Tekst Evert Brouwer
Foto Mediacentrum Defensie
Admiraal De Waard na 5 jaar directeur
Het is ruim vijf jaar geleden dat vice-admiraal (TD) Arie Jan de Waard aantrad als Directeur Defensie Materieel Organisatie. In zijn vorige column in de Materieelgezien maakte hij bekend nog tot april 2023 aan te blijven. Sinds 2016 verscheen in iedere editie een (video)column met daarin regelmatig een blik op de (verre) toekomst en verwachtingen op de korte termijn. Hoe kijkt hij daar nu tegenaan en wat is er aan die inzichten veranderd? Over elk jaar een vraag en twee voor de komende jaren.
1. In uw eerste column (februari 2016) zegt u samenvattend: er gaat niet veel veranderen in het beleid van de DMO: we zijn betrouwbaar, slagvaardig en innovatief. Geldt dat, terugkijkend op uw 5 jaar als D-DMO, nog steeds?
“Betrouwbaar, slagvaardig en innovatief zijn we beslist; sterker nog, ik vind dat we deze eigenschappen juist hebben versterkt in de afgelopen jaren. Er is héél veel veranderd sinds ik in december 2015 ben aangetreden. Onder mijn voorganger is de DMO gestart met het kruipen uit het dal en die lijn hebben we in de afgelopen jaren onverkort doorgezet. In 2015 lag de investeringsquote van het Defensiebudget – het percentage van ons totale budget dat we uitgeven aan nieuwe IT en materieel – op een bedenkelijk niveau: zo’n 13%. En onze organisatie was aan het vergrijzen. Dat is nu wel anders: ons imago is goed. Zo laten de onderzoeken van de afdeling TOS (red. Afdeling Trends Onderzoek en Statistiek van DOSCO) al een paar jaar op rij zien dat onze mensen graag bij de DMO werken en trots zijn op hun werk. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd met acht jaar teruggebracht naar 48 jaar. Kortom de DMO heeft de wind in de rug en dat hebben we voor een belangrijk deel zelf afgedwongen. Met als hoogtepunt dat we vorig jaar, ondanks alle COVID-19 uitdagingen, een kwart van de Defensiebegroting hebben uitgegeven aan nieuwe spullen. Vandaar dat ik supertrots ben op deze club van DMO'ers: die staan ergens voor, die zeggen wat ze doen, maar doen vervolgens ook wat ze zeggen!”
‘De aanschaf van IT en materieel nog beter met elkaar verbinden’
2. In 2017 stond u regelmatig stil bij het begrip sociale innovatie. Een speciale dag in Oirschot gaf destijds het startsein voor de DMO (klik hier). Wat merken we nu (nog) van die bijeenkomsten?
“Dat was niet alleen in 2017. Ik ben ervan overtuigd dat de sleutel voor het verder door ontwikkelen van de krijgsmacht ligt in sociaal innoveren. En dat is niets anders dan op slimme manieren samen te werken. We moeten werken vanuit de bedoeling, en niet alleen top-down en vanuit de verzuiling. Werk samen over de grenzen van organisatorische eenheden heen, laat regels helpen, in plaats van beperken en laat je niet afleiden door 'tuinhekjes discussies'. Dat doorbreken van die hekjes gaat steeds beter. Maar daar kunnen we ook nog meer winnen: zoek de verbinding, werk samen, binnen de DMO en ook met de omgeving. Mooi voorbeeld waar dat al heel goed gaat, is de samenwerking met onze buren aan de overkant op de Kromhoutkazerne [red. Staf CLAS in gebouw K9]. Je ziet dat als je fysiek bij elkaar zit, dat dat ook helpt in de samenwerking. Maar afstand hoeft geen barrière te zijn, dat hebben we in deze COVID-19-tijd ook wel geleerd. Veel kan op afstand en je hoeft niet altijd fysiek bij elkaar te komen. Als we maar inzetten op nog wendbaarder en flexibeler worden en snelheid maken in het voorzien in proces. Alleen dan kunnen we echt samen invulling geven aan de Defensievisie 2035.”
