Tekst Arjen de Boer
Foto Leo van Westerhoven, Dutch Defence Press/ eigen archief Gerard Rietjens

Hoe Defensie en topsport van elkaar kunnen leren

Wielrenners naar de Rucphense hei sturen, mee met de commando’s. Inspanningsfysioloog Gerard Rietjens deed het. Hij gelooft in een kruisbestuiving tussen topsport en Defensie.

Gerard Rietjens aan het werk bij zijn andere ‘baan’ in de professionele wielrennerij.

Een flinke dosis discipline gecombineerd met vastberadenheid en in ‘goed’ Nederlands ausdauer. Het zijn 3 onmisbare ingrediënten voor Nederlandse topsporters. Maar ook voor militairen in het algemeen en het Korps Commandotroepen (KCT) in het bijzonder. Toch kunnen beide groepen veel van elkaar opsteken, meent Gerard Rietjens, inspanningsfysioloog bij de afdeling Trainingsgeneeskunde en Trainingsfysiologie (TGTF) en fieldlab manager bij het KCT.

“Qua gezonde voeding, training, blessurepreventie en revalidatie kan de krijgsmacht veel van topsporters leren”, stelt Rietjens. “Andersom kunnen sporters veel van militairen leren over teamwork.” Maar hierover verderop meer.

Rietjens weet waarover hij praat. Want naast zijn baan bij het KCT werkt hij voor de professionele wielerploeg Team LottoNL-Jumbo (voorheen Belkin, red.). Hierover gaf de fysioloog 8 januari een korte lezing op het symposium ‘Grensverleggen… is logisch’, dat werd georganiseerd in het kader van het 200-jarige jubileum van de Koninklijke Landmacht (zie kader). Een volle zaal - met onder de aanwezigen Ridder Militaire Willems-Orde majoor Gijs Tuinman en Commandant Landstrijdkrachten luitenant-generaal Mart de Kruif - luisterde naar een verhaal over afzien in de Tour de France.

‘Als Defensie een ‘wedstrijd’ speelt, gaat het om leven en dood’

30 hamburgers

Een professionele wielrenner als Robert Gesink verbruikt tijdens een Touretappe gemiddeld 4.000 tot 6.500 kilocalorieën per dag. Bij een bergetappe kan dat oplopen tot 9000 calorieën, vertelde Rietjens. “Ter vergelijking, een hamburger telt 254 kcal. Dat zijn dus 30 hamburgers.”

Een renner verbrandt dit alles voornamelijk in de 4 tot 5 uurtjes op de trappers. Een commando in opleiding verbruikt ook 4.000 tot 6.500 kcal, maar dan per dag. “En er is nog een verschil, een renner krijgt zijn calorieën in de vorm van reepjes en sportdrank aangereikt door de ploegleider die meerijdt in een auto. Een commando moet alles zelf dragen. Zo’n rugzak weegt 40 tot 60 kilo”, rekent Rietjens voor.

x
Gerard Rietjens neemt in 2013 de toenmalige Belkinploeg mee naar het KCT. “Je moet elkaar willen dekken, voor elkaar willen werken. Die mentaliteit kweken, daar is Defensie heel goed in.”

Grensverleggend

Topsporters en commando’s leveren fysiek en mentaal een topprestatie, dat staat als een paal boven water. Ze zijn grensverleggend bezig. Maar voor beide groepen valt nog genoeg te leren, vertelt Rietjens na het symposium. Om te beginnen: wat kan Defensie van topsport leren? “Op het vlak van gezond leven en verstandig trainen is nog winst te behalen. Zo wordt er bij Defensie best veel gerookt. Maar zoiets veranderen moet bij de mensen zelf vandaan komen. Net als het kroketje in de kantine. Iemand wordt niet gedwongen dat te eten”, zegt Rietjens. “Dit vergt bewustwording en discipline. Binnen de topsport zul je niet snel iemand zien roken of fastfood eten. Daar zit duidelijk een verschil  tussen militairen en topsporters.”

Verwennerij

Voor het KCT heeft de fysioloog, samen met de Lichamelijke Oefening/Sportorganisatie, het gezondheidscentrum en het Opleidings-en Trainingscommando het ‘Invictus-programma’ opgesteld. Hierbij is alles gericht op beter trainen, beter werken en gezond en fit blijven. Een van de hoofdpunten is een gezonde voeding. Al vroeg krijgen operators in spe les in voeding en dat gaat de hele opleiding door. “Dan gaat het om welke voeding je wel of niet moet eten en wanneer eet ik wat. Of de vraag: heb ik voedingssupplementen nodig? Volgens Rietjens worden supplementen vaak ten onrechte gebruikt. “Er zit geen duidelijk plan achter.” Ook hebben gebruikers vaak weinig kennis van de producten en eventuele negatieve effecten.

x
Topsporters en commando’s leveren fysiek en mentaal een topprestatie, dat staat als een paal boven water. Ze zijn grensverleggend bezig.
x

Onderlinge band smeden

Dan de andere kant: wat kunnen topsporters van Defensie leren? “De krijgsmacht is in principe een heel aparte tak van topsport. Er zijn geen scheidsrechters of gedetailleerde spelregels”, zegt de fysioloog. “De voorbereiding van militairen kan voor topsporters leerzaam zijn. Want als Defensie een ‘wedstrijd’ speelt, gaat het om leven en dood. In dat werk bestaan geen zilveren medailles.”

Teamwork is daarbij cruciaal. Defensie is hier ijzersterk in, beseft Rietjens. Daarom nam hij in 2013 de toenmalige Belkinploeg mee naar het KCT. De renners dachten in een hotel te slapen ter voorbereiding op een trainingskamp in Spanje, maar kwamen van een koude kermis thuis. “Op de Rucphense hei moesten de renners 2 dagen afzien. In januari is het koud en dat is onprettig voor een renner met 6 procent lichaamsvet.” De sporters moesten voor elkaar door het vuur, een leerzame sessie blijkt achteraf.

“Talenten worden vaak bij elkaar in een sportteam gestopt. Maar dat wil niet zeggen dat het vrienden zijn.” Maar als er geen onderlinge band wordt gesmeed kan dit ten koste gaan van de prestaties, het verschil tussen winnen en verliezen. “Je moet elkaar willen dekken, voor elkaar willen werken”, zegt Rietjens. "Die mentaliteit kweken, daar is Defensie heel goed in. Topsport zou daar echt meer gebruik van moeten maken.”

x

Slot jubileumjaar

Het symposium ‘Grensverleggen… is logisch’ vormde het officiële einde van het 200-jarig jubileum van de Koninklijke Landmacht. Naast de verhalen van enkele grensverleggers presenteerden diverse bedrijven technologische hoogstandjes die het werken in extreme omstandigheden makkelijker maken. Ook vertelden wetenschappers over onderzoeken naar de mentale veerkracht van militairen, de inzet van robots en de grenzen van het lichaam. Luitenant-generaal Mart de Kruif overhandigde ’s middags een cheque van 19.900 euro aan het Jeugdsportfonds. Van dit geld kunnen 80 kinderen, van wie de ouders niet genoeg geld hebben, lid worden van een sportclub. (Foto: SM Maartje Roos)

Symposium gemist, klik hier voor de videoverhalen van de 'grensverleggers'.