02

Dit artikel hoort bij: KMarMagazine 08

Wat vrijheid voor hen betekent

2 generaties veteranen aan het woord

Dit jaar herdenkt Nederland dat er 75 jaar geleden een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Dat we als land 75 jaar in vrijheid leven. Maar vrijheid is er in veel verschillende vormen. Iedereen beleeft het op zijn of haar eigen manier, daarin gesterkt door wat ze hebben meegemaakt. KMarMagazine sprak Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger-veteraan adjudant b.d. Bol Kerrebijn (93) en kapitein Maaike Das (30), plaatsvervangend brigadecommandant Oostgrens-Noord en vroeg ze wat vrijheid voor hen betekent. 

20200921CMS0005
Kapitein Maaike Das. (Foto: sergeant Cristian Schrik)

‘Dat ik mezelf mag zijn, geeft mij een gevoel van vrijheid’

“In 2019 ben ik op uitzending geweest naar Afghanistan voor de missie Resolute Support. De missie heeft als doel het verder opbouwen van leger en politie, zodat die op langere termijn zelf de veiligheid kunnen handhaven in het land. Ik was commandant van het artikel 4-detachement. Ik ben niet veel buiten de poort geweest, maar heb wel ervaren dat de Afghanen niet in vrijheid leven, niet kunnen zijn wie ze willen zijn. Dat ze niet zelf keuzes kunnen maken en op moeten passen met wat ze zeggen, omdat ze om het minste en geringste doodgeschoten kunnen worden. Ongelooflijk en verdrietig.

Zo sprak ik bijvoorbeeld met een Afghaanse vrouw die directrice is van een politieacademie in Kabul. Ze vertelde mij dat haar buren niet weten dat ze die baan heeft. Een vrouw die werkt, en dan ook nog zo’n functie. Haar man was al vermoord, omdat hij bij de politie werkte. Dat je niet de vrijheid hebt om te vertellen wat voor werk je doet. Dat is lastig voor te stellen en moeilijk te begrijpen. De sociale klasse waarin je daar wordt geboren, bepaalt grotendeels of je je verder kunt ontwikkelen of niet. Dat is gelukkig een ver-van-mijn-bed-show. Voor mij is geen leven uitgestippeld, ik mag dat zelf doen, zelf keuzes maken.

‘Voor mij is geen leven uitgestippeld, ik mag dat zelf doen’

Ik voel mij bevoorrecht dat ik zelf een studie mocht kiezen. Ik kan gaan en staan waar ik wil en heb mezelf kunnen ontwikkelen. Zelf kunnen besluiten om bij de Koninklijke Marechaussee te gaan werken, omdat het avontuurlijke, het op uitzending kunnen gaan en de politionele aspect mij aanspraken. Verder heb ik een prachtige vriendin. Ik mag zelf kiezen met wie ik een relatie aan ga. In Afghanistan is uithuwelijking nog steeds normaal. Dat ik mezelf mag zijn, geeft mij een gevoel van vrijheid. Zo ben ik gek op CrossFit. Vroeger werd krachtsport als mannensport aangemerkt, maar tegenwoordig is het heel normaal dat ook vrouwen dit beoefenen.

In Nederland lever ik als lid van het managementteam van onze brigade een bijdrage aan vrijheid door de collega’s de ruimte en het vertrouwen te geven om zichzelf en hun talenten verder te ontwikkelen. Onze taak is ervoor te zorgen dat ze alles hebben om hun werk goed uit te kunnen voeren in een veilige werkomgeving. En in Afghanistan wilden we zo laagdrempelig mogelijk zijn voor de Nederlandse militairen, om zo een vertrouwensband op te bouwen. Een heel verschil met hoe het er buiten de muren van ons kamp aan toeging. Eigenlijk sta ik er te weinig bij stil hoe bijzonder het is dat wij in Nederland in vrijheid leven.” 

Adjudant b.d. Bol Kerrebijn. (Foto: ANP)

'In het buitenland merk je pas hoe goed we het in Nederland hebben'

“Als 19-jarige Indische jongen kwam ik in 1946 in dienst van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Ik besloot bij het leger te gaan, omdat ik op zoek was naar wapens om mij te kunnen verdedigen tegen de Indonesiërs. Zij streden na de Japanse capitulatie in 1945 voor onafhankelijkheid. Zij hadden het gemunt op ons niet-inlanders en gebruikten veel geweld. Eenmaal bij het KNIL koos ik voor het Korps Militaire Politie, omdat ze op Bali actief waren. Daar werd de strijd gevoerd, daar wilde ik als korporaal-1 heen. Op het moment dat Nederland de bevrijding vierde, vielen wij van de ene ellende in de andere ellende. Het bevrijdingsfeest zegt mij dus niets.

Voordat ik bij het KNIL in dienst ging, ondervond ik aan den lijve hoe het is om totaal geen vrijheid te hebben. Ik heb na de Japanse capitulatie als 17-jarige jongen enkele weken opgesloten gezeten in een cel. In de gevangenis veranderde alles, alle beschaving verdween. Op bepaalde momenten gingen alle cellen open en kregen we als gevangenen 5 minuten tijd om naar een waterput te lopen. Niemand bekommerde zich om een ander. Er was totaal geen respect, het fatsoen van de mens verdween. Dan zie je dat als het gezag wegvalt, er van alles kan gebeuren. Het was ieder voor zich. Er ontstond een drang naar vrijheid. Je deed alles om te overleven.

‘In de gevangenis veranderde alles, alle beschaving verdween’

Als jonge Indische jongen kende ik ook weinig vrijheid. Ik ben niet in een gezinssituatie opgegroeid. Mijn vader overleed namelijk toen ik 6 jaar was. Ik werd opgevoegd in een Jongenshuis, een internaat. In dat ‘gesticht’ kreeg ik een harde opvoeding. Aan het begin van de bezetting namen de Japanners het gebouw in en kwam ik met mijn moeder en de rest van het gezin in een sanatorium in de buurt van Buitenzorg (het huidige Bogor, red.) terecht. Als 15-jarige jongen richtte ik mij daar op het jagen op zwijnen. Dagelijks alleen met de honden op pad. Soms liep ik wel 50 kilometer op een dag. Ik was een echt buitenmens, genoot van de vrijheid die ik had.

Toen ik in dienst zat, werd mijn wereld steeds groter. Met de 3e compagnie van het 5e bataljon Korps Militaire Politie / Koninklijke Marechaussee werkte ik in 1948 op Oost-Java. We bewaakten objecten, transporteerden Japanse krijgsgevangenen naar de rechtbank en hielden de militairen in het gareel. Ik heb een mooie diensttijd gehad. In 1950 vertrok ik naar Nederland en werkte tot 1983 bij de landmacht. Ik heb nog meerdere keren in het buitenland gediend: Nieuw-Guinea, Suriname en Duitsland. En als je dan in het buitenland bent of je hoort vandaag de dag wat daar gebeurt, merk je pas hoe goed we het eigenlijk in ons mooie vrije Nederland hebben. Houd dat zo.”

Tekst: Robert den Hartog | Foto’s: ANP en sergeant Cristian Schrik