Tekst LTZ2 OC Djenna Perreijn
Foto Mediacentrum Defensie

Vervanging Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF), Landing Platform Docks (LPD) en de OceanGoing Patrol Vessels (OPV)

Het zijn twee van de grootste maritieme projecten waar Defensie momenteel aan werkt: de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) en, parallel lopend, de vervanging van de Landing Platform Docks (LPD) en de OceanGoing Patrol Vessels (OPV). Groepscommandant Groot Bovenwater kapitein ter zee Klaasjan Schipper en Directeur Operaties CZSK commandeur Frank Lenssen stonden eerder aan de wieg van de ontwikkelingen en kijken handenwrijvend uit naar de nieuwe schepen. “We willen de beste en modernste schepen ter wereld.”

Met een Kamerbrief maakte defensiestaatssecretaris Christophe van der Maat begin deze maand bekend dat Damen Shipyards om te beginnen de vier nieuwe luchtverdedigingsfregatten zal bouwen. De reden is helder: de huidige LCF’en zijn aan het verouderen én de dreiging in het maritieme domein groeit en wordt diverser. “De geopolitieke situatie verandert rap. Steeds meer staten en groeperingen gebruiken geweld; kijk maar naar de aanvallen van Houthi's in de Rode Zee”, begint Schipper. “Daar sturen wij onze mensen ook naartoe en dat betekent dat we meespelen in de eredivisie. Als het uitdraait op een conflict, telt alleen de eerste plaats. Vanuit mijn rol als groepscommandant streef ik dus alleen naar de beste en modernste schepen ter wereld. Ons personeel verdient goed materieel, waarmee ze de beste kansen hebben om weer veilig thuis te komen.”

Portretfoto van groepscommandant Groot Bovenwater kapitein ter zee Klaasjan Schipper in marine-uniform.
Groepscommandant Groot Bovenwater KTZ Klaasjan Schipper.
Portretfoto van Directeur Operaties CZSK commandeur Frank Lenssen in marine-uniform.
Directeur Operaties CZSK CDR Frank Lenssen.

Verzekeringspolis

Daar sluit directeur Operaties Lenssen, voorganger van Schipper, zich bij aan: “Het is een boeiende en vooral uitdagende periode die veel van onze mensen vraagt. Het voelt tweeledig; gezien de situatie in de wereld zijn nieuwe schepen en wapens noodzakelijk. Als Defensie zijn we een soort verzekeringspolis en niemand wil onderverzekerd zijn. Anderzijds: de hele vloot wordt op den duur vervangen en dat is ook iets om naar uit te kijken. Als ik nu weer 18 zou zijn, zou ik opnieuw voor de marine kiezen, zodat ik later op al die fantastische, nieuwe schepen mag varen. Steeds meer gewapende conflicten zijn slecht nieuws. Wij moeten gevechtskracht op en vanuit zee leveren om stabiliteit te brengen. Dat kunnen we straks met beter materieel, wat ons beter in staat stelt om succesvol op te treden.”

Een marineschip vaart over zee bij Haïti. Boven het dek vliegt een helikopter waaronder een box met hulpgoederen hangt.
Patrouilleschip Zr.Ms. Holland leverde in 2021 noodhulp op Haïti na een zware aardbeving.


Nederlandse industrie

De klus voor de bouw van de schepen is gegund aan Damen Shipyards. Lenssen: “Zij werken samen met wel 500 onderaannemers, veelal Nederlandse.” Een toevallige keuze is het dus niet. Het kabinet wil samen met Europese partners strategische afhankelijkheden verminderen door zoveel mogelijk zelfstandig militaire capaciteiten te ontwikkelen, bouwen, inzetten, onderhouden en moderniseren. Volgens staatssecretaris Christophe van der Maat kan de Nederlandse ‘maakindustrie’ daaraan een belangrijke bijdrage leveren, zo omschrijft hij in een recente kamerbrief over de samenwerking.

Defensie draagt met deze miljardeninvesteringen bij aan versterking van de sector, die meer behelst dan alleen de bouw van schepen. Ook infrastructuur, personeel, kennisontwikkeling en innovatie, en onderhoud zijn deel van het partnerschap. ‘Industrieversterkend aankopen’ heeft volgens Van der Maat tot slot als voordeel dat de kennis en ervaring die de Nederlandse bedrijven met de bouw van marineschepen verwerft, de kansen op de exportmarkt vergroten. “Defensie en de Nederlandse industrie hebben elkaar nodig. (…) Door de sector te versterken, kan Defensie blijven beschikken over hoogwaardige marineschepen die een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid van Nederland en zijn bondgenoten.”

