Tekst ritmeester Arthur van Beveren
Foto sergeant Aaron Zwaal

Ver buiten de landsgrenzen, bij een ander krijgsmachtdeel, overheidsinstelling of in het bedrijfsleven: luchtmachters zetten zich overal in voor Defensie. In deze rubriek vertellen zij over hun bijzondere plaatsing.

Wie: 
majoor Jendy Jalving (56)

Functie: 
Officier Rotary Wing bij de Directie Training & Operaties van Staf CLAS

Standplaats: 
Kromhoutkazerne, Utrecht

Ze was een van de eerste vrouwelijke helikoptervliegers bij de luchtmacht – tot begin jaren 80 waren er bij Defensie nog geen vrouwelijke vliegers – en zet haar expertise nu in bij de staf van het Commando Landstrijdkrachten (Staf CLAS). Daar coördineert ze de aanvragen voor helikopterinzet bij landmachtoefeningen en -trainingen. “We denken binnen Defensie nog teveel in ‘wij’ en ‘zij’ als we het over de verschillende krijgsmachtdelen hebben. Stap uit je comfortzone. Mijn plaatsing bij Staf CLAS heeft mijn carrière ontzettend verrijkt.”

Jalving bekijkt de jaarplanning van de heli-inzet. Ze is bij Staf CLAS het aanspreekpunt als het om rotary wing-ondersteuning gaat.

‘Plaatsing bij Staf CLAS verrijkt mijn carrière’

Korte termijnaanvragen

Jalving opent op de 4e verdieping van gebouw K10 op de Kromhoutkazerne de planningstool waarmee ze dagelijks werkt. In het jaaroverzicht staan veel rode blokjes. “Heel veel oefeningen zijn door de coronacrisis geannuleerd”, vertelt ze. “En in de zomerperiode doet de landmacht bijna niets. Zonde, want de heli’s vliegen gewoon.” Voor de periode na de vakantietijd komen inmiddels weer nieuwe verzoeken binnen voor helikoptercapaciteit. De meeste inzet staat al ver van tevoren vast in het Specifiek Jaarprogramma van het Commando Luchtstrijdkrachten, maar er blijft ruimte voor korte termijnaanvragen.

Jalving probeert in haar werk wederzijds begrip te kweken tussen land- en luchtmachters, zodat ze van elkaar weten welke aspecten van invloed zijn op het planningsproces. Foto: sergeant-majoor Maartje Roos

‘Frustratie is logisch, omdat je weinig over elkaar weet’

Draagvlak

“Ik probeer altijd wederzijds draagvlak te creëren tussen land- en luchtmachters”, benadrukt Jalving. “Landmachters vertrouwen de toewijzing van een heli niet altijd. ‘Die komt toch nooit’, hoor je vaak. Toen ik vroeg hoe vaak dat dan gebeurde, bleek in 80% van de gevallen de helikopter er wel te zijn. Dat was voor de landmachteenheden een openbaring. De frustratie is logisch, omdat je weinig weet over elkaars werkwijzen. Omgekeerd hebben squadrons geen goed beeld hoe landmachteenheden werken. Ik probeer dan uit te leggen hoe die het jaar inplannen. Die hebben het net zo druk met oefeningen, trainingen, opleidingen en herstel van mens en materieel. Schuiven in dagen om het DHC (Defensie Helikopter Commando, red.) tegemoet te komen, kan dus niet altijd.” 

Effectief plannen

Als voormalig heli-vlieger adviseert Jalving de landmachteenheden ook bij hun aanvragen. “Als een landmachter voor een oefening 1 helikopter met 40 helikopteruren aanvraagt, weet ik dat er in een week nooit zoveel uren gevlogen kunnen worden. Ik vraag dan welk effect ze willen bereiken. Als ze me dan uitleggen hoe de oefening in elkaar zit, kunnen we vervolgens samen tot een reële aanvraag komen zodat de uren effectief gebruikt worden.” Achteraf vraagt de majoor altijd om feedback, hoewel dit vaak lastig is doordat mensen snel weer door moeten naar een volgende oefening. “Toch is het belangrijk om die cirkel rond te krijgen, omdat je anders nooit beter wordt”, concludeert Jalving.

Door haar ervaring als helikoptervlieger kan Jalving landmachteenheden inhoudelijk adviseren.

Landmachtcultuur

“Ik heb het geluk dat ik bij Staf CLAS samenwerk met veel collega’s waarmee ik in 1983 op de KMA, in een landmachtcultuur, ben opgeleid. Daardoor ken ik hier veel mensen en dat helpt binnen het werk.” Een ander voordeel is dat Jalving de functie ook al bekleedde tussen 2012 en 2017. “Ik vind het heel mooi om een kijkje in de keuken van de ander te nemen. Het werken bij de landmachtstaf heeft mijn kijk op de wereld veel breder gemaakt. Ik had maar heel weinig beeld van hoe de landmacht werkt, hoe zij tot hun gereedstelling komen en wat daar allemaal voor nodig is. Die ervaring nam ik weer mee toen ik in 2017 hoofd Operatie- en Coördinatiecentrum bij het DHC op Vliegbasis Gilze-Rijen werd.”

Chinooks verplaatsen Duits materieel tijdens een gezamenlijke oefening. Helikoptercapaciteit is schaars, dus Jalving probeert samen met landmachteenheden zo efficiënt mogelijk te plannen. Foto: sergeant-majoor Gerben van Es

Stafwerk

Nu, na 3 jaar, is ze weer terug bij Staf CLAS. “Weet je, het is leuk om op een plek te zitten waar je er echt toe doet”, reageert Jalving op de vraag hoe het is om in Utrecht te werken. “Net als anderen in het squadron vond ik werken op een staf niets voor mij. Maar als je er eenmaal werkt, merk je dat je wel op een plek zit waar je dingen beter kan maken voor de mensen op de werkvloer. Als luchtmachter bij de landmacht kun je naar de landmacht toe heel goed verwoorden waarom dingen soms niet kunnen. Er wordt naar je geluisterd omdat je de specialist rotary wing bent. Iedereen denkt altijd dat het geen leuke functie is. Terwijl het juist heel leuk is om zo zelfstandig te mogen werken. Ik krijg alle ruimte binnen de directie T&O. De verantwoordelijk wordt bij mij gelegd en daar is geen twijfel over.”

Op de staf kun je voor de mensen op de werkvloer echt iets betekenen, volgens Jalving. Foto: uit archief Defensie