In de Tweede Wereldoorlog waren bommenwerpers wapensystemen die zowel in Europa als Azië de vijand uiteindelijk mede op de knieën kreeg. Denk aan de ‘1000 bomber raids’ op Duitsland en de atoombommen op Japan. Maar de toestellen kregen ook hele andere taken toebedeeld. Een stuk menslievender taken.
Het laden in een Amerikaanse B-17 en droppen van kartonnen T-1 ‘Monroe’-bommen voor een pamflettenregen over bezet Europa.
In een moderne wereld die van internet aan elkaar hangt, is het moeilijk voor te stellen hoe berichtgeving in WOII plaatsvond. Radio’s zijn in Europa verboden en kranten die nog uitkomen, vertellen het verhaal van de bezetter: Duitsland of Japan. Het verspreiden van strooibiljetten is dan 1 van de weinig overgebleven alternatieven. Alle oorlogvoerende landen gebruiken ze voor propagandadoeleinden, demoraliseren van legers, maar ook voor het informeren van de burgerbevolking van de bezette gebieden.
Pamfletverspreiding gebeurt veelal door bommenwerpers, eerst door pakketten met de hand uit toestellen te ‘strooien’. Maar het kan beter en efficiënter. Bewapeningsspecialist Captain James Monroe van de United States Army Air Force (USAAF) ontwikkelt een kartonnen bom voor 80.000 pamfletten. Daarvan kan een bommenwerper er vele meenemen, als normale bommen. De Monroe-bom scheurt op een vooraf ingestelde hoogte open waardoor de inhoud een groot gebied bestrijkt.
Voor pamfletbombardementen worden bij de Britten en Amerikanen zelfs speciale squadrons opgericht en krijgen sommige vliegtuigen zoals deze B-17 een zwarte kleur. Van 3 september 1939 tot en met 7 mei 1945 verspreiden de geallieerden alleen al vanuit Engeland 598 miljard pamfletten over Europa, ruim 7.000 ton papier.
De eerste (22 mei 1943) en laatste Vliegende Hollander (10 mei 1945) die boven Nederland werd uitgeworpen. Het blad was een initiatief van historicus Loe de Jong en schrijver A. den Doolaard, beide van Radio Oranje.
Propaganda is lang niet altijd subtiel, zoals hier een Duitse variant die Britse militairen waarschuwt voor de ‘Yanks’ in Engeland en dood aan het front.
Voor de Duitsers is een foto zoals deze, een Heinkel He-111 bommenwerper boven Londen op 7 september 1940, propagandamateriaal bij uitstek. Het effect van de bombardementen was echter gering.
Voorbeelden van luchtpamfletten van Duitsland (l.) en de Geallieerden (r.). Bezit van pamfletten werd door de Duitsers overigens zwaar gestraft met gevangenisstraf van 5 tot 15 jaar.
Nederlands-Indië
Strooibiljetten zijn vaak losse blaadjes over 1 onderwerp, maar al snel ontstaan ook diverse luchttijdschriften, uiteraard wel met ‘informatie’ zoals de belanghebbende partij het wil verstrekken. Zoals De Vliegende Hollander. Van 22 mei 1943 tot en met 10 mei 1945 verspreidt de geallieerde luchtmacht 135 edities boven bezet Nederland. Met in totaal zo’n 30 miljoen exemplaren is het blad voor bezet Nederland een van de meest informatieve luchtpamfletten. Na WOII wordt de Vliegende Hollander het personeelsblad voor de luchtmacht.
