Tekst Kapitein Djenna Perreijn
Foto Herman Zonderland
Grande dame van DMO neemt afscheid
Curriculum vitae
- 1977: Secretaresse van de commandant 41 Pantserbrigade in het Duitse Seedorf.
- 1980: Secretaresse plaatsvervangend Directeur Directie Materieel Koninklijke Landmacht.
- 2002: Directiesecretaris Directie Materieel Koninklijke Landacht.
- 2010: Chef-kabinet Defensie Materieel Organisatie.
De Defensie Materieel Organisatie maakt de verbinding tussen willen en kunnen. De DMO vormt de brug tussen de wens van de klant, de operationele commando's (marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee), en de mogelijkheden die de budgetten en de markt bieden. In een reeks artikelen geven medewerkers een gezicht aan de DMO en vertellen zij hoe die (ver)binding met en door de DMO tot stand komt. Deze editie een bijzondere aflevering rond het afscheid van Ria van der Haas-Verweij, chef kabinet bij de DMO.
Bijna elke DMO-collega heeft in de loopbaan met haar te maken gehad. Ria van der Haas-Verweij zwaait af na een indrukwekkende carrière van 43 jaar. Met Materieelgezien blikt ze terug: van eerste vrouw bij een parate eenheid, naar de oprichting van DMO tot de functie van chef kabinet onder talloze directeuren.
Collega’s noemen haar een boegbeeld. De afgelopen 10 jaar was Ria van der Haas als Chef Kabinet de schakel tussen de directie en de organisatie van de DMO. “Ik voelde mij een soort moeder van de compagnie. Ik had met de hele organisatie te maken en kon verbindend optreden als zaken even niet lekker liepen. Als ik in de wandelgangen geluiden van onvrede opving, klopte ik even aan bij de chef: ‘dit is iets om op te pakken’. Door mijn leeftijd en ervaring werd ik serieus genomen. Aan tafel bij de directievergaderingen kreeg ik informatie uit eerste hand. Zo kon ik het goed aan mijn team uitleggen. De rol van Chef Kabinet was op mijn lijf geschreven.”
‘Respect moet komen van je persoon en niet van de schouders’
Crèchekind
Terug in de tijd was de keuze voor Defensie geen vanzelfsprekende, vertelt Ria. In 1977 kwam ze op het idee te solliciteren, omdat haar toenmalige vriend als kortverband-vrijwilliger bij Defensie was geplaatst in Seedorf. “Ik mocht als ongetrouwde vrouw niet op de legerplaats werken, dus trouwden we. Als ‘crèchekind’ — mijn moeder werkte haar leven lang fulltime — bleef ook ik gewoon werken. Voor die tijd heel modern en voor mij des te vanzelfsprekender.”
De enige andere vrouwen op de legerplaats werkten in de winkel. Ria was als enige meisje een opvallende verschijning op de kazerne. “We leefden in een andere tijd. Ik mocht niet alleen naar het zwembad of de bioscoop; dat was voor de dienstplichtige jongens. Niemand keek ervan op dat ik werd nagefloten of lastiggevallen. Behalve ik natuurlijk. In mijn vorige baan, in de burgermaatschappij, was altijd sprake van gelijkwaardigheid. Maar ik heb altijd op een duidelijke en beleefde toon mijn grenzen aangegeven.”
Die eerste jaren bij Defensie hebben Ria gevormd. “Ik heb toen weleens in tranen mijn moeder gebeld: ‘wat doe ik hier?!'. Er waren voorvallen, maar ik heb ze altijd aangepakt en opgelost. Het was een goede leerschool voor de rest van mijn carrière.”
