Tekst Jack Oosthoek
Foto sergeant Jan Dijkstra
‘Horeca-instituut’ Kurk zegt Defensie vaarwel
“Ik moet iets loslaten dat ik niet wil loslaten en dat mijn leven zo bepaalde.” Een tikje geëmotioneerd blikt Johan Kurk terug op zijn vertrek als chef hofmeester annex cateringmanager van de Officierscantine in het Artillerieschietkamp bij Oldebroek. Na maar liefst 46 jaar dienst ging het ‘horeca-instituut’ begin april met pensioen. Wat hem betreft was hij nog lang gebleven en had hij zijn gasten desnoods vanuit een rollator bediend. “Defensie was mijn leven.”
De als brood- en banketbakker en kok opgeleide Kurk mist de diners, recepties, buffetten en contacten nu al, vertelt hij in de monumentale Officierscantine, waar oud-generaals en leden van het Koninklijk Huis vanaf de muur toekijken. “Of het nou een soldaat was of een generaal; iedereen kreeg koffie van me. Ik ben niet zo hiërarchisch ingesteld. De wensen van mijn gasten, dáár ging het me altijd om.”
De als dienstplichtige binnengekomen Kurk (lichting 71/9), diende Defensie in vele horecafuncties. Aan Oldebroek, waar hij sinds 1981 werkte, bewaart hij de beste herinneringen. De aanblik van de fraaie Officierscantine, de groen golvende omgeving, de samenwerking met zijn Paresto-collega’s, de sfeer: hij raakte eraan verknocht. Prettig vond hij ook de relatieve vrijheid die hij er genoot en die hij in het voordeel van zijn gasten liet uitpakken. “Ik heb nooit een andere plaatsing gewild en dacht nooit: ik moet weer naar die Knobbel. Mijn werk was mijn hobby.”
Klap op de vuurpijl
Het werk van Kurk oogstte alom waardering, waarvoor het kristalheldere bewijs tijdens zijn afscheidsreceptie werd geleverd. Niet alleen zwaaiden maar liefst 500 gasten hem uit, als klap op de vuurpijl ontving hij een koninklijke onderscheiding, lid in de Orde van Oranje-Nassau. En dat ook nog eens uit handen van commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Leo Beulen en burgemeester Adriaan Hoogendoorn van Oldebroek. Het was reserve-majoor der artillerie en secretaris van de Vereniging Officieren Artillerie (afdeling Oldebroek) drs. Gijs de Jong die de voordracht maakte. “Kurk maakt het onmogelijke mogelijk, is bescheiden, motiveert zijn keukenbrigade en laat die acteren.”
‘De wensen van mijn gasten, dáár ging het me altijd om’
De wapen-oudste van de artillerie, brigadegeneraal Rob Jeulink, stapte ook naar voren en benoemde Kurk tot ere-kanonnier. Uniek, want Kurk is geen militair. Als artillerie-vip kan hij nu uitnodigingen voor bijzondere gebeurtenissen verwachten. “Nee”, lacht hij, “niemand hoeft mij zoals Ridder Militaire Willems Orde majoor Marco Kroon te groeten. Maar de benoeming is wel een hele eer.”
Compleet overdonderd
Kurk wist wel dat er veel mensen op zijn afscheidsreceptie zouden komen, maar een koninklijke onderscheiding? Hij was compleet overdonderd. “Ik stond op mijn benen te trillen en dacht: wat heb ik voor extra’s gedaan voor Defensie? Het was toch mijn werk om het mijn gasten naar de zin te maken? Daar hoef ik toch niets extra’s voor te krijgen?“ De vele hoogwaardigheidsbekleders die hij al die jaren in Oldebroek verwelkomde, onder wie koningen, koninginnen, ministers en generaals, zullen zijn onderscheiding beslist toejuichen. Toen Kurk ooit werd uitgenodigd om de complimenten van de koning in ontvangst te komen nemen, had hij zich het liefst in een bezemkast verstopt. “Ik vond het vanzelfsprekend heel leuk, maar het hoefde van mij niet zo. Mijn kracht was dat ik alles achter de schermen regelde, met degenen met wie ik samenwerkte. Ook zij hebben die koninklijke onderscheiding verdiend.”
‘Ik stond op mijn benen te trillen’
De van buiten Defensie afkomstige Norman Bender heeft het werk van Kurk in Oldebroek overgenomen. Kurk denkt wel te weten waarom niemand van Paresto zich happig toonde. “Aan dit werk zitten veel uren vast, ook in de weekenden. Draaide ik er mijn hand niet voor om, ánderen binnen Paresto vinden het wel een bezwaar. En dat kan in mijn ogen weer niet. Enfin, Norman vindt het geen punt.”
Weg is weg
Mocht Bender advies willen, dan kan hij bij het aanpalende Artilleriemuseum terecht, waar Kurk sinds zijn pensionering als vrijwilliger werkt. Glimlacht: “Ik zal soms best de neiging voelen om om de hoek van de Officierscantine te kijken, maar ik doe het niet. Weg is weg en ik wil voorkomen dat ze zeggen; daar heb je hem weer.”