Mensenwerk

De huidige Landing Platform Docks (LPD) en OceanGoing Patrol Vessels (OPV) worden vervangen door één scheepsklasse. De officiële aanduiding is nu Amfibisch Transportschip (ATS). De schepen van dit type zijn straks niet alleen geschikt voor amfibische taken, maar óók voor het uitvoeren van kustwachttaken, counterdrugs-operaties en humanitaire hulpverlening, zoals de OPV’s die nu bijvoorbeeld in de West uitvoeren. “Eén klasse werkt efficiënter en effectiever”, verduidelijkt commandeur Lenssen. “Denk alleen al aan meer standaardisatie in opleidingen en reserveonderdelen. Voor de Directie Materiële Instandhouding (DMI) wordt het onderhoud eenvoudiger. Nu werken ze aan twee verschillende eenlingen (de LPD’s) en aan de OPV scheepsklasse. De ATS’en zijn straks allemaal hetzelfde.”

Twee grote marineschepen varen vlak naast elkaar door een glad zeeoppervlak.
Tussen ‘eenlingen’ Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms. Johan de Witt zit een leeftijdsverschil van tien jaar.

Stappen in automatisering

Wat het formaat van het nieuwe ATS betreft, houdt dit het midden tussen het LPD en het OPV. Op de schepen van ongeveer 150 meter volstaat een bemanning van naar verwachting 60 à 70 mensen. Lenssen: “We houden er sowieso rekening mee dat we in de toekomst met hetzelfde aantal of zelfs minder collega’s zullen uitvaren. Ik ben ervan overtuigd dat we dat kunnen, omdat we forse stappen binnen de automatisering zetten, zowel aan boord als aan wal. Vroeger was beeldopbouw rondom het schip vanuit de commandocentrale bijvoorbeeld zeer arbeidsintensief, maar met de moderne IT-systemen en AI kunnen we dit soort processen beter, sneller en met minder mensen uitvoeren.”

Daarnaast zullen schepen in de toekomst veelvuldig gebruikmaken van unmanned systems. “Zoals drones die pakketten kunnen bezorgen”, licht Schipper toe. “Postbezorgers doen dat nu al met kleine pakjes; wij denken aan droppings van bijvoorbeeld een mariniersuitrusting van 40 kilo. Ik wil nog wel toevoegen dat alles toch ook mensenwerk blijft. Natuurlijk het nautische, maar ook àchter de techniek van onbemande systemen zitten collega’s die deze bedienen.”

Links: een marineschip vaart door onstuimig water. Rechts: marineschip gezien van achteren, met op het helikopterdek een Nederlandse vlag en enkele opvarenden in uniform.
Zr.Ms. De Zeven Provinciën en Zr.Ms. Tromp horen bij de schepen waarvan de levensduur in de jaren 30 ten einde loopt.

Laag gewicht en aanpasbaar

Hoe de Amfibische Transportschepen er verder uit komen te zien, is in grote lijnen al bekend. Lenssen: “Het belangrijkste is dat we maximaal adaptief zijn, omdat het dreigingsbeeld steeds verandert. ‘Het is niet de sterkste soort die overleeft, noch de meest intelligente; het is degene die zich het beste kan aanpassen’, zei Darwin al. Daarvoor is het in eerste instantie belangrijk dat we in het ontwerp ruimte en gewicht reserveren om in veranderende situaties het schip flexibel aan te kunnen aanpassen. Als er bijvoorbeeld nieuwe, betere boordwapens of radarsystemen op de markt komen, voegen we die toe of vervangen we de oude daarmee. Daarmee verbeteren we onze gevechtskracht.” Vanuit dezelfde gedachte onderzoekt Defensie nu of de scheepsschroef van composiet materiaal gemaakt zou kunnen worden, in plaats van het veel zwaardere brons. Een lichtere schroef zorgt voor een lager brandstofverbruik en minder onderwatergeluid.

Een helikopter landt op het helikopterdek van een schip. Buiten is het donker, de groene en rode lichten komen van de helikopter
Details van het ontwerp van het ATS staan nog niet vast. Defensie werkt die uit met de Nederlandse industrie en op basis van overleg met het Verenigd Koninkrijk. Door interoperabele systemen moeten Britse en Nederlandse helikopters bijvoorbeeld op elkaars dek kunnen landen.

Verrassingseffect

De nieuwe transportschepen moeten aansluiten op het nieuwe Force Design-concept van het Korps Mariniers. Dat wordt gekenmerkt door lichtgewicht uitrusting en bewapening, tactische mobiliteit en een grote mate van zelfredzaamheid. Schipper: “Dat sluit perfect aan op onze strategie. Door de mariniers te verdelen over allerlei schepen, kunnen ze voor een groter verrassingseffect zorgen.”

