Tekst KAP Jaap Wolting
Foto SGT Jan Dijkstra, eigen archief LTGEN Martin Wijnen, sectie communicatie 43 Mechbrig
‘Alette heeft de lead’
De nieuwe Commandant Landstrijdkrachten, luitenant-generaal Martin Wijnen, is alweer een paar weken ‘opperhoofd’ van de landmacht. Tijd dus om de mens achter de functie eens voor het voetlicht te brengen. Hoe kan dat beter dan door een een-op-eengesprek op zijn uitvalsbasis in Utrecht? Wijnen vertelt.
Komt u uit een militair gezin?
“Dat niet, al werkte mijn vader wel als burger op de Prinses Margrietkazerne in Wezep. Daar komt meteen ook de link naar mijn loopbaan bovendrijven; als ik als kind iets van de landmacht zag, was dat van de genie.
En bij het jaarlijks officieren-korpsdiner tref ik nog altijd een aantal oudere officieren dat benieuwd is hoe het met ‘de jonge Wijnen’ gaat. Ze vertellen dan hoe trots mijn vader geweest zou zijn – hij is in 1994 overleden – als hij nog geleefd had.”
Waarom koos u als tiener voor de landmacht?
“Nadat ik mijn vwo-diploma haalde moest ik een keuze maken in de tijd dat ‘de muur’ in Duitsland nog stond. Ik vond die 2 machtsblokken aan beide kanten van het IJzeren Gordijn fascinerend. En zo kwam ik met een bonnetje uit de televisiegids via de open dagen op de KMA terecht. Ik vulde bij mijn voorkeur voor een wapen of dienstvak 3 keer ‘genie’ in. Als jonge luitenant ging ik naar Seedorf. Na een half jaar viel de muur, maar ik ben toch heel blij dat ik nog 6 maanden in dat oude systeem heb gefunctioneerd. In de jaren daarna was dat systeem namelijk nog lang bepalend voor hoe zaken bij Defensie gingen. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar zelfs in het weekend mocht ik niet verder dan 150 kilometer van mijn standplaats zijn en moesten we ons op 3 momenten melden.”
Wat hebben uw uitzendingen u gebracht?
“Mijn tours in het buitenland, waaronder die naar Sint-Maarten, Bosnië en Cambodja, waren pareltjes op het gebied van levenservaring. In Nederland associëren we uitzendingen helaas veel te vaak met mensen die later moeite hebben de draad weer op te pakken. We vergeten daarbij dat het merendeel van onze soldaten sterker uit missies komt. Dat uitgezonden militairen begrijpen dat we het in Nederland zo goed hebben. Dat ze begrijpen waar we het bij Defensie allemaal voor doen. Dat ze voldoening krijgen van het feit dat ze iets – hoe klein soms ook – hebben bijgedragen aan een betere wereld. Ook de basis om de functie van Commandant Landstrijdkrachten met vertrouwen te aanvaarden, is gelegd tijdens uitzendingen.”
U bent naast plava C-LAS ook plava CDS geweest. Niet liever meteen CDS geworden?
“De kans om Commandant Landstrijdkrachten te worden diende zich nu aan, wat natuurlijk fantastisch was. De helft van de krijgsmacht is ongeveer landmacht, in alle smaken en vormen. Als jij dan diegene bent waarvan men denkt dat je het type leider bent dat de organisatie op dit moment nodig heeft, is dat wel een hele eer hoor.”
Waar mogen ze u ’s nachts voor wakker maken?
“Voor een idee dat onmogelijk lijkt. Zo rijden we vannacht (interview vond plaats op 24 september, red.) naar Bergen-Hohne zodat we daar morgen op het appel staan om nieuwe tank-overalls uit te reiken aan onze ‘tankers’. Het alternatief is dat ze die kleding hier komen ophalen. Daar vind ik niks aan en doet ook geen recht aan de inspanning die de eenheid samen met DMO heeft verricht om dit mogelijk te maken.”
Welk gevoel komt er bovendrijven als u aan uw thuisfront denkt?
“Trots, wat ik ben op zowel mijn echtgenote als onze 2 kinderen. Alette en ik kennen elkaar al 31 jaar. Toen we net een stel waren zei ik haar al dat ze zich moest realiseren dat ik een jaar later naar Duitsland zou gaan. Dat soort opmerkingen – want ik ben veel weggeweest – hoorde ze altijd minzaam aan. Als het te gek werd, corrigeerde ze me. En dat doet ze nog steeds. De lastenverdeling in het gezin slaat echt uit naar Alette, die dat keurig managet. Ik draag mijn steentje bij, maar wel in opdracht van haar. Zij heeft de lead.