‘De DMO kent geen vullingsprobleem’
3. 2018 begon met de vaststelling van het Bedrijfsplan voor dat jaar. (klik hier) U wilde meer duidelijkheid hebben waarmee ‘we’ ons bij de DMO in een jaar gaan bezighouden. Een duidelijke afbakening van de projecten, zodat we niet ‘alles half doen’. Is dat idee goed geland?
“Wij hebben veel houvast aan onze visie: investeren in onze menskracht, solide verder bouwen en voorloper zijn. Nu is een visie zonder uitvoering niets: zeg wat je doet en doe wat je zegt. Daar hebben wij onze strategische kaart voor gemaakt. Dat klinkt hoogdravend, maar dat is het niet. Ik vergelijk deze kaart wel met een stratenboek – de ouderen onder ons weten nog wat dat voor boek was – wat we vroeger op schoot hadden liggen als we met de auto van A naar B gingen. Die kaart is dus niets meer dan hoe gaan we nu rijden van punt A – de situatie van vandaag – om bij punt B uit te komen – de stip aan de horizon, onze visie –. En belangrijker nog: hoe stuur je bij als je tijdens de rit een omleiding tegen komt. Je vroeg daarbij in het bijzonder naar het bedrijfsplan: dat plan is niets meer dan de afsprakenlijst waarbij je heel concreet hebt gemaakt wat je in het komende jaar gaat doen. Met die lijst in de hand zijn we gericht bezig om onze doelen te realiseren en te voorkomen dat we dingen “half doen”. En ja, die aanpak is in de DMO goed geland.”
‘We hebben de wind in de rug’
4. De term Gouden Driehoek (DMO, bedrijfsleven, kennisinstituten) geeft volgens u niet goed aan hoe alle samenwerkingsverbanden in elkaar passen. U verbetert vanaf 2018 regelmatig degenen die de term Gouden Ecosysteem bezigen. (klik hier) Wat is nu precies het verschil?
“Als ik medewerkers binnen Defensie dan wel vertegenwoordigers van de industrie hoor praten over de 'gouden driehoek', dan plaag ik ze een beetje dat dat 'oud denken' is en dat je nu veel meer moet spreken over een 'gouden ecosysteem'. En dat is ook niet zonder reden. De gouden driehoek heeft decennialang goed gewerkt. Maar vandaag de dag is er zoveel meer. De oorspronkelijke driehoek bestond toch uit de zogenaamde usual suspects: de bedrijven en kennisinstituten waar we al lang mee samenwerken en die we goed kennen. Maar vandaag de dag moeten we ook onze hand uitsteken naar het midden- en kleinbedrijf, naar de startups en naar kennisinstituten waar we minder, dan wel niet mee samenwerken. Omdat het vandaag de dag met alle innovaties en disruptieve ontwikkelingen essentieel is om te weten wat daar speelt en hoe we onze militairen snel kunnen uitrusten met die nieuwe technieken. Pure noodzaak ook, want iedere innovatie heeft een donker randje dat potentieel onze vrijheid kan bedriegen. Dat is de grote uitdaging voor de komende periode. En we maken ook al stappen; als je ziet wat er nu gebeurt op MINDBase, ons innovatiecentrum in Rotterdam. Daar zitten we aan tafel met allerlei startups. Dat werkt, dat geeft verbinding en resultaat. Daarmee is 'gouden ecosysteem' voor mij geen modewoord, maar een overtuiging dat het zo echt moet."
5. Om terug te komen op vraag 1: er is sinds maart 2020 héél, héél veel veranderd voor de medewerkers en werkwijze bij de DMO. (klik hier) Heeft het u verrast hoe snel de DMO-directies en bedrijven zich hebben aangepast aan deze situatie?