Het inzetconcept is grotendeels afgestemd met de Britse manier van opereren. Het Korps werkt dan ook nauw samen met de Royal Marines binnen de UK/NL Amphibious Force. Het Verenigd Koninkrijk koopt ook nieuwe schepen met amfibische capaciteit, maar dat type zal afwijken van het ATS. Niet erg, vindt Schipper: “Het belangrijkste is dat systemen interoperabel zijn. We moeten componenten kunnen uitwisselen, helikopters op elkaars dekken laten landen en communicatiestrategieën naadloos laten aansluiten.”

Links: een snelle, kleine boot met mariniers vaart naast het marineschip. Rechts: een klein vaartuig vertrekt vanuit het dok van een schip.
Bij verspreid optreden van mariniers heeft elk ATS een kleiner detachement mariniers aan boord. Ook daarom kunnen de nieuwe schepen kleiner zijn van omvang.

Effectief tegen dreigingen

De nieuwe fregatten zijn straks uiteraard vooral bedoeld voor inzet in het hoogste deel van het geweldspectrum. Met de inzichten van de huidige tijd zal het zelfverdedigingssysteem Rolling Airframe Missile (RAM) tot de boordwapens behoren voor de nabij-verdediging. Als er echter een effectief laserwapen voor zelfverdediging op de markt komt, kan dat de RAM vervangen. Daarnaast kan het schip Naval Strike Missiles afvuren op oppervlaktedoelen op zee en land, tot op grotere afstand. Daarnaast worden de LCF-opvolgers voorzien van een 127 millimeter-kanon met precisiemunitie, en met kruisvluchtwapens voor het aanvallen van doelen tot op meer dan 1.000 kilometer afstand. Lenssen: “Verder lijkt het vast te staan dat we opnieuw samenwerken met Thales Nederland. De radarsystemen van Thales zijn zeer effectief tegen huidige en toekomstige dreigingen en worden doorontwikkeld tegen hypersone dreigingen.”

Zr.Ms. Evertsen maakt een scherpe bocht, zichtbaar door het spoor dat het schip in het zeewater achterlaat.
De komst van nieuwe schepen betekent niet dat de operationele capaciteiten van de huidige fregatten niet meer nodig is. De komende jaren worden allerlei updates uitgevoerd.

Oude dame

Plannen en ambities in overvloed, maar hoe zit het in de tussentijd met de huidige schepen, waarmee we nog zeker tien jaar varen? Lenssen: “De komst van nieuwe fregatten betekent niet dat we de operationele capaciteiten van de huidige fregatten kunnen laten versloffen. De geopolitieke situatie vraagt nú om onze gevechtskracht te maximaliseren.”

Daarom blijft DMI ook modificeren. De LCF’en worden geüpdate met nieuwe kanons en twee van de vier fregatten beschikken over enkele jaren over de Evolved SeaSparrow Missile (ESSM) Block 2, ter vervanging van de ESSM Block 1. Het nieuwe type is nog geschikter tegen moderne, laagvliegende dreigingen. “Natuurlijk nemen de capaciteiten van de schepen aan het einde van hun levensduur langzaam af. Als je echter ziet hoe DMI alleen al de 31 jaar oude Zr.Ms. Van Amstel onderhoudt, dan heb ik er vertrouwen in dat ook de LCF’en het tot de komst van vervangers volhouden. Het M-fregat is straks 36 jaar oud als ze de dienst verlaat. Het is razendknap hoe DMI en de bemanning deze ‘oude dame’ in de vaart weten te houden.”

Silhouet van commandeur Lenssen die vanaf de brug van een marineschip naar buiten kijkt.
CDR Frank Lenssen: “Als ik nu weer 18 zou zijn, zou ik opnieuw voor de marine kiezen, zodat ik later op al die fantastische, nieuwe schepen mag varen.”

Capaciteit is sleutelwoord

2034 is ‘nog een rottijd weg’, zo realiseren beiden zich. Schipper: “In mijn optiek is tien jaar wachten op de nieuwe schepen veel te lang. Door snel met de Nederlandse ‘maakindustrie’ om tafel te zitten, kunnen die zich beter positioneren. Dan kunnen wij als Defensie meer rekening houden met beschikbare capaciteit in de markt en de eigen investeringen beter plannen.”

Lenssen denkt ook te kunnen versnellen door gebruik te maken van de Concurrent Design Facility. Het is een bekende ontwerpmethodiek in de ruimtevaart (ESA). “Hiermee kunnen we in razend tempo het ontwerpproces doorlopen, door met de industrie, kennisinstituten, scheepsontwerpers, opdrachtgever en de gebruiker gezamenlijk het schip vorm te geven. De generieke eisen kennen we namelijk al.” Uiteindelijk blijkt toch vooral ‘capaciteit’ het toverwoord. Zowel qua personeel als beschikbare productiecapaciteit binnen de industrie. “Wij gaan voor het allerbeste en hebben haast, zoveel is duidelijk”, besluit commandeur Lenssen.