Tekst Jopke Rozenberg-van Lisdonk
Foto korporaal Gregory Fréni (werk) en Jarno Kraayvanger (privé)
Wie zijn onze luchtmachtbazen? Wat houdt hen bezig, waar krijgen ze energie van en hoe vullen ze hun vrije tijd? In elk nummer stellen we één van hen aan u voor.
Wie: kolonel Ben Kamstra (56)
Functie: commandant Vliegbasis Woensdrecht en Koninklijke Militaire School Luchtmacht
Sinds: 4 oktober 2017
Thuisfront: echtgenote Colinda, dochter Kirsten (28), zoon Floris (24) en hond Wolf
Woonplaats: Aalden (Drenthe)
“Allereerst wil ik de KMSL (Koninklijke Militaire School Luchtmacht, red.) organisatorisch transformeren naar een Air Campus: een plek waar we zowel civiele als militaire luchtvaartstudenten opleiden. Daarvoor gaan we samenwerken met ROC’s (Regionale Opleidingscentra, red.) en het bedrijfsleven. Op kleine schaal zijn we daarmee al begonnen. Hun studenten kunnen bij ons specialistische vakken volgen en vice versa. Op deze manier gaan we de schaarste in docenten, leerlingen en geld tegen die we alle 3 ervaren.
Verder wil ik de vliegbasis opnieuw inrichten en de bouw van de campus klimaatneutraal opzetten. Hiervoor zijn we al in gesprek met de gemeente, provincie en het Rijksvastgoedbedrijf. Het is behoorlijk pionieren om een zelfvoorzienende vliegbasis op te zetten qua energie. Maar daarin onafhankelijk zijn van derden past bij onze organisatie: in tijden van crisis moeten wij vooral doorgaan.
Ten derde wil ik de vliegbasis verder ontwikkelen tot gastbasis en doorvoerstation voor NAVO-partnerlanden. We hebben daarvoor een ideale ligging vlakbij havens en andere vliegvelden. Bovendien zijn we goed uitgerust met legerings- en sportfaciliteiten en een restaurant.”
“Spullen aanvragen en krijgen, dat gaat sinds de centralisatie van het vraag-aanbodmanagement erg moeizaam en dat frustreert. Assortimentsgewijs werken gaat alleen als je standaard dingen hebt; maar onderwijsleermiddelen vallen daar niet onder. Bovendien weet ik een jaar van tevoren nog niet hoeveel studenten ik het jaar erop binnen heb. Op tijd hun kleding ontvangen, is dan ook vaak een probleem. Ik neem het KPU-bedrijf (Kleding en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf, red.) en het MatlogCo (Materieellogistiek Commando, red.) op zich niets kwalijk. De centralisatie is een gevolg van de bezuinigingen. Samen met de Directie Materieellogistieke Instandhouding van de Staf CLSK kijk ik momenteel naar oplossingen.
Privé vind ik het weleens lastig binnenslaper te zijn. Op 2 buitenlandplaatsingen na van samen 4 jaar, slaap ik al 19 jaar doordeweeks niet thuis. Daardoor mis ik veel van de kinderen. Bovendien staat mijn vrouw er vaak alleen voor. Er gebeurt altijd wel wat en dan moet je het doen met telefonisch contact. Daarentegen is elk weekend een feestje. Ik zou het niet opnieuw zo doen, maar tegelijkertijd heb ik ook geen spijt.”
“Ik krijg energie van de studenten en mensen die hier werken. Van onderwijs word ik blij. Daarmee heb ik altijd iets gehad. Ik was ooit Pabo-student, maar maakte de opleiding niet af omdat het onderwijsbeleid in de jaren 80 niet naar mijn zin ging. Vervolgens ging ik in dienst. Later gaf ik les op het IDL (Instituut Defensie Leergangen, red.). En aan het einde van mijn vorige plaatsing – in Washington – kon ik kiezen uit een aantal functies, het werd deze. Een nieuwe generatie opleiden, die dynamiek… het houdt mij ook jong.”
“Onze lesomgeving meer digitaliseren, zowel qua middelen als methodiek. Geef jongeren een telefoon en een app waarmee ze rangen kunnen leren en waarop ze DCP-tips (Defensie Conditie Proef, red.) ontvangen. Voor hen is het fun, voor ons een effectief leermiddel. Leerlingen kunnen dit al gebruiken in de aanloop naar hun opleiding. Het bedrijfsleven doet dit al; zij zijn voor ons wat dat betreft een goed voorbeeld. Wat wij nu vooral doen is mensen veel laten wachten in hun aanmeldings- en keuringstraject en daarna zeggen we: ‘dit is je kamer en hier heb je je uniform’. Dat kan dus beter.
Verder dwing ik mezelf anders te denken, vooral breder. Cursussen zoals ‘persoonlijke effectiviteit’ en ‘waarderen van verschillen’ verruimen mijn blik; verschillen omarmen en niet direct veroordelen. Een militair in een rolstoel kan bijvoorbeeld prima vechten in space of het cyberdomein. Niet iedere militair hoeft letterlijk een wapen in zijn handen te hebben.”