In Nederlands-Indië gebruiken de Japanners (gratis) films, toneelvoorstellingen, muziek en radio om Indonesiërs te beïnvloeden. Pas in september 1944 lukt het Nederland om – op kleine schaal – eigen propaganda boven Java te verspreiden. In de nacht van 23 op 24 september 1944 vertrekken vanuit Australië 2 B-25’s van het 18 (Netherlands East Indies Air Force) Squadron. De middelzware bommenwerpers kunnen de vlucht van ruim 3.000 kilometer eigenlijk niet maken. Daarom worden de Mitchells glad gepoetst, extra brandstoftanks toegevoegd en boordwapens verwijderd. Ze werpen 150.000 pamfletten uit. Een 2e vlucht volgt pas op 28 januari 1945. Ook de capitulatie van de Japanners op 15 augustus wordt via strooibiljetten aan Nederlands-Indië bekend gemaakt.
Links het origineel van deze bekende foto van een RAF Lancaster, zónder later toegevoegde vallende voedselpakketten. Rechts: Een formatie B-17’s boven Delft op weg naar Ypenburg.
Geheime voorbespreking
In de winter van 1944 op 1945 verhongeren naar schatting rond de 20.000 inwoners van Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. De Duitsers laten geen voedsel en brandstof toe tot deze ‘Festung Holland’. Om meer slachtoffers te voorkomen, geeft de geallieerde opperbevelhebber Eisenhower op 15 april de opdracht om binnen 10 dagen met een plan voor voedseldroppings te komen voor de 3,5 miljoen mensen. Met bommenwerpers, omdat geen parachutes beschikbaar zijn voor het uitwerpen uit transporttoestellen. En die kunnen ook niet landen op beschadigde en ondermijnde vliegvelden in West-Nederland.
Op 28 april vindt een strikt geheime voorbespreking plaats in Achterveld, vlakbij het nog bezette Amersfoort. Onderhandelaars van Canada, Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland (onder wie prins Bernhard), de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten worden het snel eens. Via een corridor vliegen de bommenwerpers, zónder bewapening aan boord, tussen 7 uur ’s morgens en 3 uur ’s middags naar 10 landingsterreinen gemarkeerd met een wit kruis. Tegelijkertijd stoppen de geallieerden met hun bombardementen op West-Nederland.
Een zogenoemd ‘Le May’-pamflet, vernoemd naar de Amerikaanse generaal. In het begin waren Geallieerde pamfletten niet effectief, omdat makers niet het juiste Japanse dialect beheersten. Na inzet van gevangengenomen Japanners, verbeterde dat.
De vertaling op de achterkant van een Geallieerd pamflet laat bijna niets aan duidelijkheid te wensen over. Alleen wélke stad gebombardeerd wordt, is dan nog de vraag.
Het droppen van Geallieerde pamfletten over de rijstvelden van Azië, in dit geval in de buurt van Subic Bay op de Filippijnen, waarschijnlijk in 1944. Foto: State Library of South Australia.
Maar de strijd op de Filippijnen is als het aan Japan ligt nog lang niet gestreden.
Bombarderen
De geallieerden starten het liefst dezelfde dag nog met voedseldroppings. Hitlers plaatsvervanger in Nederland Seyss-Inquart is echter niet bij de onderhandelingen, dus is de overeenkomst slechts mondeling. Ook het weer verhindert opstijgen. Op 29 april is het goed genoeg en starten de Britten met Operatie Manna. ’s Ochtends testen 2 Lancasters van de Royal Air Force (RAF) of de route klopt en of de Duitsers zich aan het staakt-het-vuren houden. Dat gebeurt en de 2 bommenwerpers droppen hun lading op renbaan Duindigt zoals afgesproken. Om 12.00 uur meldt BBC-radio: “Op dit ogenblik stijgen RAF-bommenwerpers op om voedselvoorraden af te werpen voor de hongerende Nederlanders in het door de vijand bezette gebied.” Die middag ‘bombarderen’ 242 Lancasters 535 ton aan voedsel.
Dat alles nog zonder handtekening van Seyss-Inquart die hij op 30 april, op de 2e bijeenkomst in Achterveld zet. Die dag vliegt weer alleen de RAF, omdat mist de Amerikanen wederom aan de grond houdt. Hun vliegbases liggen namelijk dichter bij de kust dan die van de RAF.
