Hoe handel je als marechaussee in het heetst van de strijd? In deze rubriek vertellen collega’s over een bijzonder moment dat ze hebben meegemaakt. Een moment waarbij het er echt op aankomt.
Het is juli 1999 als 2.000 Nederlandse militairen op uitzending gaan naar Kosovo. Toenmalig marechaussee-1 Jasper is één van de 20 collega’s die er Militaire Politietaken moeten uitvoeren. Althans, dat denken ze. In het door oorlog geteisterde gebied gaat die opdracht gauw overboord. Er is geen lokale politie, dus de marechaussees moeten met hun Duitse collega’s die taak overnemen. “We kregen te maken met verkrachtingen, gijzelingen en hielpen bij voedseluitgiftes. En wat me altijd is bijgebleven; we ontdekten een massagraf met honderden lichamen”, zegt de nu 47-jarige Jasper, luitenant-1.
Je maakte deel uit van Kosovo Force 1 (KFOR-1). Hoe was de situatie daar?
“Wij zaten in Prizren, de op één na grootste stad in Kosovo. Servische troepen waren weg en gevluchte Albanezen keerden terug. Die waren ernstig getraumatiseerd. De jaren ervoor sloegen zij op de vlucht voor plunderingen, verkrachtingen en moordpartijen door de Serviërs. Dorpen waren vernietigd. Er was niet overal stromend water, men was nauwelijks zelfvoorzienend qua voedsel. Mensen waren afhankelijk en hadden wraakgevoelens. Het was een cocktail van ellende.”
‘Het was een cocktail van ellende’
Daar kom je dan terecht als 22-jarige…
“Ja, dat was een schok. De eerste 1,5 maand sliepen we in puptentjes. Er was een handvol dixi’s, mobiele toiletten, voor honderden militairen. Collega’s werden ziek, omdat het niet hygiënisch was. Het was survivallen. Pas weken later kwamen boogtenten en werden de faciliteiten beter.”
Wat moesten jullie doen?
“We waren opgeleid voor klassieke MP-taken, zoals het begeleiden van militaire colonnes. Maar al na een week veranderde dat. De NAVO-top wilde ons en de Feldjäger inzetten als lokale politie, omdat die er niet meer was. Er ontstond een machtsvacuüm nadat de Serviërs weg waren en nu moesten wij de orde handhaven. En dat in een oorlogsgebied waar je de taal niet kent, de cultuur niet begrijpt en niet voor die taak hebt getraind.”
‘Iedereen dacht: ‘dit zou weleens verkeerd kunnen aflopen''
Wat hield dat precies in?
“Elke dag werden huizen in brand gestoken en geplunderd. Terugkerende Kosovaren wilden wraak en wij moesten dat voorkomen. Ook moesten we milities ontwapenen. Dat waren geen pannenkoeken. Die mannen waren gehard door de oorlog en werden gezien als vrijheidsstrijders. We kregen een lijst met namen van mensen die we moesten ontwapenen. Dat deden we onder meer door huizen binnen te vallen. Zenuwslopend was dat. Die mannen hadden flinke wapenarsenalen. Er waren genoeg mensen die niet zomaar hun wapens wilden inleveren. Een keer moesten we een vermeende oorlogsmisdadiger aanhouden op de vierde verdieping van een appartementencomplex. We wisten dat hij extreem gevaarlijk kon zijn. Iedereen dacht: ‘dit zou weleens verkeerd kunnen aflopen’. Stonden we daar met een hartslag van 160. Nadat die man was opgepakt, kon ik niet meer de trap af. Mijn benen waren verzuurd door de spanning.”
‘De uitzending was een aaneenschakeling van heftige momenten’
‘We zagen mogelijke resten van lichamen’
Wat is je het meest bijgebleven uit die periode?