“We hebben veel reorganisaties achter de rug door de bezuinigingen in 2013. En tóch hebben we veel bereikt. Bijna niemand is dat opgevallen. De verkeersleiding en brandweer hebben structureel tekorten, toch zetten ze de schouders eronder. De vlieginstructeurs van de EMVO (Elementaire Militaire Vlieger Opleiding, red.) net zo. Ze weten alle vlieguren te benutten. De hondenschool, die alle diensthonden binnen Defensie opleidt, staat landelijk nog steeds heel hoog aangeschreven. De instructeurs van de F-35 onderhoudsopleidingen staan voor veel nieuwe uitdagingen: een nieuw toestel, nieuwe lesmiddelen en -methodieken en ondertussen zelf ook het toestel leren kennen. Dit doen ze ontzettend goed. Het is echt heel anders dan de F-16. Dat alles maakt mij heel trots.”
“De luchtmacht lijkt soms wel een oud mannenbolwerk aan de top, maar weet dat wij de nieuwste technieken allemaal razend interessant vinden. We hebben een open mind en passie voor ons vak. We voelen ons niet te oud om te leren en nieuwe dingen te ontwikkelen. Via projecten als Gap Year en Defensity College betrekken we jongeren bij onze organisatie. We zijn niet bang hen om advies te vragen. Een jeugdig enthousiasme hebben we nog steeds, ook al zijn we fysiek misschien niet meer zo goed.”
“In de jaren 80, tijdens de Koude Oorlog, stond ik als jonge soldaat en later als officier van de Groep Geleide Wapens elke minuut van de dag paraat. We sliepen in uniform, hadden live raketten en alles stond op scherp. We zaten vlakbij het IJzeren Gordijn, zagen de vijand op de radar. Elke minuut kon de oorlog uitbreken. Dat is nu niet meer denkbaar. De groep was hecht, alles draaide om de dienst. Optimaal teamwork. Altijd aan, altijd druk, altijd gevaar. We leefden in een wereld van minuten en seconden.”
“Op vrije avonden doceer ik strategie op de vliegbasis. Ik geef aan iedereen die het interessant vindt masterclasses over vormen van strategie, militaire strategie en strategie binnen air power. Dat doe ik op vrijwillige basis. Ik vind het boeiend en het houdt mezelf scherp. ’s Avonds en in het weekend lees ik alle boeken en kranten hierover. Zó interessant!
Verder ben ik lid van het ‘4/5 mei comité Westerbork’. Van het Drentse dorp wel te verstaan. Ik leg kransen bij herdenkingen en geef historische lezingen. Ik vind het mooi en belangrijk om over historische dingen die ertoe doen te blijven vertellen aan het nageslacht. Het moet de aandacht krijgen die het verdient.”
“Die heb ik een heel aantal. Tot 5 jaar terug deed ik aan grasbaanracen op een vintage crossmotor. Vol gas die baan over, alles of niets. En dat tussen de dakdekkers en bouwvakkers die meestal stukken jonger waren dan ik. Onderweg een trap krijgen, was geen uitzondering. Toen ik op mijn 51e tijdens een race verongelukte en 6 maanden moest ‘revalideren’ – gekneusde ribben, overal pijn, maar niets gebroken – , besefte ik: je kunt wel willen, maar je lichaam kan het niet meer aan. Nu rij ik alleen nog hobbymatig op mijn motor, geen wedstrijden.
Verder houd ik van klassieke sportwagens. Ik had een mooie rode Alpine Renault 310 uit 1980, maar helaas moest ik die verkopen om geld vrij te maken voor een fatsoenlijk orthopedisch bed voor ons beiden. We werden ouder, met rugklachten, dus ik had weinig keus…
Ook ben ik fervent verzamelaar van ouwe troep. Aan huis heb ik een winkeltje nagebouwd met Nederlandse waren uit de jaren 30 tot 70. Mijn eigen museum zogezegd. Het fascineert mij hoe kwalitatief goed die producten waren en hoe er reclame voor werd gemaakt. Ik heb er dan ook vele boeken en tijdschriften over die dateren uit de periode tussen de Eerste Wereldoorlog en 1975.
Op zondagmiddag teken ik, in zwart-wit, regelmatig Nederlandse landschappen uit de jaren 30 en 40. Inspiratie haal ik uit boeken. Jo Spier en Wenckenbach vind ik erg goed.”
“Over 6 jaar ga ik met FLO (Functioneel Leeftijdsontslag, red.). Dan wil ik weer meer thuis zijn, want de afgelopen jaren ben ik meer onder collega’s geweest dan bij mijn vrouw en kinderen. Misschien zoek ik nog wel nieuwe hobby’s, wandelen bijvoorbeeld. Ik wil in ieder geval graag in Drenthe blijven wonen en verbonden blijven aan de krijgsmacht. Defensie is meer dan een werkgever. Militair zijn, is een leven.”