‘Ik kreeg kansen, maar trok ze ook naar mij toe’
"Dat kan ik ook"
Ria groeide in haar werk als secretaresse. “Ik zag kapiteins en majoors aan het werk en dacht: ‘dat kan ik ook’. Dat zei ik dan ook tegen mijn chefs: ‘en als ik het nog niet kan, dan leer ik het.’ Ik kreeg die kansen, maar trok ze ook naar mij toe. Daar kwamen mijn capaciteiten in coachen en leidinggeven naar voren. Ik begon opleidingen en trainingen te volgen om mijzelf verder te ontwikkelen.”
Proeven
43 jaar bij 1 werkgever: dat is voor jonge mensen — vooral buiten Defensie — misschien best lastig voor te stellen. “Maar het kwam nooit bij me op het buiten de organisatie te zoeken, want ik kwam nooit in een sleur terecht. Ik kreeg de kans om mee te varen, vliegen en rijden: op een onderzeeboot, luchtballon en landmachtvoertuig; ik klom zelfs in de klimtoren bij de mariniers. Eén keer was genoeg, maar ik mocht proeven aan alles wat Defensie te bieden had.”
De afwisseling was dus groot, ook omdat Ria steeds te maken kreeg met diverse directeuren. “Er zaten grote verschillen in het werken voor burgers of militairen. Er waren generaals voor wie we moesten gaan staan als zij het kantoor binnenliepen. Voor een burger hoefde niemand de tas te dragen of een deur open te houden. Met die hiërarchie of het ceremonieel had ik weleens moeite. Respect moet komen van je persoon en niet van de sterren op je schouders. De kennis en ervaring van militairen met affiniteit voor de operatie was en is natuurlijk onmisbaar. We kunnen moeilijk een onderzeeboot kopen zonder te weten hoe het is om wekenlang onder water te leven.”
Beducht
Met de oprichting van de DMO in 2005 werden de cultuurverschillen tussen de directies materieel van de marine, land- en luchtmacht zichtbaarder. “De directies materieel van de 3 krijgsmachtsdelen werden samengevoegd om efficiënter en effectiever materieel en IT te verwerven en onderhouden. In praktische zin een goede beslissing, maar in het begin wilde iedereen eigenlijk blijven werken zoals ze gewend waren. De bevelhebbers waren beducht voor het verlies van invloed op de eigen materieeldirectie.”
Na 2 jaar kreeg de nieuwe DMO volgens Ria echt vorm. “Men raakte op elkaar ingespeeld. Het hielp dat een toenmalige directeur een managementteam inrichtte waarin de 3 krijgsmachtsdelen vertegenwoordigd waren om te zorgen dat men van elkaar leerde. Bovendien wisselden de militairen elke paar jaar van functie. Nieuwe collega´s pakten de dynamiek sneller op.”
‘Deze rol was op mijn lijf geschreven’
Lezen en schrijven
En nu? Nu nadert na 43 jaar het afscheid. “Dat voelt heel dubbel. Met de huidige directeur kan ik lezen en schrijven. Hij is innovatief en geeft jonge mensen kansen. Hij haalt het beste uit ons werk en strijdt daarvoor tot op het hoogste dek, ook al levert dat niet altijd de populariteitsprijs op. Ook het werken met mijn kabinetsteam zal ik ontzettend missen. Maar ik ben 63: geen oude vrouw, maar ook geen jonkie meer. Voor we door corona moesten thuiswerken, stond ik om 5 uur ’s morgens op om op tijd op de Kromhoutkazerne te zijn. Ik krijg geen energie meer van die lange werkdagen.”
Van een traditionele receptie of ceremonie zal geen sprake zijn. “Ik heb er genoeg meegemaakt om te weten dat zo’n middelpunt toch niet echt aan mij is besteed. De coronatijd biedt mogelijkheid om met collega’s die mij dierbaar zijn op een persoonlijke manier afscheid te nemen. Dat doe ik deze weken met wandelingen, lunches en zelfs een high-tea. Als het over een poosje mag, dineren of lunchen we nog eens met het team om bij te praten en herinneringen te delen. Ik heb er genoeg.”