Tekst tlnt Johanna van Waardenberg
Foto sgt-1 Eva Klijn
Nederlanders belangrijke schakels in NAVO-vredesmissie
Dit artikel hoort bij: Landmacht 05
Tekst tlnt Johanna van Waardenberg
Foto sgt-1 Eva Klijn
Nederlanders belangrijke schakels in NAVO-vredesmissie
In 1974 kreeg Kosovo de status van autonoom gebied binnen de deelrepubliek Servië. De bevolking was verdeeld in Albanese Kosovaren (de meerderheid) en Serviërs (de minderheid). President Milosevic ontnam Kosovo in 1989 de autonome status. Vervolgens verloren de Albanezen de rechten die hun eigen taal en cultuur zouden garanderen. In de jaren negentig ontstond mede hierdoor een gewapende strijd in Kosovo, die ook de buurlanden in een oorlog dreigde te betrekken. In februari 1999 werd een bemiddelingspoging tussen de Serviërs en de Albanese Kosovaren gedaan. Die had echter geen succes omdat de Serviërs het akkoord niet wilden tekenen. Hierop werden er, met toestemming van de Noord-Atlantische Raad, vanaf 24 maart 1999 luchtaanvallen uitgevoerd op de Federale Republiek Joegoslavië. Deze luchtaanvallen moesten een einde maken aan de acties en zuiveringen die het Joegoslavische leger, politie-eenheden en milities uitvoerden in Kosovo. Ze waren vooral gericht op luchtverdedigingssystemen, verbindingscentra en aanvoerlijnen van het Joegoslavische leger. Op 9 juni 1999 ging Belgrado akkoord met een staakt-het-vuren; operatie Allied Force werd in juni beëindigd.
Op 10 juni 1999 besloot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tot een civiele en militaire operatie in Kosovo. De VN zou verantwoordelijk zijn voor de humanitaire hulpverlening, de wederopbouw, het interim-bestuur en de opbouw van een nieuw overheidsapparaat. Het militaire gedeelte van de operatie werd uitgevoerd door de door de NAVO geleide vredesmacht Kosovo Force (KFOR). In het begin bestond KFOR uit 50.000 militairen. Dat aantal werd in de loop der tijd teruggebracht.
De afgelopen 15 jaar is de situatie in Kosovo sterk verbeterd en de NAVO-taken zijn daardoor verschoven. Eerst waren de militairen verantwoordelijk voor veiligheid en stabiliteit. Nu is het vooral monitoren en adviseren van de lokale autoriteiten en pas als derde partij ingrijpen, na de Kosovaarse politie en internationale politie (EULEX). KFOR is daarnaast een onpartijdige partner voor alle partijen betrokken bij het oude conflict. Inmiddels zitten er nog maar 2 landmachters in Kosovo.
“Ik werk in Pristina op het hoofdkwartier van KFOR bij de Headquarters Support Group op de afdeling Transcoy. Als commandant van het wagenpark leid ik een team van KFOR-leden en locals. Ik ben verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van bijna 200 wagens. Iedereen van de KFOR-missie kan bij ons een auto en chauffeur aanvragen. Transcoy heeft een eigen onderhoudgarage, tankstation en wasstraat. Naast het beheer van deze afdelingen geef ik offroad rijlessen. Kosovo kent veel gebieden met slechte of zelfs ontbrekende wegen. Het is handig dat chauffeurs weten hoe ze in dit terrein moeten rijden. Dit is mijn eerste uitzending. Ik vind het een bijzondere ervaring. De verschillende nationaliteiten op de werkvloer maken het leuk. Van mijn Italiaanse KFOR-collega heb ik bijvoorbeeld een cursus handgebaren gekregen. Zoals de meeste Italianen maakt hij bij ieder gesprek veel gebruik van zijn handen. Ik weet nu precies wat hij bedoelt. Het is belangrijk om interesse te tonen in mensen en het maakt samenwerken een stuk prettiger. Vooral omdat je er samen het beste van moet maken. Ook met mijn Kosovaarse werknemers heb ik een goede band. Ik heb vaak gesprekken over de geschiedenis, de cultuur en de huidige situatie.”
“Ik ben als resource manager werkzaam bij de Joint Logistic Support Group (JLSG). Deze eenheid verleent logistieke steun aan de troepen van KFOR als landen zelf niet de benodigde logistieke middelen hebben. JLSG doet dat deels met eigen middelen en deels met civiele leveranciers. Ik ben verantwoordelijk voor het afsluiten van contracten en het monitoren en rapporteren van bevoorradingen. Daarnaast houd ik contact met onze dienstverleners. De NAVO maakt in missiegebieden steeds vaker gebruik van lokale voorzieningen en civiele partners. Dat scheelt niet alleen in de kosten, maar is ook een economische boost voor het land. In Kosovo doen wij zaken met het bedrijf EX Fis, dat brandstof levert. EX Fis heeft een eigen laboratorium, waar het onze brandstof nauwkeurig test. Dit is mijn tweede missie in Kosovo. Bijna 15 jaar geleden liep ik hier ook rond, toen als civil military cooperation - officier. De mensen hadden te maken met slechte infrastructuur en weinig tot geen nutsvoorzieningen. Daarnaast waren er veel daklozen en vluchtelingen. In 1999 was de situatie duidelijk slechter. Hoewel er nog geen totale stabiliteit heerst, zitten we nu op de goede weg.”
Nederland heeft 11 militairen in Kosovo. De 2 landmachters en 9 marechaussees zijn onderdeel van de EU-politiemacht EULEX en KFOR. De KMar-collega’s van EULEX zijn verantwoordelijk voor grensbewaking en gevangentransport. Ook lopen ze geregeld patrouilles in het noorden van Kosovo. De dreiging is daar iets hoger, omdat er georganiseerde misdaad actief is. Hoewel de lokale autoriteiten steeds meer zelfstandigheid krijgen, kijken internationale vertegenwoordigers nog steeds over de schouders van de Kosovaren mee. Kosovo is als achtertuin van het Schengengebied voor criminelen een potentiële springplank om Europa binnen te komen.