09

Dit artikel hoort bij: Landmacht 01

De wet van 7

Tekst KAP Jaap Wolting
Foto SGT Sjoerd Hilckmann

Waarom geen 4, 5 of 6? Simpel: het getal 7 heeft in veel geloofsovertuigingen een bijzondere betekenis. En precies daarom voert in deze nieuwe rubriek telkens een andere geestelijk verzorger zijn eigen ‘wet van 7’ in. We trappen af met rooms-katholiek aalmoezenier luitenant-kolonel Jean-Paul Thöni.

1. Waarom heeft de krijgsmacht behoefte aan een aalmoezenier?

“Zodat de krijgsmacht altijd ergens een vrijplaats heeft waar je een vertrouwelijk gesprek kunt voeren. Ik heb het niet eens zozeer over mijn denominatie (geloofsgemeenschap, red.), maar over het belang van de rust, het vertrouwen en de vrijplaats. Tegen een aalmoezenier kun je alles zeggen wat je op je hart hebt, zonder dat je vertrouwen wordt geschaad.”

2. Wat is het mooiste ritueel binnen uw geloofsovertuiging?

“Mijn geloof barst natuurlijk van de rituelen, maar het doopsel is toch echt het allermooiste. Het is 1 van de 3 initiatiesacramenten waardoor je tot een gemeenschap gaat behoren. En mensen zijn altijd op zoek naar een gemeenschap – waar kunnen we bij horen, waar wíllen we bij horen, waar ervaren wij vriendschap, liefde en vertrouwen? Als ik een baby doop, staat iedereen om het doopvont. Op zo’n moment komt prachtig naar voren dat je wordt opgenomen.”

3. Wat hebben een soldaat en een aalmoezenier gemeen?

“We willen vrede bewerkstelligen in de wereld. Al is dat niet alleen ‘geen oorlog’, maar ook vrede hebben met je situatie, rust in je hart. Daar heeft Defensie allerlei hulpmiddelen voor; van buddy-systemen tot goede gesprekken. Ten tweede is ons werk een roeping, iets wat ons wezen overstijgt. Werk je bij Defensie en heb je die overtuiging niet, dan moet je een andere baan zoeken.”

4. Is het bij Defensie moeilijk vast te houden aan uw rooms-katholieke identiteit?

“Nee. Ik heb de bisschop vroeger beloofd mijn gebedsleven in stand te houden. Mijn werk is zodanig in te regelen dat ik die belofte niet hoef te breken. Desnoods bid ik in de auto. En omdat ik veel contact heb met collega’s van de andere denominaties, wordt van me geëist veel na te denken over mijn eigen geloof. Iets wat ik in de parochie veel minder had – daar werd ik weinig uitgedaagd om te vertellen wat ik nu eigenlijk geloof. Bij Defensie gebeurt dat wél. Dat maakt mijn werk juist mooi.”

5. Is er ontwikkelingsruimte voor geestelijke verzorging bij Defensie?

“Al ‘ontkerkt’ de samenleving, er is ongelooflijk veel vraag naar spiritualiteit. Ook bij militairen die met grote levensvragen zitten. En omdat velen de context van een religie niet meer hebben, wordt het voor hen alsmaar moeilijker die te beantwoorden. ‘De aalmoezenier heeft wel iets met die wereld’, zie ik ze soms denken. Ik krijg ook steeds meer vragen over spiritualiteit, een allesomvattend verzamelwoord voor alles wat te maken heeft met levensvragen. Dat is voor een aalmoezenier af en toe lastig, omdat hij dus niet altijd kan terugvallen op de kennis van de 7 rooms-katholieke sacramenten bij de gesprekspartner. Maar we proberen iedereen die met vragen worstelt, te helpen. Dat kan door ze les te geven, ze te vormen, gesprekken te houden, rituelen uit te leggen. Er zit heel veel ontwikkeling in. Ik vind dat wij aalmoezeniers ons moeten aanpassen aan de context, zonder onze eigenheid te verliezen. Wij moeten beginnen, daar waar de vragen liggen.”

6. Wie geeft een aalmoezenier geestelijke bijstand als hij het nodig heeft?

“Mijn gebedsleven. Omdat veel mensen geen nauwe band meer hebben met de kerk en mijn drempel lager is dan die van een psycholoog, hoor ik heel veel. Veel zaken leg ik neer bij Christus. Johannes XXIII, een paus die ooit 3 nachten niet sliep vanwege zijn zorgen, zei op de derde dag in de kapel: “Het is Uw kerk, niet de mijne. Ik ga slapen, U doet er maar mee wat U zelf wilt.” Dat houd ik me soms ook voor. Gelukkig kan ik dus mijn problemen in gebeden wegleggen. Toch blijven sommige dingen door mijn hoofd spoken. Daarvoor praat ik af en toe met een oudere priester buiten Defensie, die me met raad en daad bijstaat.”

7. Op welke vraag zult u nooit antwoord kunnen geven?

“Wat doet liefde met mensen? Voor mij is God onbegrensde liefde. Hij geeft mensen tekenen van die liefde. Maar hoe dat bij mensen werkt, is voor mij een raadsel. Als ik ooit in de hemel kom, hoop ik die vraag te mogen stellen. En dan wil ik niet het technische verhaal van die feromonen. Maar leg me nou eens uit waarom ik zo zielsveel van mijn vrouw en kinderen houd.”