Tekst Evert Brouwer
Foto KPL Jasper Verolme
Veteranenverhalen liggen in Nederland voor het oprapen, maar 24 uur vliegen van Amsterdam klinken ze anders. En als je dan toch in Sydney bent voor de Invictus Games, is het een mooie rit langs de kust en dan rechtsaf naar de hoofdstad meer dan waard. In Canberra komen maandelijks Nederlandse oud-militairen bijeen in de ‘Netherlands Ex-Servicemen & Women’s Association in Australia’. Half in het Engels en half in het Nederlands bespreken ze de zaken in het nieuwe moederland en het oude vaderland.
In de bange meidagen van 1940 maakte Indië-veteraan Alex Leemhuis (88) de evacuatie van Amersfoort nog mee.
“Amersfoort was een garnizoensstad waar een hevige strijd werd verwacht. We zijn op de trein naar Noord-Holland gezet, met Heerhugowaard als einddoel. Daar bleven we 10 dagen.
In 1949 vertrok ik als dienstplichtige (met het 7e Bataljon Regiment Prinses Irene, red.) naar Sumatra, toenmalig Nederlands-Indië. Daar ben ik 4 maanden gebleven en toen naar Nieuw-Guinea overgeplaatst. Ik heb er niets dan goede herinneringen aan. De post werd bezorgd met een Catalina of soms gedropt door een Dakota. Dat was een belevenis.
Toen de terugkeer naar Nederland na 2 jaar dienstplicht naderbij kwam, begon ik na te denken over emigratie. Ik wilde nog wat van de wereld zien. We konden destijds kiezen waar we naartoe wilden na het afzwaaien. Ik heb toen, net 21 geworden, in een telefoongesprek met mijn moeder alleen gemeld: ‘mam, ik ga naar Australië’. Dat viel thuis niet zo goed. Mijn moeder stond er na het overlijden van mijn vader alleen voor. Ze vond het vreselijk, zeker toen mijn broer Guus ook besloot naar Australië te emigreren.
Ik ben in 1951 als zelfstandig timmerman begonnen. Inmiddels is het bedrijf uitgegroeid tot een van de grotere in Canberra, waarin 8 van mijn kinderen en kleinkinderen werken.
Nog eenmaal ben ik op een station een oude dienstmakker tegen het lijf gelopen. Verder is er nooit meer contact geweest met Defensie. Tot 5 jaar geleden, toen ik op de ambassade de medailles voor mijn uitzending kreeg. Ik heb toen ook de veteranenspeld aangevraagd. Het duurde even voor ik die kreeg, want ze geloofden me eerst niet, haha!”
Hij is niet de enige van de Australiëgangers die voor zijn leeftijd kwiek oogt. Korporaal b.d. Jan Bakker (81) heeft misschien geen veteranenspeld, zijn baret met het embleem van 42 Bataljon Limburgse Jagers draagt de geboren Heerlenaar met net zoveel trots.
“Na mijn eindexamen HBS in 1961 móést ik in dienst. Dat klonk toen als een opgave, achteraf was het een prachttijd. Ik kwam op in de toenmalige Frederik Hendrikkazerne in Venlo en ben in mijn herinnering alleen maar op oefening geweest in Duitsland en Frankrijk. La Courtine: prachtig was dat. We hadden een goeie club met leuke mensen.
Ik voorzag al dat er na mijn diensttijd weinig te beleven was in Nederland. Ik had toen nog geen zin om te gaan studeren; ik wilde avontuur. Bovendien stond het weer me totaal niet aan. Vandaar mijn belangstelling voor emigratie. Canada, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Australië boden mogelijkheden genoeg: allemaal op zoek naar blonde kerels met blauwe ogen zoals ik, haha. Australië sprak me het meest aan. Groot land, weinig mensen en een prettig klimaat.
Uiteindelijk ben ik met de DC-8 Albert Plesman van de KLM via Hollandia (Nieuw-Guinea) hier beland. Ik heb een bachelor of education gehaald, ben leraar geworden en later in dienst getreden bij de rijksoverheid. Ik heb ook nog even als personeelsmanager bij Defensie gewerkt en doe nu nog steeds parttime werk in werving voor de regering. Van de 6 Bakker-kinderen is nog 1 broer in leven: mijn broer in Den Haag. Daarom kom ik nog wel eens in Nederland. Maar ik ben er ook snel weer weg: het is er te koud en veel te druk.”
Foto: Bovenaanzicht van het Australian War Memorial in Canberra.