Beelden zien van de Manna- en Chowhound-voedseldroppings? Bekijk dan deze video. Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).
Heukensfeldt Jansen (m.) met zijn bemanning voor hun Lancaster ‘Cherokee’ vlak voor Operatie Manna. Rechts zijn logboek. Foto links: uit collectie NIMH.
Hollanders boven Holland
Op 1 mei 1945 stijgen dan ook zo’n 400 Amerikaanse B-17’s op richting Ypenburg en Valkenburg voor operatie Chowhound. Deze veel minder bekende naam dan Manna betekent opmerkelijk genoeg vreetzak of veelvraat. Bij de RAF vliegen bemanningsleden uit alle landen, zo ook 3 uit Nederland. Hans Heukensfeldt Jansen is gezagvoerder op een Lancaster van No. 90 Squadron en dropt op 30 april voedsel bij de Kralingse Plassen in Rotterdam. “Voor mij blijft het een onvergetelijke ervaring”, zei hij naderhand. “Ik heb het altijd als een voorrecht beschouwd dat ik als Nederlander deze kostbare lading aan het dappere Rotterdam heb mogen afleveren.” Diezelfde dag vliegt pilot officer Harry (Hendrik) Sinnema op eigen verzoek als copiloot mee om voedsel te droppen bij Ypenburg en Den Haag, waar hij is geboren en zijn ouders nog wonen. Flying officer Wladimir Rudenko van No. 7 Squadron vliegt op 4 mei naar Rotterdam voor een voedseldropping.
Vanaf 2 mei hebben de Britten en Amerikanen ieder hun eigen afwerpplekken. De RAF dropt voedsel op vliegveld Waalhaven en bij Terbregge in Rotterdam, vliegveld Valkenburg, Duindigt en bij Gouda.
Manna duurt van 29 april tot en met 8 mei waarin de RAF 3.181 missies met Lancasters vliegt (zoals hier bij Terbregge), die 7.142 ton aan voedsel afwerpen. Daar komen nog 147 missies met Mosquito’s bij die de routes uitstippelden. Foto: RAF Museum
De USAAF heeft na 1 mei dropzones Schiphol, Vogelenzang, vliegveld Bergen, Hilversum en Lage Weide bij Utrecht. De B-17’s droppen van 1 tot en met 7 mei 3.770 ton voedsel in 2.268 vluchten.
Een B-17G boven vliegveld Valkenburg op 1 mei 1945. Ondanks het staakt het vuren wordt toch 1 Amerikaans ‘Flying Fortress’ geraakt. Het toestel stort neer in Het Kanaal en 10 van 13 inzittenden komen om.
Met lakens of bloemen verschijnen overal in de weilanden dankberichten voor de vliegtuigbemanningen. In totaal gaan bij Manna en Chowhound 1 Lancaster en 3 B-17’s verloren en vallen 12 Amerikaanse doden.
Redden in plaats van doden
Komen pamfletten- en voedseldroppings na WOII niet meer voor? Integendeel, ze zijn nog van alle dag. In alle conflicten daarna worden pamfletten gedropt en ook voedseldroppings zijn er regelmatig. Vrijwel altijd worden daarvoor transporttoestellen gebruikt.
De US Navy test in 2005 het droppen van 60.000 pamfletten met een Payload Delivery Unit (PDU)-5 vanaf een F/A-18F Super Hornet. Met hetzelfde type ‘bom’ vliegen F-16’s van de US Air Force tijdens Operation Unified Protector, de luchtoorlog boven Libië in 2011. In 2017 gebruikt de USAF bij een test sinds lange tijd weer een zware bommenwerper. Een B-52 zorgt met meerder PDU-5’s voor een pamflettenregen (foto onder). Bommenwerpers die mensen redden in plaats van doden. De beste missie denkbaar. Foto onder: USAF