Onze kinderen zie ik steeds zelfstandiger worden. Toen mijn dochter vrijwilligerswerk ging doen in Cambodja, deed ze dat in het dorp waar ik mijn eerste missie draaide. Puur toeval, want thuis praten we niet zozeer over de uitzendingen van pa. Wanneer ik dan zie dat dat meiske daar naartoe gaat en zich weet te redden, krijg ik een heel warm gevoel van binnen. En voor onze zoon geldt dat idem dito. Betrokken, zorgzaam, attent, veel oog voor zijn omgeving. Jongen, houd dat vast.”
Wat doet u in uw vrije tijd?
“Ik mag graag fysiek bezig zijn – en vind eigenlijk dat ik dat te weinig doe. Tijdens dienstreizen heb ik dus altijd mijn hardloopschoenen bij me. Ik draai mijn hand niet om voor lange trail runs. Bij Egmond aan Zee op het strand kilometers maken vind ik ook echt leuk. En ik heb onlangs weer eens meegedaan aan een mud run; mijn echtgenote leende me uit aan een team dat een uitvaller had. Deze zomer ben ik veel met de racefiets weggeweest en ’s winters gaan we altijd skiën. Snelheid trekt me sowieso. Ik heb niet voor niets een motor in de garage staan. En dan is Duitsland vanuit Enschede heel dichtbij…”
Wat zijn uw goede eigenschappen?
“Ik denk dat ik in staat ben om vanuit het bredere plaatje de juiste beslissingen te maken. Van nature ben ik iemand die kansen ziet en teambelang hoog in het vaandel heeft staan. Daarnaast ben ik groot fan van de Plan, Do, Check, Act-cyclus. Dat houdt in dat ik graag zaken afrond en evalueer om het nog beter te maken, wat er overigens voor zorgt dat mijn schrift met hokjes (afspraken en things-to-do) voor sommigen een gevreesd instrument is.”
Heeft u ook minder sterke kanten?
“Qua protocol en ceremonieel heb ik écht iemand nodig die me vertelt hoe het ook alweer precies zit, ondanks dat ik weet dat ik daar als C-LAS zeer punctueel in moet zijn. En wil zijn. Ten tweede heb ik nog weleens het idee dat ik 5 kwartier in een uur kan stoppen, onder het motto ‘leuk hè, alles’. Ook daarvoor heb ik iemand nodig om me bij de les te houden. En als iemand ‘ja, maar…’ zegt, moet ik mezelf dwingen te blijven luisteren. Ik weet dat ik ongeduldig ben, terwijl het bijvoorbeeld in de planfase soms goed is een idee te laten rijpen.”
Heeft u zichzelf bij het aanvaarden van het Commando Landstrijdkrachten doelen gesteld?
“3 zelfs. 3 leidende principes om de organisatie te laten groeien. Ik wil een landmacht die levert én de beste is. Vandaag én morgen. Dus moet de landmacht wendbaar zijn, met name omdat de wereld ontzettend snel verandert. En als je wendbaar wilt zijn, liggen de antwoorden soms buiten je eigen organisatie. Daarom wil ik een landmacht die niet alleen samenwerkt met de usual suspects maar ook met partners uit het bedrijfsleven en kenniscentra.
Het derde is het allerbelangrijkste: de landmachters. Ik zie een gebrek aan erkenning en waardering. Gelukkig hebben we een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord, maar ik doel niet alleen op waardering in financiële zin. We moeten landmachters beter in staat stellen om als professionals hun taak te kunnen uitvoeren. Zij zijn uiteindelijk de ambassadeurs van onze organisatie. Daarom ga ik goed naar ze luisteren.”
Over een paar jaar geeft u het stokje weer over. Hoe moet de landmacht er tegen die tijd uitzien?
“Op de eerste plaats dient ook dan onze organisatie in staat te zijn de operationele taken uit te voeren, in een tijd waarin veel onzeker is. Vervolgens moeten we ons straks sneller kunnen aanpassen aan nieuwe realiteiten; robuustheid en wendbaarheid moeten tegen de tijd dat ik vertrek in de organisatie verankerd zijn. Ten slotte moet de landmacht een krachtig krijgsmachtdeel zijn waarin het prettig en veilig werken is met goede spullen en met uitdagende trainingsprogramma’s. Dat tezamen is ‘a hell of a job’, maar wel een hele gave job!”