Tekst kapitein Arthur van Beveren
Foto Archief Defensie
Obsolescence-management houdt voertuigvloot inzetbaar
De microfoon van je telefoon doet het niet meer. Vervangen dus! Maar als de producent gestopt is met produceren en de voorraad op is, wordt het moeilijk bellen. Dit ene versleten onderdeel maakt de telefoon nutteloos. Ook groot materieel van Defensie kan te maken krijgen met obsolescence: het ontbreken van onderdelen die nooit meer gemaakt worden. Stagiair Dirk Tolenaars deed onderzoek naar hoe de afdeling Grondgebonden Wapensystemen (GWS) om moet gaan met dit vraagstuk.
Verouderingsbeheer, beter bekend in de industrie als Obsolescense Management, zorgt ervoor dat een organisatie niet voor kostbare verrassingen komt te staan, wanneer een onderdeel niet meer beschikbaar is. “De crux binnen Defensie is dat dat invloed heeft op de operationele beschikbaarheid van wapensystemen”, legt de 21-jarige Tolenaars uit. “Anders gezegd: een hele vloot van Fennek’s of CV90’s kan buiten gebruik raken. Het is een worst case scenario, maar een reëel scenario.”
“Worst case, maar reëel scenario”
Stappen maken
De student Industrial Engineering en Management aan de Avans Hogeschool in Breda deed bijna een jaar onderzoek naar obsolescence voor GWS. En hij concludeert dat er nog wel stappen gemaakt kunnen worden. “In het verleden is niet altijd goed rekening gehouden met dit vraagstuk voor de lange termijn”, vervolgt Tolenaars. “De precieze redenen ken ik niet, maar het lijkt erop dat beperkte budgetten hebben geleid tot keuzes die voor de gehele levensduur minder gunstig zijn. Terwijl je zeker weet dat een leverancier na 25 jaar kan stoppen met de ondersteuning van een bepaalde module.”
Problemen verschuiven
En dan loop je tegen een probleem aan: de leverancier van een wapensysteem levert nieuwe software, maar de hardware in het systeem kan de software niet meer draaien. In sommige gevallen wil de leverancier oude software nog ondersteunen, maar daar zit vaak een beperkte periode aan vast. Toch moet je verder, maar dat kost tijd en geld. Iets dat voorkomen had kunnen worden, volgens Tolenaars: “Bij de aankoop van de CV90, bijvoorbeeld, is niet zozeer gekeken naar welk budget benodigd was voor de gehele gebruiksduur, maar zijn bepaalde keuzes gemaakt met een beperkt budget. De problemen werden opgeschoven naar de toekomst. Het is ook heel moeilijk om eventuele kosten van obsolescence vooraf vast te stellen.”
Ingewikkeld vraagstuk
Het risico is wel dat meldingen van obsolescence bewust open worden gehouden. “Als het geen kritische functie betreft en het apparaat komt niet tot stilstand, dan maakt het in de dagelijkse gang van zaken niet uit”, benadrukt Tolenaars. “Maar tegelijkertijd blijft het financiële risico in de toekomst bestaan.” Een ingewikkeld vraagstuk dus, waar hij wel een aantal aanbevelingen voor heeft.
“Relatie met leveranciers zo sterk mogelijk houden”
Sancties en clausules
De Nederlandse defensie is binnen de militaire industrie een hele kleine klant. Nederland heeft niet de faciliteiten, noch het geld, om hele eigen militaire technologie te ontwikkelen. We zijn afhankelijk van landen als Duitsland en Zweden om wapensystemen te ontwikkelen en te bouwen. Met het oog op veroudering van platformen, moet GWS de relatie met leveranciers zo sterk mogelijk houden door veel duidelijker afspraken te maken, vindt Tolenaars: “Neem in contracten sancties of andere clausules op, om de leverancier te dwingen zich aan afspraken te houden, en zet zelf ook geld opzij, zodat wapensystemen operationeel inzetbaar blijven.”
Proactief opstellen
Er zijn methodes om voorspellend obsolescence-management uit te voeren. Tegelijkertijd is het heel lastig te kwantificeren hoeveel voordeel het daadwerkelijk brengt. “Daarom doen de meeste wapensysteem-clusters het ook niet”, aldus Tolenaars. “Het kost geld, maar het is onduidelijk wat het echt gaat opleveren. Die passieve houding moet een actieve worden. Kijk naar Continual Lifecycle Costs, waarbij je de constante kosten gedurende de gebruiksperiode van het wapensysteem berekent. En ga dus in gesprek met de producent, zoals het cluster CV90 nu met Hägglunds doet, om obsolescene-management te optimaliseren. Dat soort gesprekken en afspraken met de leverancier zijn heel belangrijk. Dat zou een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering moeten worden.”