“Die uitzending was een aaneenschakeling van heftige momenten. Dag in dag uit, deden we dingen die ik nooit meer zou meemaken. Kort nadat we in Prizren werkten, zocht de Explosieven Opruimingsdienst een locatie om munitie en explosieven te laten springen. Ze vonden een vreemde plek en riepen ons op. Er lagen grote bulten zand en grind. Het leek wel een bouwdepot. Ook lagen er grote hoeveelheden afgeschoten munitie en resten van lichamen. Wat me bijbleef, is een stuk been in een broek met een laarsje van een kind. Zij zal een jaar of 7 zijn geweest. We groeven haar een beetje uit, zetten het gebied af en maakten er melding van.
Een identificatieteam van de Verenigde Naties ontdekte dat een grote groep mensen uit een dorpje was weggevoerd, hierheen was gebracht en vermoord. In een gat zijn lichamen en explosieven gegooid. De Serviërs lieten de boel ontploffen om zoveel mogelijk sporen uit te wissen.”
Hoe keek je daar toen als 22-jarige naar?
“Onderzoekers in witte pakken waren er een maand bezig. We zagen veel van dit soort plekken. Ik voelde onmacht: je kon er niets aan doen.”
En later?
“Eenmaal thuis praatten we eigenlijk niet over wat ik meemaakte. Destijds leefde bij Defensie richting het thuisfront sterk het credo om er maar niet naar te vragen. Mijn thuisfront was daar trouw aan. Hoewel niemand ernaar vroeg, wilde ik het eigenlijk uitschreeuwen. Maar ik ben geen aandachtjunk, zo voelde dat, dus vertelde ik er niet over.”
“5 jaar later, toen ik terugkwam van een uitzending in Irak, ging het mis. Daar stond ik steeds aan, net als in Kosovo. Ik kreeg last van herbelevingen. Het beeld van dat meisje onder dat grind kwam terug in mijn hoofd en ging niet meer weg. Ik was steeds gespannen en moe, maar kon amper slapen. Ik was thuis niet meer leuk en was ook geen leuke collega. Tijdens een grenscontrole op de motor viel ik eens in slaap op de vluchtstrook. Klots, lag ik ineens op de grond. Toen ging ik de ziektewet in.”
‘Die man heeft mijn leven gered’
“Vlot daarna nam een humanistisch raadsman contact met me op. Wekelijks voerden we gesprekken. Hij is ook in dat gebied geweest, dus hij wist hoe het daar was. Hij kon bevestigen dat ik niet gek was. Dat ik niet allerlei dingen verzon. Ik ging namelijk steeds meer twijfelen aan de waarheid. Het beeld van het meisje in dat massagraf verdween niet, maar ik heb er door die gesprekken een andere lading aan gegeven. Een lelijke gedachte kon ik omzetten naar een mooi beeld van haar.
Die raadsman heeft mijn leven gered. En mijn gezin. Gerard heet hij. Gerard Snels. Een jaar geleden wilde ik hem opzoeken, maar hij was overleden. Ik hoop dat Gerard weet… Nou ja, Gerard, als je meeluistert, je hebt mijn leven gered. Bedankt!”
Reünie na 25 jaar
“Na Kosovo ging iedereen zijn eigen kant op. Pas vorige maand, 25 jaar na die uitzending, was onze eerste reünie”, zegt Jasper. “We deelden verhalen en toen zag ik dat de uitzending van KFOR-1 bij iedereen van ons Marechausseepeloton een flinke kras heeft achtergelaten. Het was fijn om iedereen te zien. Tijdens die reünie kregen we een coin als herinnering aan die uitzending. Dat is een mooi gebaar, want niet iedereen is onverdeeld positief over de waardering die we na die uitzending kregen. De herinneringen zullen altijd blijven. Ik hoop dat alle collega’s op den duur de rust krijgen om hun herinneringen een goede plek te geven.”
Wil je na het lezen van dit verhaal iets lezen over mentale veerkracht of wil je met iemand praten? Check dan dit artikel dat eerder in KMarMagazine is verschenen.
Ben of ken jij een collega die iets bijzonders heeft meegemaakt tijdens de dienst? Een moment waarbij ‘het erop aankwam’? Laat het ons weten via kmarmagazine@mindef.nl.