“Ik ben supertrots op hoe we dat als DMO hebben gedaan. Ik wist al dat we veel konden, maar als ik dan zie hoe we met schijnbaar gemak ons aanpassen, hoe de IT voor de hele krijgsmacht zonder haperingen doordraait, dat een groot deel van defensie vanuit huis kan werken. Dat we snelle manieren weten te vinden om voor de krijgsmacht essentiële processen als munitie-, kleding- en brandstofverstrekking door te laten gaan en we ook nog even een kwart van ons totale defensiebudget uitgeven aan nieuwe spullen. Ja, dan ben ik eigenlijk wel zeer aangenaam verrast. Ik merk ook dat deze COVID-situatie zijn tol begint te eisen: we hebben medewerkers die ziek zijn geweest, ziekte in hun omgeving hebben meegemaakt, dierbaren hebben verloren dan wel eenzaam zijn. Ook is het in de thuissituatie niet altijd makkelijk met alle gezinsleden de hele dag over de vloer dan wel medewerkers waarvan partners in de knel komen doordat hun baan niet meer zo zeker is. Kortom, het komt al een tijdje op onze weerbaarheid aan en we moeten nog even door. Daarom weer mijn oproep: let op elkaar, help elkaar waar dat kan, vermijd 'korte lontjes', wees lief voor elkaar en roep hulp in als iemand in de knel dreigt te komen en het lastig is om te helpen. Let ook goed op de medewerkers die van buiten defensie instromen in de DMO; we zijn al een ingewikkelde organisatie, laat staan als je ons voor een groot deel vanachter 'glas' moet leren kennen. Geef deze collega’s het gevoel dat ze erbij horen."
6. U blijft nog zeker 2 jaar als Directeur DMO. Wat kunnen we in die periode verwachten?
"Ik ga niet achteroverleunen of 'uitdrijven'. Dat ligt niet mijn aard en daarvoor zijn de uitdagingen te groot. Samen moeten we aan de slag om de DMO nog beter te maken voor haar belangrijke taak: de krijgsmacht voorzien van de best mogelijke IT en materieel. Een aantal DMO'ers is nu bezig met een sterkte / zwakte-analyse. Daar moeten we uit halen hoe we nog beter de uitvoering van de Defensievisie 2035 kunnen ondersteunen. In lijn daarmee moeten we bijdragen aan de Defensienota die een nieuw kabinet ongetwijfeld gaat opstellen. Want dat wordt het 'stratenboek' voor de komende jaren. Ook gaan we verder investeren in onze menskracht; we hebben een mooi strategisch personeelsplan. Maar ook hier geldt: hebben is 1, er mee aan de slag gaan is 2. Dat doen we ook al; maar daar moeten we de komende jaren nog forse stappen in maken. Dat is het verankeren van sociale innovatie in onze menskracht. De lijn doortrekken van wat wij in de afgelopen jaren hebben gedaan, daar ga ik graag samen met de DMO'ers met energie en in volle overtuiging mee aan de slag."
7. Stel: u wordt in 2035 uitgenodigd op een reünie bij de DMO: hoe ziet de organisatie er dan uit en welke positie neem de DMO dan in bij Defensie/de krijgsmacht?
“Als ik 14 jaar vooruit zou kunnen kijken en de wereld voorspellen, dan zou ik in heel veel denktanks worden uitgenodigd. Maar dat voorspellen is heel lastig; kijk maar naar vorig jaar. Begin 2020 dachten we nog dat Corona alleen een biertje was en nu weten we dat het ook iets heel anders is, wat ons leven behoorlijk op zijn kop heeft gezet. Als ik dan toch een vergezicht schets: dan is dat het echt inkleuren van het gouden ecosysteem. We werken in 2035 naadloos samen met andere partijen. We hebben een goede en slimme balans tussen ademen met de buitenkant en beschermen wat echt geheim moet blijven. De Kromhoutkazerne is bij wijze van spreken een MINDBase in het groot geworden. De DMO is daarmee in de jaren '30 een voorloper zonder weerga geworden. Wij weten de weg in het ecosysteem, hebben een zeer diverse en inclusieve inslag waarmee we in de verbinding en creativiteit het verschil maken. Daarmee zien we kans om onze militairen snel uit te rusten met nieuwe spullen en techniek. Als wij als DMO in de flow blijven, dan weet ik zeker dat als ik, als 74-jarige oudgediende, nog een kop koffie mag komen drinken op de Kromhout MINDBase, ik een super trotse, gemotiveerde DMO aantref die onverminderd de verbinding maakt tussen willen en kunnen.”