijd achter en bleef enthousiast. Dat is heel fijn, want je hebt de support van thuis nodig om dit werk te kunnen doen. Daarmee heb ik veel geluk gehad. Zeker op de Hercules ben ik veel weg geweest. Ik zeg altijd tegen collega’s: thuis moet het kloppen. Als mensen problemen hebben, zie je dat terug in de performance. Ik heb een dochter en stiefzoon die mijn werk leuk vinden, maar een ander pad hebben gekozen.”
Einde in zicht?
“Ik hoop nog 3 jaar door te gaan op de C-130. Dan is het ook wel mooi geweest. Daarna blijf ik vliegen, maar dan op de B-25 Mitchell (bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog, red.) van de Koninklijke Luchtmacht Historische Vlucht. Daar vliegen we mee tijdens bijvoorbeeld herdenkingsvluchten. En verder zullen we zien wat de toekomst brengt. Voorlopig ben ik nog gewoon aan het werk!”